31 839 Jeugdzorg

Nr. 352 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARISSEN VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT EN VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 maart 2014

Met deze brief geven wij antwoord op de vragen van de vaste commissie voor Volksgezondheid Welzijn en Sport van uw Kamer inzake de budgetten van gemeenten met betrekking tot de transitie jeugdzorg. In uw brief vraagt u om inzicht te geven in de kennelijk bestaande onduidelijkheid over het budget van gemeenten, waarbij u toelichting vraagt op de volgende aspecten: het woonplaatsbeginsel, pgb, financiering van gespecialiseerde landelijke/regionale voorzieningen, waaronder psychiatrische zorg, frictiekosten en de financiering van de gesloten/residentiële jeugdzorg.

1. Algemeen

In december 2013 is een nieuwe stand van de gemeentelijke budgetten gepubliceerd. Op dit moment voert de Algemene Rekenkamer, op verzoek van de Ministeries van VWS en VenJ, een toets uit op het macrobudget. Definitieve cijfers van de verdeling van de jeugdhulpbudgetten over gemeenten – waarin ook de realisatiecijfers over 2012 zijn meegenomen – zijn beschikbaar in de meicirculaire 2014. December jl. is tevens afgesproken tussen het Rijk en de VNG dat, door verevening binnen het totale te decentraliseren budget, individuele gemeenten bij de meicirculaire 2014 minimaal 95% van het budget krijgen dat hen in december 2013 is toegezegd. De regio’s hebben in december 2013 een toelichting gekregen op het budget en zijn in de gelegenheid gesteld hun vragen en knelpunten naar voren te brengen. De belangrijkste vragen van de regio’s naar aanleiding van de toelichting zijn beantwoord. Dat zou gemeenten voldoende helderheid moeten bieden om afspraken met zorgaanbieders te kunnen maken. Gemeenten hebben bovendien de gelegenheid om met het Ministerie van VWS een analyse uit te voeren tussen de berekende budgetten van gemeenten en de budgetten uit de decembercirculaire.

2. Toelichting per aspect van het budget

a) Woonplaatsbeginsel

In de verdeling over gemeenten van het historisch budget voor 2015 is het woonplaatsbeginsel toegepast. Voor de objectieve verdeling voor 2016 en verder zal het woonplaatsbeginsel eveneens worden toegepast, de precieze wijze waarop moet daarbij nog worden ontwikkeld in overleg met gemeenten. De definitie van het woonplaatsbeginsel in de Jeugdwet behoeft uitleg over de toepassing in de praktijk. Voor verreweg de meeste de jeugdigen die onder de Jeugdwet gaan vallen, zal de woonplaats van de gezagsdrager eenvoudig te bepalen zijn omdat hun ouder(s) het gezag heeft (hebben). Echter in de jeugdhulp zijn er ook situaties waarbij het ingewikkelder ligt. Momenteel worden voor alle mogelijke en denkbare scenario’s over gezag, voogdij, maar ook over acute jeugdhulpsituaties en grensproblemen een uitleg opgesteld hoe het woonplaatsbeginsel moet worden toegepast. Hierover wordt met alle betrokken partijen overleg gevoerd. Uiterlijk in april a.s. zal de uitleg van het woonplaatsbeginsel in de Jeugdwet breed wordt gecommuniceerd via ondermeer de site www.voordejeugd.nl .

b) PGB

In het macrobudget Jeugd is een bedrag voor PGB’s in de AWBZ opgenomen en dit is op grond van het werkelijk gemeten gebruik verdeeld over gemeenten. Om het gebruik van PGB’s voor gemeenten inzichtelijker te maken is er in het bestand, dat Vektis aan gemeenten heeft gestuurd, aangegeven welke PGB’s met welke grondslag en voor welke functie zijn verstrekt. De omvang van de met PGB gefinancierde zorg komt in veel gevallen niet naar voren in de uitvraag die gemeenten zelf bij aanbieders hebben gedaan. Veel PGB’s worden bovendien bij kleinere aanbieders of aan de ouders zelf besteed. Voor gemeenten is het daardoor lastig om exact te bepalen welke omvang van het aan PGB gerelateerde deel van het macrobudget al in de opgave van de aanbieders zit en welk deel daarnaast bij kleinere aanbieders of aan ouders zelf wordt besteed. Gemeenten kunnen dit oplossen door bij hun uitvraag aan aanbieders te vragen om de PGB’s uit te sluiten. Op verzoek van gemeenten helpt VWS bij het formuleren van deze uitvraag. Een handreiking voor gemeenten over het regelen van PGB’s wordt uiterlijk in april 2014 gepubliceerd.

c) Financiering van gespecialiseerde landelijke/regionale voorzieningen, waaronder psychiatrische zorg

Er is een aantal maatregelen genomen om afspraken tussen gemeenten en zorgaanbieders te realiseren ten behoeve van de continuïteit van zorg. Over het pakket maatregelen ter ondersteuning van gemeenten bij de inkoop van de jeugd-ggz bent u apart geïnformeerd (Kamerstuk 31 839, nr. 344). Ook voor het beschikbaar blijven van de voorzieningen van jeugdzorgplus zijn maatregelen getroffen. Om ervoor te zorgen dat er snel afspraken komen tussen gemeenten en (bovenregionale) aanbieders van noodzakelijke specialistische jeugdhulp start zeer binnenkort de Transitie Autoriteit Jeugd. Mocht het uitblijven van afspraken leiden tot het verdwijnen van hulpaanbod waarvan het noodzakelijk is dat deze beschikbaar blijft voor kwetsbare kinderen, dan zetten wij in het uiterste geval een aanwijzing vanuit het Rijk in.

d) Frictiekosten

Het is in eerste instantie een taak van gemeenten en aanbieders gezamenlijk om frictiekosten zo veel mogelijk te beperken en gespecialiseerde voorzieningen voldoende te contracteren. De beste manier om frictiekosten te beperken is immers het maken van afspraken tussen gemeenten en aanbieders. Pas als het inkoopproces tussen gemeenten en aanbieders verder is gevorderd kan worden aangegeven in hoeverre er, ondanks de inspanningen van deze partijen, frictiekosten resteren en waar die neerslaan. Ook zal de komende tijd daarom duidelijk worden of ook bovenregionale en gespecialiseerde aanbieders aan gemaakte inkoopafspraken voldoende zekerheid ontlenen om die zorg te blijven leveren.

Voor wat betreft de bureaus jeugdzorg hebben alle regio’s uiterlijk 28 februari 2014 afspraken gemaakt met de BJZ’s over de continuïteit van de functies van de BJZ’s. Deze afspraken zijn zowel door de regio als door de bureaus jeugdzorg ondertekend. Alle regio’s hebben afspraken gemaakt en zijn daarbij uitgegaan van een budgetgarantie van 80 procent van het budget van de bureaus jeugdzorg. Wel zijn er bij de gemaakte afspraken tussen diverse regio’s en bureaus jeugdzorg voorwaarden gesteld over onder meer de dekking van de resterende frictiekosten. Diverse bureaus jeugdzorg hebben aangegeven dat zij niet in staat zijn om alle frictiekosten zelf op te vangen. Bij enkele bureaus jeugdzorg is er sprake van dusdanige problematiek dat de continuïteit van zorg in gevaar komt. Deze problematiek wordt nader onderzocht door een team van experts. Op 20 maart a.s. vindt bestuurlijk overleg tussen het Rijk, IPO en VNG plaats, waarbij wordt gekeken of en zo ja welke verdere stappen nodig zijn.

e) Financiering van de gesloten/residentiële jeugdzorg

Naar aanleiding van de constatering in de eindrapportage van de TSJ over de transitiearrangementen dat jeugdzorgplus onvoldoende aansluiting had gevonden in deze arrangementen hebben wij additionele maatregelen getroffen. Een daarvan was het bepalen van de grootte van de te decentraliseren omvang van de capaciteit van de jeugdzorgplus. Deze tussenstap was nodig omdat in 2013 de leegstand in de accommodaties voor jeugdzorgplus sterk is toegenomen. Het was daarom nodig eerst overeenstemming te bereiken over de benodigde capaciteit in 2015. Begin maart jl. heeft VWS met de VNG hierover overeenstemming bereikt inclusief een toedeling van deze capaciteit over de vijf bestaande zorggebieden. Deze toedeling is richtinggevend voor de voorlopige inkoopafspraken die gemeenten voor 1 juni 2014 moeten hebben gemaakt met de instellingen over de benodigde capaciteit voor 2015. De komende weken vinden ter voorbereiding daarop overleggen plaats op het bovenregionale niveau van de vijf huidige zorggebieden.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

Naar boven