31 839 Jeugdzorg

Nr. 323 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 november 2013

Gemeenten zijn hard bezig geweest met het opstellen van de regionale transitiearrangementen in het kader van de jeugdhulp. Alle 41 regio’s hebben uiterlijk 31 oktober een regionaal transitiearrangement ingediend bij de Transitiecommissie Stelselherziening Jeugd. Daarnaast zal er ook een landelijk arrangement beschikbaar komen. Gezien de beperkte tijd die beschikbaar was voor het opstellen van de arrangementen is dit een prestatie van formaat.

Bij het opstellen van de regionale transitiearrangementen hebben veel regio’s een uitvraag gedaan naar de omzetcijfers van aanbieders en naar de cijfers van verzekeraars voor de jongeren in de regio. Een aantal regio’s heeft aangegeven dat de opgevraagde cijfers op een hoger budget uitkomen dan de opgetelde (indicatieve) budgetten uit de meicirculaire 2013 van de regiogemeenten. Zoals ik u ook aangaf in mijn antwoorden van 3 oktober jongstleden op de vragen van het lid Kooiman (SP) over het bericht dat wethouders alarm slaan over de budgetten jeugdzorg1 ben ik met de betreffende regio’s in gesprek gegaan over de mogelijke verklaringen van de verschillen en hebben we nadere analyses uitgevoerd.

Ook de Transitiecommissie Stelselherziening Jeugd (TSJ) wijst ondermeer op de behoefte aan meer duidelijkheid over de gemeentelijke budgetten. Zoals de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie en ik aangaven in de brief van 4 oktober jongstleden aan uw Kamer met de Tussenrapportage TSJ en actualisatie Transitieplan Jeugd2 onderkennen wij het belang voor de gemeenten en zorgaanbieders dat voldoende helderheid over het budget nodig is om definitieve afspraken te kunnen maken, opdat continuïteit van zorg wordt gegarandeerd.

De gesprekken met de regio’s heeft ons nader inzicht verschaft. Het eerste resultaat hiervan is dat het over te hevelen macrobudget jeugd-ggz ten opzichte van het in het SCP-rapport3 opgenomen bedrag van € 700 miljoen (waar het macrobedrag in de meicirculaire op is gebaseerd) wordt opgehoogd met ongeveer 20% naar ca € 850 miljoen.4 Het geld dat nodig is voor de medebehandeling van bijvoorbeeld «ouders» in relatie tot de problematiek van het kind was niet meegenomen in het budget in de meicirculaire 2013, terwijl dit na overheveling wel de verantwoordelijkheid wordt van de gemeenten. Situaties waarin instellingen in de jeugd-GGZ zich gesteld zagen voor een korting van 20 of 30 procent, zullen daarmee op grond van het historisch budget niet meer optreden. GGZ Nederland en Zorgverzekeraars Nederland herkennen zich in de reden voor het ophogen van het budget, en zullen de komende weken samen met VWS de technische doorrekening verder uitwerken en het bedrag waar nodig nog nader preciseren. Zorgverzekeraars Nederland en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten zijn nu met elkaar in gesprek over de tijdelijke inkoop van jeugd-GGZ door zorgverzekeraars. Daarin kunnen deze middelen meegenomen worden.

Verder is duidelijk geworden dat aanbieders in hun berekening soms andere uitgangspunten en aannames hanteren dan in de, door de Algemene Rekenkamer getoetste, berekeningen voor de meicirculaire 2013. Zo zijn bijvoorbeeld soms ten onrechte ook uitgaven aan langdurige jeugd-GGZ die uit de AWBZ wordt gefinancierd meegenomen in de vergelijking met het budget uit de Zorgverzekeringswet. Dit verklaart waarom in sommige regio’s het verschil met de meicirculaire meer is dan het nu toegevoegde bedrag.

Verder onderzoek in diverse regio’s vindt op dit moment plaats. De inzichten uit de analyses van de regio’s kunnen helpen in het vergelijkbaar maken van de berekeningen van gemeenten met die van het Rijk. In antwoord op de motie Keijzer5 laat ik een nieuwe doorrekening maken om deze uiterlijk in december 2013 te publiceren. In de nieuwe berekening wordt de ophoging van het budget voor de jeugd-GGZ meegenomen, evenals andere aanpassingen op het budget uit de meicirculaire 2013. Dit bedrag geeft daarmee een goed beeld van het historisch budget met de huidige beschikbare gegevens. In december 2013 zal aan de regio’s een toelichting gegeven worden op de herziene budgetten en krijgen gemeenten de gelegenheid hun vragen en knelpunten naar voren te brengen. Het in mei 2014 te presenteren definitief over te hevelen budget, dat overigens ook getoetst wordt door de Algemene Rekenkamer, heeft dan meer recente jaren als basis.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn


X Noot
1

Aanhangsel Handelingen II 2013/14, nr. 163.

X Noot
2

Kamerstuk 31 839, nr. 318.

X Noot
3

SCP-rapport «Verdeling historische middelen jeugdzorg», juni 2013.

X Noot
4

Dit bedrag is inclusief de groeiafspraken voor 2013, 2014 en 2015 conform het bestuurlijk cGGZ akkoord, het zorgakkoord en de taakstelling.

X Noot
5

Kamerstuk 33 684, nr. 88.

Naar boven