34 000 IV Vaststelling van de begrotingsstaat van Koninkrijksrelaties (IV) voor het jaar 2015

Nr. 23 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 november 2014

Hierbij doe ik u het eindrapport van de evaluatie van de stichting Antilliaanse Medefinancieringsorganisatie (AMFO) toekomen, dat op 24 oktober jl. is opgeleverd1. De sociaal-maatschappelijke projecten die door AMFO werden beheerd, zijn eind 2013 afgerond. Afgelopen augustus heb ik de definitieve subsidie aan deze stichting, mede door het positieve review van de Auditdienst Rijk (ADR), vastgesteld voor de jaren 2007–2013 en AMFO decharge verleend over het gevoerde financieel beleid in die jaren. De subsidie voor het jaar 2014 wordt nog voor het eind van dit jaar, op basis van de liquiditeitsjaarrekening van AMFO, vastgesteld.

AMFO is in 2002 door Nederland opgericht en was tot oktober 2010 actief op alle vijf eilanden van de toenmalige Nederlandse Antillen. Nederland wilde met financiële steun via de AMFO een positieve impuls geven aan armoedebestrijding en het verminderen van sociaal-maatschappelijk onwenselijke omstandigheden op de Antilliaanse eilanden. Daarbij was het uitgangspunt om de zelfredzaamheid op de eilanden te versterken. Vanaf het operationeel worden van AMFO in 2004 tot 2011 heeft mijn ministerie jaarlijks € 9,5 miljoen beschikbaar gesteld aan AMFO. Na de staatkundige hervormingen van 10-10-2010 is de werking beperkt tot Sint Maarten en Curaçao. Vanaf 2011 is er € 6,5 miljoen per jaar aan AMFO toegekend voor ngo-financiering op Curaçao en Sint Maarten.

Conclusies Eindevaluatierapport

De belangrijkste conclusie uit de eindevaluatie door onderzoeksbureau Ecorys is dat de stichting AMFO naar beste kunnen heeft gewerkt. De AMFO financiering heeft relevante sociaal-maatschappelijke projecten mogelijk gemaakt. AMFO heeft door de gefinancierde projecten en specifieke ondersteuning van de ngo’s ook duidelijk bijgedragen aan de professionalisering van niet-gouvernementele organisaties en versterking van capaciteit op sociaal-maatschappelijk gebied. De projecten die AMFO in Curaçao, Sint Maarten en Caribisch Nederland heeft gefinancierd, scoren bovengemiddeld op relevantie.

De administratieve eisen van AMFO hebben ervoor gezorgd dat vooral de nieuwe en kleine ngo’s is aangeleerd hoe zij verantwoording dienen af te leggen.

De gefinancierde projecten hebben vooral de leemten die ontstaan zijn door het tekortschieten of zelfs ontbreken van overheidsbeleid in de landen opgevuld.

De evaluator plaatst echter ook kritische opmerkingen.

AMFO heeft vooral de nadruk gelegd op financiële verantwoording en transparantie en in mindere mate op resultaatgerichtheid. Dit heeft alleszins te maken met de aanbevelingen, die na een operationele audit van AMFO in 2007, in opdracht van mijn ministerie zijn gedaan. De evaluator concludeert dat de zorgvuldigheid hierdoor zeker is verbeterd, maar dat de gevolgen voor de verbetering van de efficiëntie en effectiviteit door de ngo’s hierdoor wel beperkt zijn gebleven.

De selectieprocedure op basis van het first come, first serve principe heeft ook de mogelijkheden voor een meer programmatische aanpak beperkt.

De mate waarin sturing kon worden gegeven bleef beperkt om de schijn van belangenverstrengeling tegen te gaan. De evaluator stelt vast dat deze spagaat een remmende werking had op het structureel vraaggericht en programmatisch werken. Investeringen in sociaal-maatschappelijke infrastructuur zijn dan ook beperkt gebleven. De AMFO financiering was daarmee vooral gericht op symptoombestrijding, wat de duurzaamheid op programmaniveau beperkt.

Door de continuering van de financiering van NGO’s via Reda Sosial en het SMDF is de duurzaamheid van een aantal projecten op de korte termijn gewaarborgd. De toekomst van de NGO financiering in de landen wordt echter door een groot aantal NGO’s en belanghebbenden als zorgelijk gezien.

Ondanks inspanningen van AMFO is de samenwerking tussen ngo’s niet tot stand gekomen. De conclusie van het onderzoeksbureau is dat zolang er geen vertrouwen is tussen de ngo’s onderling en deze elkaar beconcurreren, in plaats van de handen ineen te slaan, de projecten op de eilanden nooit het succes zullen hebben dat er in potentie is. In mijn aanbiedingsbrief van het eindevaluatierapport AMFO aan de Ministers-Presidenten van Curaçao en Sint Maarten heb ik deze specifieke problematiek onder de aandacht van beide bestuurders gebracht. De eindevaluatie AMFO bevat verder ook een reeks van andere aanbevelingen waar de stichtingen Reda Sosial en Sint Maarten Development Fund hun voordeel mee kunnen doen (zie bijlage).

Afronding Samenwerkingsprogramma’s

De Nederlandse financiële bijdrage aan AMFO maakt onderdeel uit van het bredere pakket van aflopende samenwerkingsprogramma’s in de drie Landen in het Caribisch deel van het Koninkrijk. Vooruitlopend op de nieuwe, meer zelfstandige relatie tussen de Koninkrijkspartners, heeft Nederland eind 2012 en begin 2013 voor het laatst financieel bijgedragen aan de samenwerkingsprogramma’s in Aruba, Curaçao en Sint Maarten. Hierna is het aan de landen zelf om het beleid op het terrein van sociaaleconomische ontwikkeling, onderwijs, goed bestuur en veiligheid voort te zetten.

Ik ben verheugd dat zowel Curaçao als Sint Maarten de financiering van non-gouvernementele organisaties op zich nemen, die onder meer ondersteuning aan jongeren en armoedebestrijding als doelstelling hebben via de stichtingen Reda Sosial (Sociaal Vangnet) en het Sint Maarten Development Fund (SMDF). Met Curaçao heb ik goede afspraken gemaakt over de besteding van de restgelden van AMFO (ANG 2,033 miljoen) voor ngo-financiering in de periode 2014–2015. Op dit moment is er ambtelijk contact met Sint Maarten om te bezien of dat deel van de restmiddelen van AMFO in Sint Maarten aan het SMDF beschikbaar kan worden gesteld ten behoeve van de lokale ngo’s.

Evaluaties

De eindevaluatie van AMFO is de eerste van de in totaal drie stichtingen, waarvan de samenwerkingsprogramma’s de komende jaren worden geëvalueerd. Zoals ik in de begroting HIV Koninkrijksrelaties (Kamerstuk 33 750 IV, nr. 2) heb gemeld zal de beleidsdoorlichting van artikel 2 in 2016 worden gerealiseerd door als syntheseonderzoek voort te bouwen op de inhoudelijke evaluaties van de samenwerkingsprogramma’s.

In 2015 zullen de samenwerkingsprogramma’s die bij de stichting SONA zijn ondergebracht worden geëvalueerd. De eindevaluatie van de gelden die bij de stichting Fondo Desaroyo Aruba (FDA) zijn ondergebracht, volgt in 2016.

De evaluatie van de samenwerkingsprogramma’s staat los van de andere evaluaties in het Koninkrijk zoals de evaluatie van de justitiële en financiële Rijkswetten en de evaluatie van Caribisch Nederland waarover u reeds separaat bent geïnformeerd.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

Naar boven