31 839 Jeugdzorg

Nr. 453 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 29 januari 2015

De vaste commissie voor Koninkrijksrelaties heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de brief van 20 november 2014 over aanbieding Eerste Aanzet actieplan Kinderrechten in het Koninkrijk (Kamerstuk 31 839, nr. 425).

De vragen en opmerkingen zijn op 16 december 2014 aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voorgelegd. Bij brief van 28 januari 2015 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Recourt

Adjunct-griffier van de commissie, Hendrickx

I VRAGEN EN OPMERKINGEN VANUIT DE FRACTIES

Inhoudsopgave

1.

Inleiding

2

2.

Plan van Aanpak

2

3.

Taskforce

5

4.

Financiën

5

5.

BES-eilanden

6

6.

Rapportage

6

1. Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben kennis genomen van de eerste aanzet van het Plan van Aanpak Kinderrechten. De leden willen voorafgaand duidelijk een onderscheid maken tussen enerzijds Aruba, Sint-Maarten en Curaçao, en anderzijds de drie BES-eilanden. Nederland heeft immers met de BES-eilanden een hele andere relatie dan met de andere drie eilanden. Aruba, Sint-Maarten en Curaçao zijn onafhankelijke landen met hun eigen verantwoordelijkheden op het gebied van kinderrechten. Dat wordt weleens vergeten, zo merken deze leden op.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennis geno-men van het Plan van Aanpak Kinderrechten Eerste Aanzet. Zij constateren dat met de nu voorliggende Eerste Aanzet een nieuwe stap wordt gezet in een traject dat voor velen begonnen is in mei 2013, toen UNICEF haar rapporten over de leefsituatie van kinderen op de zes Caribische eilanden presenteerde. De leden zijn verheugd met alle acties die sindsdien zijn genomen en zien dit Plan van Aanpak als een goede stap naar (verdere) verbetering van de leefsituatie van kinderen. Zij hebben echter wel nog een aantal vragen aan de regering.

Voor de leden van de D66-fractie staat het voorop dat waar dan ook in het Koninkrijk de kinderen beschermd moeten worden en dat hen de kansen moeten worden gegeven die ze verdienen. Het Unicef rapport Koninkrijkskinderen heeft laten zien dat er gerede redenen zijn om ons ergens zorgen te maken over de rechten van kinderen op de Caribische eilanden. De voorgenoemde leden menen dat het van groot belang is dat de kinderrechten van álle kinderen in het Koninkrijk gewaarborgd worden en dat zij de kans krijgen op een goede levenskwaliteit en toekomstperspectief. De leden van de D66-fractie zijn dan ook van mening dat het van groot belang is dat er nu een gezamenlijk interlandelijke Taskforce Kinderrechten is opgesteld. Zij hebben hierover wel nog vragen.

2. Plan van Aanpak

Algemeen

De leden van de PvdA-fractie zijn verheugd te lezen dat de vier landen nu gezamenlijk tot eerste contouren en speerpunten zijn gekomen. Tegelijkertijd kan de hier centraal staande problematiek volgens de aan het woord zijnde leden niet snel genoeg worden verbeterd. In de sinds de presentatie van de UNICEF-rapporten verstreken tijd van anderhalf jaar is veel gebeurd, wat de komende maanden en jaren tot concrete verbeteringen moet leiden. Deze leden zijn daarom zeer benieuwd naar een concreet tijdpad, waarin wordt aangegeven op welke momenten welke acties voorzien zijn en welke verantwoordelijkheid de afzonderlijke landen in dit proces hebben.

Naar het oordeel van de leden van de PvdA-fractie zijn de in het Plan van Aanpak genoemde thema’s een adequate vertaling van de problemen die eerder, onder andere door UNICEF, zijn beschreven. Tegelijkertijd zijn de aan het woord zijnde leden – met de taskforce – van mening dat het plan nog meer concretisering en uitwerking behoeft. De grootste waarde van dit plan zien deze leden in het proces van gezamenlijkheid, waarbij landen tot een voor alle eilanden werkbare aanpak komen. De leden van de PvdA-fractie lezen in het plan van aanpak helaas nog niets over de concrete plannen per eiland die naar het idee van deze leden reeds in concept gereed zouden zijn voor 20 november jongstleden. Zij spreken de hoop uit dat deze plannen wel ruim voor de Koninkrijksconferentie in 2015 gereed zullen zijn en vragen de regering of dit inderdaad haalbaar is. Uiteindelijk is het naar het oordeel van deze leden van groot belang dat per eiland bekeken wordt welke concrete acties moeten worden ondernomen om de leefsituatie van kinderen te verbeteren.

Uitgangspunten

De leden van de PvdA-fractie lezen in het hoofdstuk Gezin Centraal dat de eilanden moeten gaan werken volgens het principe van «één gezin, één plan, één regisseur». Er wordt echter niet concreet vermeld wie die ene regisseur zou moeten zijn. De aan het woord zijnde leden vragen de regering daarom dit nader toe te lichten.

De leden van de D66-fractie vragen zich af of de aanpak waarbij het gezin centraal staat goed aansluit op de werkelijkheid waarbij veel gezinnen geen standaard gezinssamenstelling kennen. Op welke manier gaat de Minister met die bijzondere situaties rekening houden, zo vragen deze leden.

Rol van de vader

Het is de leden van de VVD-fractie opgevallen dat in het Plan van Aanpak staat dat vaders vaak geen rol spelen in de opvoeding. Deze leden realiseren zich dat er sprake is van een probleem dat niet zomaar is op te lossen, maar dat wel grote consequenties heeft voor de positie van kinderen. De leden horen graag hoe de Minister en de taskforce denken dit te gaan aanpakken door middel van een visie.

De leden van de PvdA-fractie delen volledig de mening van de taskforce dat bekend moet zijn wie de vader van een kind is. Ook zijn zij bekend met het wetsvoorstel SEDA dat momenteel aan de orde is op Curaçao. Is het in Aruba en op Sint Maarten reeds verplicht om de vader van een kind te registreren zo vragen de aan het woord zijnde leden zich af. Zo nee, dan vragen deze leden of de regering bereid is met deze landen in gesprek te gaan om alsnog tot een spoedige verplichte registratie van vaders in deze landen te komen.

Geweldsbestrijding

In het hoofdstuk over Geweld tegen kinderen lezen de leden van de PvdA-fractie een ondubbelzinnige afwijzing van elke vorm van geweld tegen kinderen, inclusief de zogenaamde pedagogische tik. Het verheugt de aan het woord zijnde leden dit te lezen. Deze leden zijn, gezien het belang dat zij hieraan hechten, zeer benieuwd hoe en binnen welke termijn de aanbevelingen die de taskforce op dit onderwerp doet, worden uitgevoerd. Ook horen deze leden graag van de regering hoe gezorgd wordt dat dit principe (geen geweld, ook niet in minste vorm) ook gedeeld en gevoeld wordt in de samenleving, met name door ouders, leerkrachten en anderen om een kind heen.

De leden van de D66-fractie vinden het belangrijk dat elk kind kan opgroeien zonder dat het te maken heeft met enige vorm van geweld tegen hem. Kan de Minister ingaan op de vraag of de aanpak centraal genoeg georganiseerd zal worden, waarbij duidelijk is wie er verantwoordelijk zijn voor het signaleren van geweld tegen kinderen, het ontwikkelen van een plan van aanpak en de uitvoering hiervan.

De leden van de D66-fractie vinden het ook belangrijk dat kinderen door de wetgeving goed beschermd worden. De genoemde leden vragen aan de Minister hoe het streven naar het civiel- of strafrechtelijk sanctioneren van geweld tegen kinderen concreet wordt ingevuld en wat de criteria zijn om te toetsen of de samenleving zich genoeg heeft aangepast om dit in te voeren. De leden benadrukken het belang van eerlijke wetgeving en behandeling voor de wet van kinderen en vragen zich af of het aangepast kan worden dat 16- en 17-jarige kinderen als volwassenen behandeld worden in het strafrecht. Wat betreft de leden van de D66-fractie dienen kinderen als kinderen behandeld te worden voor de wet en moeten een kans en een tweede kans krijgen na gemaakte fouten.

De leden van de D66-fractie vragen op welke manier het safety net, in de vorm van voor- of naschoolse activiteiten waarin kinderen kunnen participeren, vormgegeven wordt en of hierbij de doelstelling alleen kan liggen op de ontwikkeling van het kind of dat het ook als doel kan hebben om verveling tegen te gaan. Daarnaast vragen zij zich af of er criteria worden gesteld aan de professionals en vrijwilligers die zich hierbij inzetten en of zij voldoende instructies en begeleiding krijgen wat betreft genoemde problemen zoals huiselijk geweld en juiste voeding.

Armoedebestrijding

De leden van de PvdA-fractie willen deze mogelijkheid nogmaals aangrijpen om te pleiten voor de bestrijding van armoede. Naar het oordeel van deze leden is armoede namelijk een belangrijke oorzaak van een (te) slechte leefsituatie voor kinderen. De aan het woord zijnde leden vragen de regering of zij dit oordeel deelt en op welke wijze zij zich inzet voor de bestrijding van armoede op de eilanden? In het verlengde hiervan vragen deze leden wat de regering en de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba op dit terrein reeds doen en kunnen doen, vooruitlopend op de definitieve vaststelling van de meerjarenplannen, waarin ook armoedebestrijding een prominente plek zal krijgen. Naar het oordeel van deze leden is dit namelijk een belangrijke opgave voor rijks- en lokale overheid.

Gezondheidszorg

Voor de leden van de D66-fractie staat het voorop dat kinderen de zorg krijgen die ze nodig hebben voor een goede fysieke en geestelijke ontwikkeling. Deze leden vragen daarom of er voldoende aandacht zal zijn voor de preventie en het bewustzijn met betrekking tot gezondheid. De voorgenoemde leden concluderen aan de hand van de rapporten van Unicef over kinderrechten dat er grote problemen zijn qua gezondheid van kinderen wat betreft goede voeding en vragen zich af of er in het onderwijs genoeg aandacht besteed wordt aan voorlichting en kansen worden aangegrepen voor initiatieven zoals maaltijden op scholen en in voor- en na-schoolse opvang.

De leden van de D66-fractie merken op dat er wat betreft seksuele gezondheid nog grote problemen zijn en dat seksuele aandoeningen en (ongewenste) (tiener)zwangerschappen nog veel te vaak voorkomen. De genoemde leden constateren dat dit geen prioriteit is van de taskforce en vragen of de problemen genoeg erkend worden en hoe de aanpak vormgegeven wordt. Wat betreft de leden van de D66-fractie is hier ook een belangrijke rol weggelegd voor de scholen waarbij seksuele voorlichting een verplicht vakonderdeel zou moeten zijn voor alle leerlingen. Deze leden vragen hoe de Minister daar tegen aan kijkt.

3. Taskforce

De leden van de VVD-fractie vinden het goed om te zien dat alle landen kinderrechten gezamenlijk willen aanpakken. De taskforce geeft aan dat zij willen stimuleren dat beleid daadwerkelijk omgezet wordt in verandering die leid tot concrete verbeteringen voor kinderen in het Koninkrijk. Kan de Minister aangeven hoe de Taskforce dit wil bereiken zonder inbreuk te doen aan de autonomie van alle landen?

Hoe gaat de Taskforce in de toekomst zijn ondersteunende rol invullen. Is het een permanente institutie geworden? Welke kosten zijn hieraan verbonden?

De leden van de PvdA-fractie zien graag dat de plannen worden besproken met vele individuen, organisaties en partijen die te maken hebben met de problematiek op de eilanden. Het is van groot belang dat mensen in de uitvoering de kans krijgen aan te geven hoe zij de bestaande problemen zouden oplossen. Daarom verzoeken de aan het woord zijnde leden de taskforce via de regering te praten met de verschillende geledingen om te komen tot een breed gedragen aanpak. Is de regering bereid dit verzoek aan de taskforce over te brengen?

De leden van de PvdA-fractie lezen dat de taskforce zichzelf ziet als een infrastructuur om op allerlei thema’s op het gebied van kinderrechten ervaringen en kennis te delen. De aan het woord zijnde leden zijn zeer benieuwd naar de wijze waarop men van plan is te organiseren dat kennis en ervaring wordt gedeeld. Juist in deze fase is er immers behoefte aan uitwisseling. Daarom horen deze leden graag binnen welke korte termijn de taskforce reeds deze functie kan vervullen. In dit kader informeren de aan het woord zijnde leden ook naar de mogelijkheid om de taskforce uit te breiden met (vertegenwoordigers van) verschillende belanghebbenden. Is de regering dit inderdaad van plan, zo vragen deze leden. Ook lezen de leden dat de taskforce, indien daaraan behoefte bestaat, bereid is een ondersteunende en stimulerende rol te blijven spelen bij het verbeteren van Kinderrechten in het Koninkrijk. Bestaat die behoefte bij de Nederlandse regering, zo vragen deze leden zich af en welke concrete rol ziet de Nederlandse regering in de komende jaren voor deze taskforce?

4. Financiën

De leden van de VVD-fractie hebben in het actieplan gelezen dat er heel veel goede initiatieven zijn opgestart, ook op het vlak van de problemen die in het UNICEF-rapport worden genoemd. In hoeverre hebben de financiële middelen en de expertise die daarbij tot nu toe zijn ingezet, effect gehad? Welke kosten zullen in de toekomst verbonden zijn aan het functioneren van de Taskforce?

De leden van de PvdA-fractie hebben zich dit najaar sterk gemaakt voor meer geld om de positie van kinderen in Caribisch Nederland te verbeteren. Uiteindelijk heeft de Kamer een amendement dat hiertoe diende aangenomen, waarmee voor een periode van drie jaar een bedrag van drie miljoen euro beschikbaar is gekomen. De aan het woord zijnde leden willen deze gelegenheid graag gebruiken om de regering te vragen op welke wijze zij deze middelen gaat besteden, op welke wijze een stevige rol voor UNICEF wordt vormgegeven, en op welke wijze dit geld wordt gekoppeld aan de plannen die voortvloeien uit deze eerste aanzet.

5. BES-eilanden

De leden van de VVD-fractie vragen de Minister of hij kan aangeven of er in dit plan ook nog invulling gegeven aan het centrum voor jeugd en gezin op de BES?

Ook het lokaal bestuur op de BES heeft op dit vlak uiteraard een heel duidelijke verantwoordelijkheid. Hoe pakt men dit samen op? Hoe staat het met de effecten van het beleid? Zijn de middelen goed ingezet en verantwoord? Het gaat daarbij zowel om inzet van expertise als om inzet van geld. Kunnen we zeggen dat deze middelen op de goede plek terecht zijn gekomen?

De leden van de PvdA-fractie informeren via deze weg ook naar het proces van de meerjarenplannen van de openbare lichamen. Deze leden zijn van mening dat het deel over de kinderrechten in de nieuwe meerjarenplannen uiterlijk in april 2015 gereed moeten zijn, zodat na de Koninkrijksconferentie snel begonnen kan worden met de uitvoering van de plannen.

De leden van de D66-fractie willen daarbij ook weten wat de gevolgen van de veranderingen in wetgeving wat betreft decentralisatie van de zorg en de nieuwe Jeugdwet die vanaf 1 januari ingaat zal betekenen voor de eilanden op Caribisch Nederland. Deze leden vragen zich af of als gevolg van de nieuwe Jeugdwet ook op de Nederlandse gemeente in Caribisch Nederland de Advies- en Meldpunten Kindermishandeling worden samengevoegd met de Steunpunten Huiselijk Geweld. Zo ja, wat hier de vermoedelijke gevolgen van zijn voor de herkenbaarheid en toegankelijkheid van de steunpunten specifiek gericht op preventie en aanpak van geweld tegen kinderen, zo vragen deze leden.

6. Rapportage

Het is de leden van de VVD-fractie opgevallen dat er in 2015 gerappor-teerd gaat worden als Koninkrijk in zijn geheel. De leden vinden de verschillen tussen de landen hiervoor op sommige punten echter te groot. Is het mogelijk dat er in deze rapportage aangegeven wordt hoe het er per land voorstaat?

II REACTIE VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Hartelijk dank voor uw reactie op, en vragen over, de eerste aanzet van het actieplan Kinderrechten zoals ik die op 20 november naar uw Kamer heb gestuurd. Ik onderschrijf uw notie dat met dit actieplan en de instelling van de interlandelijke Taskforce en de Taskforce voor Caribisch Nederland een goede stap is gezet naar (verdere) verbetering van de leefsituatie van kinderen in het Koninkrijk. Zoals de D66 fractie terecht opmerkt, is het van belang een onderscheid te maken tussen Curaçao, Sint Maarten en Aruba enerzijds en de Openbare Lichamen van Caribisch Nederland anderzijds. Doel van het actieplan is immers vast te leggen op welke thema’s en op welke wijze de Taskforce de samenwerking wil stimuleren tussen de landen in het Koninkrijk der Nederlanden om de kinderrechtensituatie te verbeteren. Die samenwerking doet geen afbreuk aan de eigen verantwoordelijkheid van de afzonderlijke landen in het Koninkrijk. Elk land moet immers zijn eigen plan trekken om de kinderrechtensituatie te verbeteren in zijn land. Die eigen plannen van de landen komen onder andere naar voren wanneer begin 2015 de landen naar aanleiding van de «list of issues» van de VN schriftelijk zullen rapporteren. Deze «list of issues» is in november 2014 opgesteld door het internationaal comité voor de kinderrechten over de werking van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind. In de rapportage van het Koninkrijk der Nederlanden zal dus (ook) specifieke informatie (waar gevraagd in de «list of issues») per land beschikbaar worden gesteld. In het geval van (Caribisch) Nederland betekent dit ondermeer dat de Taskforce kinderrechten en huiselijk geweld Caribisch Nederland die is ingesteld in juni 2014 tijdens de CN-week, zich over het afzonderlijke plan voor (Caribisch) Nederland zal buigen.

De D66 fractie vraagt om een concreet tijdpad. Middels de verdere uitwerking van de speerpunten, het samenbrengen van betrokken organisaties in de landen en de samenwerking die in en rondom de Taskforce op gang is gekomen, is er gestart met de uitvoering van het actieplan. Het tijdpad voor de komende maanden ziet er als volgt uit:

Februari 2015:

  • de Interlandelijke Taskforce kinderrechten werkt de eerste aanzet van het actieplan verder uit naar een definitief actieplan dat op de Koninkrijksconferentie in april 2015 gepresenteerd kan worden.

  • de concept beantwoording van de list of issues ten behoeve van de rapportage over de werking van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind is gereed.

Maart 2015:

  • Het concept actieplan CN (een van de prioritaire thema’s in het Meerjarenprogramma (MJP) CN) wordt in het proces MJP met de eilanden en interdepartementaal afgestemd.

  • De interlandelijke Taskforce kinderrechten incorporeert die elementen uit het actieplan CN die interlandelijke samenwerking behelzen.

April 2015:

  • Koninkrijksconferentie:

    • presentatie van de stand van zaken interlandelijke actieplan.

    • Nederland draagt het voorzitterschap van de interlandelijke Taskforce conform de conclusies van de Koninkrijksconferentie 2014 over aan een ander land in het Koninkrijk.

Mei 2015:

  • Conferentie over speerpunt Safety net/zinvolle vrijetijdsbesteding

Mei/Juni 2015:

  • mondelinge behandeling van de rapportage over de werking van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind in het Koninkrijk in Genève.

  • CN-week waarin besluitvorming plaatsvindt over de inhoud en uitvoering van het MJP.

Het verzoek van de PvdA-fractie om de verschillende (uitvoerende) geledingen te betrekken bij de totstandkoming van de plannen kinderrechten is overgebracht aan de leden van de Taskforce. Op verschillende eilanden vinden de komende maanden rondetafelgesprekken – vaak met ondersteuning van UNICEF – plaats met het maatschappelijk middenveld.

Gezin centraal

De leden van de D66-fractie vragen zich af of de aanpak waarbij het gezin centraal staat goed aansluit op de werkelijkheid waarbij veel gezinnen geen standaard gezinssamenstelling kennen. Overigens is ook in Europees Nederland in toenemende mate sprake van verschillende gezinssamenstellingen. De Taskforce is zich bewust van de verschillende vormen van gezinssamenstelling. De Taskforce doelt met het streven naar «gezin centraal» naar een situatie waarbij niet langer verschillende hulp- en zorgverleners zich met het kind of verschillende gezinsleden bezighouden, zonder dat er een gedegen afstemming en coördinatie is tussen die hulp- en zorgverleners. Er zou één regisseur aan het roer moeten zijn, of het gezin nu een klassieke samenstelling kent met vader, moeder en kinderen, of dat het een éénoudergezin of andere samenstelling kent. Wie belast is met de rol van regisseur kan per eiland verschillen. Het is belangrijk dat het een organisatie/persoon is die draagvlak heeft bij de betrokken organisaties en mandaat om knopen door te hakken in cases die niet op uitvoerend niveau beslecht (kunnen) worden. Het proces van het inrichten en voeren van een casusoverleg loopt op de eilanden in CN. Per eiland geldt dat afhankelijk van de situatie op het eiland en de mogelijkheden de invulling en rol van regisseur (kan) verschillen.

Rol ouders in opvoeding

Daar waar het gaat om de afwezigheid van vaders waar de PvdA en VVD aan refereert, denkt de Taskforce dat een visie op wat kinderen nodig hebben om zich maximaal te kunnen ontwikkelen, kan helpen in het denkproces in de samenleving over de opvoeding van kinderen. Een kind kan in welke gezinssamenstelling dan ook goed opgevoed worden, zolang wordt gedacht vanuit het belang van het kind. Het is goed te realiseren dat vaders een belangrijke rol in de opvoeding kunnen spelen, niet alleen vanuit een gezaghebbende, maar ook vanuit een zorgende rol.

De Taskforce stelt voor om kennis en ervaringen uit te wisselen over de voorstellen om verplichte registratie van vaders mogelijk te maken. Het is vervolgens aan de regeringen van de landen om dit uiteindelijk al dan niet over te nemen.

Geweldsbestrijding

Evenals de leden van de D66-fractie vind ik het belangrijk dat elk kind kan opgroeien zonder dat het te maken heeft met enige vorm van geweld tegen hem en dat kinderen door wetgeving goed worden beschermd. De genoemde leden vragen mij hoe het streven naar het civiel- of strafrechtelijk sanctioneren van geweld tegen kinderen concreet wordt ingevuld en wat de criteria zijn om te toetsen of de samenleving zich genoeg heeft aangepast om dit in te voeren.

Het beschermen van kinderrechten in Caribisch Nederland is – evenals in het Europese deel van Nederland – de verantwoordelijkheid van de Nederlandse regering. Wat het wetgevend regiem betreft, attendeer ik u erop dat een vorig kabinet in 2008 heeft besloten dat in eerste instantie de Antilliaanse wetgeving zoveel mogelijk wordt gehandhaafd1. Ten tijde van de Staatkundige Hervormingen met ingang van 10 oktober 2010 is voorts afgesproken dat gedurende 5 jaar, tenminste tot 10 oktober 2015, legislatieve terughoudendheid zal worden betracht. Bovendien vormden en vormen overwegingen van gelijkheid expliciet geen voldoende rechtvaardigingsgrond voor het gewoon overnemen van de voorzieningen die we in Europees Nederland kennen. De gedachte van de wetgever is juist geweest, dat de bijzondere ligging en de specifieke sociaaleconomische omstandigheden van Caribisch Nederland aanleiding moeten kunnen geven tot een specifiek wettelijk regiem, dat uitsluitend voor de eilanden geldt. Afgesproken is toen juist dat niet zozeer de Nederlandse norm leidend zou zijn voor het voorzieningenniveau maar het internationaalrechtelijke, neergelegd in verdragen waarvan Nederland lid is.

Het is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de openbare lichamen en de Nederlandse regering om te zorgen voor een goed functionerend stelsel van preventieve voorzieningen, jeugdzorg, jeugdbescherming en jeugdreclassering (het gedwongen kader), waarbij het eerste ijkpunt is het voldoen aan het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind. Dit omvat dus ook de aanpak van kindermishandeling. In dit verband refereer ik aan de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 19 mei 2014, over de aanpak van huiselijk geweld in Caribisch Nederland2. Onder huiselijk geweld wordt mede geweld tegen kinderen begrepen. Met de bestuurscolleges van Bonaire, Sint Eustatius en Saba is afgesproken dat de komende jaren op beleidsmatig en uitvoeringsniveau een basisaanpak geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld op de drie eilanden wordt neergezet. Op basis van de ervaring met de basisaanpak zal in 2016 onder andere worden bezien welke uitvoeringswetgeving nodig is zodat op termijn de aanvaarding van het Verdrag van Istanboel (inzake geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld) kan plaatsvinden.

De eerste stap in het tegengaan van geweld tegen kinderen is het onderschrijven van de uitgangspunten zoals die zijn vastgelegd in het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind. Alle landen in het Koninkrijk hebben dat verdrag ondertekend en geratificeerd. Wat vervolgens nodig is, zijn alternatieve handelingswijzen om kinderen te disciplineren. Daarbij helpt een open houding over opvoeding en opvoedingsproblemen, zodat ervaringen uitgewisseld kunnen worden en sneller alternatieven, anders dan geweld boven tafel komen. De Taskforce kan hierin een nuttige rol vervullen door kennis en ervaring van bijvoorbeeld alternatieve handelingswijzen uit te wisselen en die meer bekendheid geven in het gehele Koninkrijk.

Signalering van huiselijk geweld is een essentieel aandachtspunt in de aanpak van huiselijk geweld. Dit wordt terecht opgemerkt door de D66-fractie. Hiervoor is het belangrijk dat duidelijk is hoe verantwoordelijkheden bij signalering van huiselijk geweld zijn verdeeld. De eerder genoemde invoering van een basisaanpak huiselijk geweld, training van professionals en het casusoverleg dienen dit doel. Verder is het benoemen van een regisseur die het hulpverleningsproces om een gezin begeleidt ook complementair aan de hiervoor genoemde maatregelen.

Voorts benadrukken deze leden het belang van eerlijke wetgeving en behandeling voor de wet van kinderen en zij vragen zich af of het aangepast kan worden dat 16- en 17-jarige kinderen als volwassenen worden behandeld in het strafrecht.

Evenals hiervoor reeds is vermeld geldt dat de landen Curaçao, Sint Maarten en Aruba primair zelf verantwoordelijk zijn voor – aan te passen – wet- en regelgeving. In Caribisch Nederland is het op Nederlands-Antilliaanse leest geschoeide wetboek van strafrecht BES en het wetboek van strafvordering BES van toepassing. Overigens bestaat er op dit punt geen verschil met Europees Nederland, waar ook – afhankelijk van de persoon van de dader, de ernst van het delict en de omstandigheden – op 16- en 17-jarigen het volwassenstrafrecht kan worden toegepast.

De leden van D66 vragen of als gevolg van de nieuwe Jeugdwet ook op de Nederlandse gemeente in Caribisch Nederland de Advies- en Meldpunten Kindermishandeling worden samengevoegd met de Steunpunten Huiselijk Geweld en welke gevolgen dat heeft voor de herkenbaarheid en toegankelijkheid. De landen in het Koninkrijk hebben ieder een of meer Advies- en Meldpunten Kindermishandeling, of voeren die op dit moment in. De Openbare Lichamen hebben geen Advies- en Meldpunten Kindermishandeling, de nieuwe Jeugdwet heeft hier dus geen effect op in CN. In de Taskforce kinderrechten en huiselijk geweld Caribisch Nederland komt het onderwerp van het (op termijn) instellen van een meldpunt de komende maanden nog wel aan de orde.

Safety net en zinvolle vrijetijdsbesteding

De D66 fractie vraagt zich af hoe de voor- en naschoolse opvang vormgegeven zal worden, of het ook wordt ingezet voor het tegengaan van verveling en of er eisen worden gesteld aan professionals en vrijwilligers. De voor- en naschoolse opvang dient meerdere doelen. Via de voorschoolse educatie kunnen meer kinderen zonder achterstand aan het onderwijs beginnen. De naschoolse opvang helpt kinderen bijvoorbeeld met huiswerk, maar ook in het ontplooien van andere talenten. Werkende ouders worden ontlast. Hoewel diverse onderwijsdeskundigen zich afvragen of verveling nu belemmerend of juist bevorderlijk is voor schoolkinderen, zorgt de opzet van het safety net (integraal werken bij jeugd betrokken organisaties en instanties en het aanbieden van dagarrangementen om invulling te geven aan zinvolle vrijetijdsbesteding) er inderdaad tevens voor dat kinderen van werkende ouder(s) na schooltijd zich niet hoeven te vervelen. Voor- en naschoolse opvang kunnen op verschillende wijzen vorm worden gegeven: alles gebundeld in één school, of een samenwerkingsverband tussen de school en andere instanties op andere locaties. Het is aan de landen en Openbare Lichamen zelf om daar een goede modus in te vinden. Voor zover instanties voor voor- en naschoolse opvang worden gesubsidieerd door de Openbare Lichamen en rijksoverheid worden eisen gesteld aan professionaliteit. Tevens worden eisen gesteld aan het voldoende aandacht hebben voor mogelijke kindermishandeling en gezonde voeding.

Armoedebestrijding

Om te zorgen dat rijksoverheid en de openbare lichamen op integrale wijze werken aan de ontwikkeling van de eilanden is gekozen voor het opstellen van een meerjarenprogramma voor Caribisch Nederland. Hierin zijn door rijksoverheid en de openbare lichamen in gezamenlijkheid een drietal prioritaire thema’s benoemd. Armoede is, naast economische ontwikkeling en kinderrechten, een van die thema’s. Het is evident dat de drie thema’s met elkaar samenhangen en vooruitgang op een van de thema’s ook van invloed kan zijn op een of beide andere thema’s. De bestrijding van armoede komt zondermeer ten goede aan de leefsituatie waar kinderen zich in bevinden. De voorgenomen invoering van kinderbijslag op de eilanden is een voorbeeld van armoedebestrijding die de leefsituatie van kinderen moet verbeteren. Daarnaast doet het CBS in opdracht van het Ministerie van SZW o.a. onderzoek naar de situatie omtrent armoede op de eilanden. Als de definitieve cijfers bekend zijn zal een afweging worden gemaakt in hoeverre maatregelen op het terrein van bijvoorbeeld uitkeringsniveaus nodig zijn. De openbare lichamen zijn in eerste aanleg verantwoordelijk voor het maken en uitvoeren van armoedebeleid. De openbare lichamen hebben reeds maatregelen ingezet t.b.v. de bestrijding van armoede, zoals het subsidiëren van maaltijdvoorziening op scholen, het subsidiëren van naschoolse opvang, het verstrekken van voedselhulp en het komen tot integraal armoedebeleid. In de besluitvorming omtrent het meerjarenprogramma zullen bestaande en eventueel nieuwe maatregelen dan ook op elkaar afgestemd worden zodat er een zo volledig mogelijk palet aan maatregelen ontstaat.

Gezonde leefstijl

In antwoord op de vraag van de D66-fractie naar de aandacht binnen het onderwijs voor gezonde voeding op scholen meldt de Minister dat de basisscholen in Caribisch Nederland, binnen het educatiegebied «oriëntatie op jezelf en de wereld» onder andere aandacht moeten besteden aan (voedsel)veiligheid en gezondheid. Het is aan de scholen zelf om dit in te vullen. Soms gebeurt dit in samenwerking met de openbare lichamen, bijvoorbeeld via informatiesessies over gezonde voeding. De openbare lichamen en serviceclubs verzorgen ook maaltijden voor minderbedeelde kinderen op scholen en in de kinderopvang. Dit gebeurt in het kader van de armoedebestrijding, waarvoor de openbare lichamen primair zelf verantwoordelijk zijn.

In antwoord op de vraag van de D66-fractie over de seksuele voorlichting op scholen meldt de Minister dat de kerndoelen op het gebied van seksualiteit en seksuele diversiteit in Caribisch Nederland zullen worden ingevoerd na de looptijd van de Onderwijsagenda Caribisch Nederland, dus na het schooljaar 2015–2016. Dit jaar zal over het invoeringstraject met de scholen worden overlegd. Daarnaast ondersteunt de Minister de openbare lichamen vanuit haar verantwoordelijkheid voor het emancipatiebeleid met de uitvoering van de WE CAN Young campagne in Caribisch Nederland. Deze campagne loopt van 2014 tot en met 2016 en heeft als doel het bewustzijn en de relationele en seksuele weerbaarheid van jongeren te vergroten. De campagne komt voort uit de internationale WE CAN campagne (we can end all violence against women).

Financiën

De leden van de VVD-fractie vragen zich af in hoeverre financiële middelen en expertise die tot nu toe is ingezet op de genoemde problemen uit het UNICEF-rapport effect hebben gehad. Het is lastig om het effect van elke maatregel die is genomen en beleidsplan dat is gemaakt over de breedte van de onderwerpen die het UNICEF-rapport noemt een uitspraak te doen over de effectiviteit van deze maatregelen en beleidsplannen. Over de effecten van de samenwerkingsprogramma’s, waarvan veel projecten ook een bijdrage hebben geleverd aan de verbetering van de kinderrechten, wordt u separaat geïnformeerd. Op 12 november heb ik de eerste evaluatie, die van de Antilliaanse Medefinancieringsorganisatie (AMFO), naar uw Kamer gestuurd (Kamerstuk 34 000 IV, nr. 23).

Het geld dat bij amendement van de Kamer (3 miljoen) beschikbaar is gekomen voor kinderrechten zal ingezet worden voor de uitvoering van het actieplan kinderrechten Caribisch Nederland. Met de Taskforce CN en de betrokken departementen in Den Haag wordt op dit moment het actieplan gemaakt. Hierover is gedurende het proces nauw contact met UNICEF. Over de wijze van besteding en de inhoudelijke koppeling aan projecten/onderwerpen is nog geen definitief besluit genomen. Dit zal in ieder geval bij de vaststelling van het Meerjarenprogramma CN gebeurd zijn.

Taskforce

De leden van D66 en de PvdA vragen naar de rol van de Taskforce in de toekomst. Hoe zet de Taskforce beleid om in verandering zonder afbreuk te doen aan de eigen verantwoordelijkheid van de landen, welke kosten zijn daar aan verbonden, op welke wijze en op welke termijn wordt kennis en ervaring gedeeld, kan de Taskforce uitgebreid worden met andere belanghebbenden en heeft de Nederlandse regering behoefte aan een blijvende ondersteunende en stimulerende rol van de Taskforce in de toekomst?

Zoals ik aan het begin van deze brief meldde doet het werk van de Taskforce geen afbreuk aan de eigen verantwoordelijkheid van de landen op dit thema. De Taskforce richt zich op de samenwerking binnen het Koninkrijk. Door kennis en ervaringen met elkaar te delen, kan de slagkracht van het Koninkrijk om de kinderrechten te verbeteren vergroot worden. De eerste periode heeft de Taskforce zich vooral gericht op het identificeren van prioritaire thema’s en het schrijven van de eerste aanzet van het actieplan. In deze periode tot de Koninkrijksconferentie in april 2015 zal worden gewerkt aan een definitief actieplan en zullen de eerste kennis- en expertise uitwisselingen plaatsvinden. In eerste instantie zullen de leden van de Taskforce en het secretariaat zorgen voor verspreiding van informatie en kennis tussen de landen. Mocht blijken dat daarvoor een uitbreiding van de Taskforce nodig is, dan zal daar in gezamenlijkheid met de andere landen van het Koninkrijk over besloten moeten worden. Dat geldt ook voor de overweging om de Taskforce ook na de Koninkrijksconferentie in april 2015 een rol te blijven laten spelen. Ik wil dit in gezamenlijkheid met de andere landen bespreken.


X Noot
1

Brief van de bewindslieden van VenJ van 4 oktober 2010, Kamerstuk 32 500 VI, nr. 7

X Noot
2

Brief van 19 mei 2014, Kamerstuk 28 345, nr. 129, mede namens de bewindslieden van OCW, VenJ en BZK

Naar boven