31 839 Jeugdzorg

Nr. 495 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 november 2015

Met deze brief bericht ik u, mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie, over de toekomst van de ouderbijdrage en de borging van de Centra Seksueel Geweld (CSG’s).

Toekomst ouderbijdrage

Ik heb u naar aanleiding van een verzoek daartoe van mevrouw Ypma (PvdA), toegezegd dat er onderzoek zal worden verricht naar de uitvoeringspraktijk van de ouderbijdrage.

In de brief van 5 oktober 2015 (Kamerstuk 31 839, nr. 487) heb ik u geïnformeerd over de uitkomsten van dit onderzoek. Daarbij heb ik aangegeven dat het rapport voor mij aanleiding is om de ouderbijdrage in overleg met de VNG nader te bezien en dat ik u hierover een nader voorstel zal sturen. Het voorstel, dat ik u hierbij doe toekomen, is om de ouderbijdrage jeugd per 2016 te schrappen.

Overleg VNG

Op 15 oktober 2015 is een bestuurlijk overleg gevoerd met de VNG. De VNG heeft daarin aangegeven dat zij zich herkent in de bevindingen van het rapport over de uitvoeringspraktijk van de ouderbijdrage. De VNG heeft verder aangegeven dat circa 300 gemeenten meewerken aan de inning van de ouderbijdrage en dat circa 100 gemeenten de inning van de ouderbijdrage geheel of gedeeltelijk hebben opgeschort in afwachting van de uitkomsten van het onderzoek. De VNG kan zich vinden in afschaffing. Voorwaarde voor de VNG is dat gemeenten structureel gecompenseerd worden voor de uitname van het bedrag van € 26,6 miljoen uit het macrobudget aangezien het hier een wettelijke taak betreft. Om diezelfde reden is compensatie dit jaar niet opportuun.

Onderzoek ouderbijdrage nader bezien

Uit het onderzoek naar de uitvoeringspraktijk van de ouderbijdrage bleek dat:

  • 1. Het besparingsmotief is sterk afhankelijk van de individuele situatie. Lang niet alle ouders besparen als hun kind jeugdhulp met verblijf ontvangt.

  • 2. De administratieve lasten voor de inning van de ouderbijdrage voor de daghulp zijn relatief hoog ten opzichte van de opbrengsten.

  • 3. Het is aannemelijk dat de ouderbijdrage drempels opwerpt voor jeugdhulp. Ik vind het belangrijk dat er geen drempels voor jongeren en kinderen zijn als het gaat om de toegang tot jeugdhulp.

Ik heb besloten op basis van de uitkomsten van het onderzoek om de ouderbijdrage voor jeugdhulp met verblijf per 1 januari 2016 af te schaffen.

Ik ga gemeenten compenseren voor het bedrag van 26,6 miljoen dat uit het macrobudget is gehaald. Financiële middelen zijn gevonden door een ramingsbijstelling van Wlz-uitgaven en herschikking van middelen op de jeugdbegroting.

Voor afschaffing van de ouderbijdrage is een wetswijziging vereist. Daarvoor zal ik zo spoedig mogelijk met een wetsvoorstel komen, waarin de ouderbijdrage – met terugwerkende kracht per 1 januari 2016 – wordt geschrapt uit de Jeugdwet.

Ook zal ik een traject starten om de afwikkeling van de uitvoering van de ouderbijdrage zorgvuldig te laten verlopen.

Borging CSG’s

In het Algemeen Overleg (AO) over zedendelicten en seksuele weerbaarheid/misbruik van 24 september jongstleden is toegezegd om uw Kamer voor de behandeling van de begroting van VWS te informeren over de borging van de Centra Seksueel Geweld (CSG’s).

Slachtoffers van seksueel geweld verdienen snelle, passende en goede opvang en hulp. Ons uitgangspunt daarbij is dat de aanpak van seksueel geweld ingebed moet zijn in het beleid van gemeenten. Op deze manier wordt het immers mogelijk om over de gehele linie het probleem integraal aan te pakken, van preventie (bijvoorbeeld op scholen en in het kader van de Wet Publieke Gezondheid) tot opvang en hulp. Ook biedt dit de mogelijkheid voor samenwerking met de politie en het Openbaar Ministerie (OM), bijvoorbeeld waar het gaat om het doen van aangifte, het veilig stellen van forensisch bewijsmateriaal en het aanpakken van de plegers. Ten slotte kan samenhang aangebracht worden met de bredere (multidisciplinaire) aanpak van geweld in huiselijke kring, inclusief kindermishandeling (bijvoorbeeld met Veilig Thuis). Het gaat immers in veel gevallen om plegers die een bekende zijn van het slachtoffer1.

Het aanbod van de CSG’s vormt binnen de integrale aanpak van seksueel geweld een belangrijk aandeel. Het gaat om een multidisciplinaire aanpak voor slachtoffers van acuut seksueel geweld, ongeacht leeftijd. Forensisch onderzoek, medische zorg en psychosociale ondersteuning worden gecoördineerd ingezet. Wij willen hier onze waardering uitspreken voor de inzet van al die professionals die de CSG’s hebben opgezet. Zij hebben een aanbod ontwikkeld, met een kwaliteitskader, dat aansluit bij de leefwereld van deze slachtoffers. Onze inzet is er dan ook op gericht dit aanbod verder te borgen.

Tot eind december 2015 financiert het Fonds Slachtofferhulp de kosten van de coördinatie van de bij het aanbod van de CSG’s betrokken partijen2. Door het wegvallen van deze financiering ontstaat een knelpunt, omdat er nog geen landelijk dekkende infrastructuur is gerealiseerd. Er is hier sprake van een overbruggingsprobleem. De Minister van VenJ en ik zijn bereid om dit op te lossen door voor 2016 en 2017 extra middelen ter beschikking te stellen. Op korte termijn maken we met de VNG en de gemeenten afspraken hoe deze middelen het beste kunnen worden ingezet voor de borging van het aanbod van de CSG’s.

Hiermee verwachten we dat we langs deze weg tegemoet komen aan de wens van de Tweede Kamer om voor deze borging een oplossing te zoeken.

In de komende voortgangsrapportage geweld in afhankelijkheidsrelaties, die naar verwachting in december van dit jaar naar uw Kamer wordt gezonden, informeren wij u over de stand van zaken.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn


X Noot
1

Bron: Feiten en cijfers seksueel geweld, Movisie, 7 februari 2013; Nieuwsbericht Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen, 20 augustus 2015

X Noot
2

De overige financiering van het aanbod van de CSG’s komt uit de reguliere financieringsstromen, bijvoorbeeld als het gaat om medische zorg (via het ziekenhuis of via de GGD) of kosten van het forensisch medische onderzoek voor de opsporing en vervolging. Omdat binnen de kwaliteitscriteria van de CSG’s de casemanager (inclusief het zogenaamde «watchful waiting», om te beoordelen of het slachtoffer binnen vier weken al dan niet een trauma ontwikkelt) wordt beschouwd als een vorm van psychosociale hulp, ligt het voor de hand dat deze kosten in de vorm van maatschappelijk werk door de gemeenten worden gefinancierd.

Naar boven