Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 maart 2013
In antwoord op uw brief van 13 maart 2013, informeer ik u hierbij over de fusie van
de jeugdzorginstellingen De Lindenhorst en Almata en de gevolgen daarvan voor de opvang
van loverboyslachtoffers.
Achtergrond van de fusie
Op 13 april 2011 is de Kamer geïnformeerd over mijn besluit van om de rijksinstellingen
De Lindenhorst in Zeist en Almata in Den Dolder te fuseren om meer evenwicht te creëren
in vraag en aanbod in de regio Noordwest (Kamerstuk 31 839, nr. 100). Daarnaast zorgt de fusie ervoor dat de instellingen elkaar inhoudelijk versterken.
De fusie-organisatie houdt 96 capaciteitsplekken.
Stand van zaken
De fusie is formeel nog niet afgerond. Het organisatie en formatie (O&F) rapport ligt
voor advies bij de ondernemingsraden van De Lindenhorst en Almata. Zij dienen voor
begin april een advies te hebben uitgebracht aan het bestuur van de instellingen.
Bij een positief advies zal het O&F rapport begin april worden behandeld in het Departementaal
Georganiseerd Overleg (DGO) van VWS.
Naar aanleiding van berichtgeving in de media en de door de Nationaal Rapporteur Mensenhandel
geuite zorgen heb ik navraag laten doen bij de fusie-organisatie. Zij hebben het volgende
meegedeeld.
De fusie-instelling zal zowel jongens als meisjes opvangen. Vooruitlopend op de formele
fusie is begin maart 2013 op De Lindenhorst een pilot gestart met een gemengde groep.
In het kader van de pilot zal er geleidelijk gestart worden met de introductie van
jongens. Er blijft een beoordeling plaatsvinden van de wenselijkheid om meiden al
dan niet in een gemengde groep te plaatsen. Er blijft immers aanbod beschikbaar voor
meiden die niet met jongens op een groep kunnen (aparte meisjes groepen). Daar waar
meiden alleen op een meidengroep kunnen verblijven, zal er ook bij het onderwijs gezorgd
worden dat ze apart les krijgen.
Medewerkers die op deze groep opereren hebben hiervoor een aanvullende opleiding gekregen.
Ouders en ketenpartners zijn over de pilot geïnformeerd.
Gevolgen van de fusie voor de opvang van loverboyslachtoffers
Minderjarige slachtoffers van loverboys kunnen worden opgevangen en behandeld in een
jeugdzorginstelling of in de vrouwenopvang. Indien de problematiek van het meisje
hier aanleiding toe geeft, kunnen slachtoffers van loverboys ook worden behandeld
in een jeugdzorgplus instelling. Dit kan het geval zijn wanneer het meisje zich onttrekt
aan de behandeling of de loverboy haar aan de behandeling probeert te onttrekken.
Met het samengaan van deze instellingen zijn er in de jeugdzorg plus geen instellingen
waar uitsluitend meisjes verblijven. Wel zijn er in de jeugdzorgplus instellingen
categorale meisjesgroepen waar slachtoffers van loverboys worden behandeld. Zowel
in de open als de gesloten jeugdzorg capaciteit is beschikbaar voor deze doelgroep.
Bij Fier Fryslân is er specifieke opvang voor slachtoffers van loverboys. Ten behoeve
van Asja 1 (8 opvangplaatsen slachtoffers loverboys) is aan de decentralisatie-uitkering
altijd al een extra bedrag toegevoegd. Voor Asja 2 (ook 8 plaatsen) krijgt Fier Fryslân
een subsidie van het ministerie van Veiligheid en Justitie en mijn ministerie gezamenlijk.
Instellingen die slachtoffers van loverboys opvangen en behandelen maken in de praktijk
verschillende keuzes ten aanzien van de behandeling. Professionals kiezen in bepaalde
gevallen voor behandeling in een groep met uitsluitend meisjes, in andere gevallen
wordt de keuze gemaakt voor een gemengde groep. Juist omdat deze slachtoffers zich
daar veilig voelen en dit normaliserend kan werken. Het belangrijkste bij de behandeling
blijft dat maatwerk wordt geboden.
In het overleg dat VWS voert met de jeugdzorg plus instellingen is de wijze waarop
instellingen omgaan met de behandeling van slachtoffers van loverboys terugkerend
onderwerp van gesprek.
Zoals al gemeld in mijn brief aan uw Kamer van 18 december 2012 (Kamerstuk 31 839, nr. 261), vinden de voorbereidingen plaats voor een onderzoek naar oorzaken van herhaald
slachtofferschap. Over de resultaten van dit onderzoek informeer ik uw Kamer in 2013
in de voortgangsrapportage geweld in afhankelijkheidsrelaties.
De staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
M.J. van Rijn