31 839 Jeugdzorg

Nr. 241 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 1 oktober 2012

In de algemene commissie voor Jeugdzorg bestond er bij enkele fracties behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de brief van 3 juli 2012 inzake de stand van zaken jeugdzorgplus (Kamerstuk 31 839, nr. 220).

De op 13 juli 2012 toegezonden vragen en opmerkingen zijn met de door de staatssecretaris bij brief van 28 september 2012 toegezonden antwoorden hieronder afgedrukt.

De fungerend voorzitter van de commissie, Arib

De adjunct-griffier van de commissie, Sjerp

Inhoudsopgave

blz.

     

I.

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

II.

Reactie van de staatssecretaris

5

I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie bedanken de staatssecretaris voor de terugkoppeling over diverse onderwerpen. Deze leden hebben nog wel enkele vragen.

De instellingen hebben geconcludeerd dat de omvang van de geplande capaciteit jeugdzorgplus voldoende is. Houdt dit ook in dat de instellingen vinden dat er voldoende crisisplaatsen overblijven? Het is goed dat uitgezocht wordt hoeveel jongeren recidiveren in de jeugdzorgplus. Wanneer is meer bekend en wordt de Kamer geïnformeerd??

De staatssecretaris gaat zich beraden op de consequenties voor zorginkoop in die gevallen waar een zichtbaar perspectief op verbetering ontbreekt. Welke gevallen zijn dit en aan welke consequenties in de zorginkoop denkt de staatssecretaris?

De samenwerking tussen De Koppeling en Altra College is nog steeds onvoldoende. Dat is erg zorgelijk. Wat gaat de Inspectie Jeugdzorg doen als de zaak in het komende najaar nog steeds niet op orde is? Kan men zo'n situatie wel zo lang verantwoord laten voortduren?

Vragen en opmerkingen van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de uitgebreide stand van zaken brief jeugdzorgplus en danken de staatssecretaris dat zij deze brief voor het zomerreces aan de Kamer heeft gezonden. Genoemde leden hebben al eerder aangegeven in diverse algemeen overleggen over de jeugdzorg zich zorgen te maken over de capaciteitsproblemen bij de jeugdzorgplu instellingen.

Alle kinderen verdienen gelijke kansen op een gezond, gelukkig leven en veilige opvoeding zo zijn deze leden van mening. Het recht op opvang en zorg voor hen die dat nodig hebben moet altijd op tijd en effectief beschikbaar zijn. Niet alleen in het belang van het kind of de jongere, maar in het belang van het gezin en de samenleving als geheel.

Capaciteit jeugdzorgplus

Eerder schreef de staatssecretaris in een brief1 d.d. 27 september 2011 dat bij een gelijkblijvende vraag de capaciteit niet wordt gewijzigd. Aan de andere kant wordt verwacht dat met het starten van de trajectbenadering de vraag naar jeugdzorgplus zal afnemen. Tegelijkertijd wordt de decentralisatie van de jeugdzorg naar de gemeenten voorbereid. De leden van de SP-fractie vragen hoe deze drie zaken zich tot elkaar verhouden. Zij vernemen graag op welke manier de vraag naar jeugdzorgplus wordt gemonitord, nu en in de toekomst. Tevens vernemen zij graag op welke concrete manier snel en flexibel omgegaan kan worden met een wijziging in de vraag naar jeugdzorgplus.

De leden van de SP-fractie hebben zorgen of er voldoende capaciteit beschikbaar is en zal blijven. De vragen die deze hebben is welke definitie van capaciteit wordt gehanteerd en welk verdeelmodel wordt gebruikt. Eerder was nog niet bekend welk verdeelmodel voor 2014 gebruikt zou worden. Welk verdeelmodel inmiddels is gekozen en op basis van welke argumenten?

Daarnaast vragen de leden van de SP-fractie hoe het kan dat de wachtlijsten weer aan het toenemen zijn voor de gesloten jeugdzorg. Hoe verhoudt het stellen dat er voldoende capaciteit is zich tot het feit dat er (groeiende) wachtlijsten zijn? Wat moet er gezegd worden tegen de jongeren, die wachten op een plaats in de jeugdzorgplus, aan wie niet meer kan worden verteld wanneer er capaciteit voor hen beschikbaar zal zijn? Hoe gaat de staatssecretaris deze situaties zo snel mogelijk oplossen? Wat gaat de staatssecretaris concreet doen voor jongeren, die nu op een verkeerde plek verblijven en wachten op een voor hun zinvolle behandelplek binnen de gesloten jeugdzorg?

In hoeveel gevallen is er sprake van (onverantwoord) wachten wanneer een kind niet binnen de wettelijke termijn van 5 werkdagen na uitspraak van de rechter geplaatst kan worden? Hoe is het mogelijk dat er in Limburg momenteel 7 kinderen langer dan 5 dagen wachten op een plek in de jeugdzorgplus/ Tevens vragen deze leden de staatssecretaris om hier zo spoedig mogelijk actie op te ondernemen, omdat er kinderen zijn die 16, 27 en zelfs 49 dagen wachten. Voor de leden van de SP-fractie is dit onacceptabel. Ook vragen genoemde leden in hoeveel gevallen de wettelijke 48-uurs termijn bij urgentie niet kan worden gehaald bij plaatsing in de gesloten jeugdzorg. Kunt u uw antwoord toelichten?

Stand van zaken trajecten jeugdzorgplus

De staatssecretaris gaat in de brief uitvoerig in op een aantal vragen gesteld door de leden van de SP-fractie. Maar op de prangende vraag van deze leden, namelijk in hoeverre de trajectbenadering in de gesloten jeugdzorg ook leidt tot minder bedden in de gesloten jeugdzorg, krijgen zij geen antwoord.

Ter verduidelijking. Formeel heeft de staatssecretaris gelijk wat betreft de afbouw. Wat er echter speelt is dat als gevolg van het invoeren van trajectbehandeling, jongeren doorstromen naar andere vormen van zorg, maar blijven meetellen als een jeugdzorgplus plaatsing. Daarmee drukken deze jongeren op de capaciteit van jeugdzorgplus, en daar zit het probleem. Jeugdzorgplus instellingen kunnen dan, terwijl er bedden leeg staan, geen jongeren opnemen omdat zij aan de capaciteitsafspraak vastzitten. Jeugdzorgplus instellingen worden dan geconfronteerd met leegstand. De leden van de SP-fractie vragen de staatssecretaris hierop te reageren. Is de staatssecretaris het met deze leden eens, dat jeugdzorgplus instellingen jongeren moeten kunnen opnemen boven de capaciteitsafspraak wanneer zij lege bedden hebben en deze extra capaciteit dan wel gefinancierd wordt bovenop de gemaakte afspraken? Kunt u uw antwoord toelichten?

De leden van de SP-fractie vragen de staatssecretaris in te gaan op de volgende situatie. Bij de reorganisatie van «bedden naar trajecten» bij Almata – de Lindenhorst lopen deze instellingen er tegenaan dat een deel van de resterende 96 plaatsen (bedden) wordt gebruikt voor de pilot «trajectzorg». Dit betekent in totaal een verdere reductie van nog eens 20%, bovenop de afgesproken reductie, van residentiële plaatsen. Hoe gaat de staatssecretaris ervoor zorgen dat door de trajectbenadering er geen extra bedden verdwijnen? Kunt u uw antwoord toelichten?

Genoemde leden zijn met de staatssecretaris van mening dat het belangrijk is om jongeren een toekomstperspectief te bieden en jongeren geen dag langer in de gesloten jeugdzorg te laten verblijven dan nodig is. Dat betekent echter niet dat het doel moet zijn om jongeren zo snel mogelijk uit de jeugdzorgplus te krijgen, mogelijk ook om financiële redenen. Kan de staatssecretaris aangeven dat de kwaliteit van zorg en het maatwerk voor de jongere voorop moet staan?

Noodbeddenregeling

De leden van de SP-fractie vinden het verontrustend dat de staatssecretaris schrijft dat jongeren «meestal binnen twee dagen» kan worden opgenomen in de jeugdzorgplus. Zoals hierboven al aangegeven is de wettelijke termijn 48 uur als er een urgentie is voor plaatsing in de jeugdzorgplus. Deze leden vragen dan ook een reactie van de staatssecretaris en vragen om concrete maatregelen die ervoor zorgen dat de wettelijke termijn van 48 uur niet wordt overschreden.

Recidiverende jeugdzorgplus jongeren

In de brief wordt aangeven dat momenteel wordt uitgezocht hoeveel jongeren recidiveren in de jeugdzorgplus. De leden van de SP-fractie vragen wanneer deze duidelijkheid kan worden gegeven. Ook vernemen zij graag of het opnieuw aanmelden van een jongere, die na weglopen terugkeert, ook betekent dat deze jongere onderaan de wachtlijst komt of dat de behandeling weer van voren af aan begint.

Dwang- en drangmaatregelen in jeugdzorgplus

De leden van de SP-fractie zijn van mening dat dwang- en drangmaatregelen alleen in allerlaatste instantie gebruikt mogen worden. Het uitgangspunt moet zijn «nee, tenzij» zoals ook in de volwassenenzorg het uitgangspunt is. Daarnaast moet er altijd gezocht blijven worden naar andere maatregelen om dwang- en drangmaatregelen te voorkomen of op te heffen. Genoemde leden vragen de staatssecretaris om hierop te reageren. Ook vragen zij wat ervoor nodig is om jeugdzorgplus instellingen een «goed» te laten scoren op dit punt volgens de Inspectie Jeugdzorg, in plaats van «voldoende» zoals nu het geval is.

Gevolgen voor jeugdzorgplus van bezuinigingen op passend onderwijs

De leden van de SP-fractie hebben een vraag over de koppeling tussen het passend onderwijs en jeugdzorgplus. De staatssecretaris spreekt in haar brief over het belang «dat de leerling een doorlopend onderwijs- en zorgtraject volgt. Hier ligt een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de scholen verbonden aan Jeugdzorg Plus in de nieuwe samenwerkingsverbanden passend onderwijs.» Betekent dit dat de financiering van het onderwijs en de jeugdzorg aan elkaar gekoppeld zijn in het geval van een traject? Kunt u uw antwoord toelichten?

Rapporten Inspectie jeugdzorgplus

De leden van de SP-fractie zijn blij dat er verbeteringen zijn doorgevoerd op het gebied van bijvoorbeeld de rechtspositie, de veiligheid en het leefklimaat bij verschillende instellingen voor jeugdzorgplus. Toch zijn er nog meer verbeteringen mogelijk. Genoemde leden vragen op welke manieren de jeugdzorgplus instellingen worden gestimuleerd om verbeteringen te blijven doorvoeren.

Genoemde leden lezen dat de staatssecretaris zich beraadt op consequenties voor de zorginkoop, waar een zichtbaar perspectief op verbetering ontbreekt. Zij vragen de staatssecretaris op welke gebieden het perspectief op verbetering ontbreekt en welke redenen dat heeft. Ook vragen zij welke consequenties de staatssecretaris precies bedoeld. Kun u uw antwoord toelichten?

II. Reactie van de staatssecretaris

Hieronder treft u mijn reactie op de vragen van enkele fracties over de brief van 3 juli 2012 inzake Stand van zaken jeugdzorgplus (Kamerstuk 31 839, nr. 220).

Capaciteit jeugdzorgplus

De leden van de CDA-fractie hebben gevraagd of de conclusie van de instellingen dat de omvang van de capaciteit voldoende is, ook inhoudt dat zij vinden dat er voldoende crisisplaatsen overblijven.

De jeugdzorgplus kent geen specifieke crisisplekken. Als jeugdigen met urgentie worden aangemeld voor een plaatsing in de jeugdzorgplus hebben zij vrijwel altijd binnen 48 uur een plaats. De conclusie van de instellingen dat de omvang van de geplande capaciteit voldoende is, betekent dat zij met de geplande capaciteit ook urgent aangemelde jeugdigen op zeer korte termijn kunnen opnemen.

De leden van de SP-fractie hebben gevraagd hoe het uitgangspunt dat bij een gelijkblijvende vraag de capaciteit niet wordt gewijzigd, de verwachting dat door de trajectbenadering de vraag naar jeugdzorgplus zal afnemen en de decentralisatie naar gemeenten zich tot elkaar verhouden.

De huidige capaciteit jeugdzorgplus komt overeen met de vraag. Er is noch sprake van een overschot noch van een tekort. De verwachting is dat effectieve trajecten jeugdzorgplus tot gevolg hebben dat de verblijfduur in een gesloten accommodatie korter wordt en dat het aantal jongeren dat na een verblijf in jeugdzorgplus opnieuw gesloten moet worden geplaatst (herplaatsers) afneemt. Als die verwachtingen uitkomen kan het huidige aantal plaatsen verminderd worden.

Of dat gevolgen zal hebben voor de omvang van het te decentraliseren budget valt nu niet te zeggen. In de mei-circulaire 2013 krijgen de gemeenten nadere informatie over de omvang van het budget dat ze vanaf 2015 ontvangen.

De leden van de SP-fractie hebben gevraagd op welke manier de vraag naar jeugdzorgplus nu en in de toekomst zal worden gemonitord en op welke concrete manier snel en flexibel kan worden omgegaan met een wijziging in de vraag.

De capaciteitsplanning voor de jaren 2012 en 2013 is gebaseerd op werkelijk gebruik in de jaren 2010 en 2011. De gegevens over het werkelijk gebruik zijn gebaseerd op de maandelijkse rapportages van de instellingen en regionale plaatsingscoördinatiepunten die verantwoordelijk zijn voor de toeleiding. Met de gemeenten zal ik nog afspraken maken over het monitoren van het gebruik vanaf 2015.

De huidige capaciteit kent een marge waardoor een plotselinge stijging van de vraag opgevangen kan worden.

De leden van de SP-fractie hebben gevraagd welk verdeelmodel voor 2014 op basis van welke argumenten inmiddels is gekozen.

De capaciteitsplanning die ik u op 27 september 2011 heb toegestuurd is voor de jaren 2012 en 2013. Deze planning is gebaseerd op het werkelijk gebruik in de jaren 2010 en 2011. De instellingen hebben geconcludeerd dat de omvang van de geplande capaciteit jeugdzorgplus voor 2013 toereikend is. Voor 1 juli 2013 zal ik, in overleg met de instellingen, de definitieve capaciteitsverdeling voor 2014 vaststellen. Ik zal dat opnieuw doen op basis van het werkelijk gebruik van jeugdzorgplus. Hierboven heb ik aangegeven hoe ik dat monitor.

De leden van de SP-fractie hebben gevraagd hoe de stelling dat er voldoende capaciteit is zich verhoudt tot het feit dat er (groeiende) wachtlijsten zijn en wat er concreet gedaan wordt voor jongeren, die nu op een verkeerde plek verblijven en wachten op een voor hun zinvolle behandelplek binnen de gesloten jeugdzorg?

Het signaal van de leden van de SP-fractie, dat er groeiende wachtlijsten zouden zijn binnen de jeugdzorgplus herken ik niet. Integendeel, het aantal jeugdigen dat wacht op plaatsing in de jeugdzorgplus is vrij constant. Overigens spreken we binnen de jeugdzorgplus niet over wachtlijsten, maar over plaatsingslijsten. Daarop staan alle jeugdigen met een machtiging gesloten jeugdzorg die geplaatst moeten worden in de jeugdzorgplus. De landelijke plaatsingslijst schommelt op de peildatum (eerste van de maand) al maanden rond de 70 jeugdigen. Hiervan wacht de helft op overplaatsing. Deze jeugdigen zijn veelal toe aan een meer open plek. Om tijdig te kunnen voorzien in die plek worden deze jeugdigen alvast op de plaatsingslijst geplaatst. Het moment van overplaatsing wordt in goed overleg tussen de betreffende instellingen bepaald. Vaak is dit een periode dat een jeugdige wel al oefent op de meer open plek. De jeugdige gaat pas van de plaatsingslijst af als hij/zij geheel over is. Als jeugdigen wachten op een overplaatsing i.v.m. een specifieke behandelbehoefte van de jeugdige en expertise van een instelling kan het voorkomen dat er gewacht moet worden tot er plek op de gewenste groep dan wel locatie is. Deze jeugdigen krijgen tijdens deze wachttijd alle zorg die zij behoeven op de plek waar zij verblijven, indien wenselijk met ambulante inzet van de instelling met de benodigde expertise. Slechts incidenteel kan het voorkomen dat een jeugdige door de aard van zijn problematiek slecht (over)plaatsbaar is. Echter de veiligheid van jeugdige is altijd gegarandeerd door de verblijvende instelling. Als de veiligheid van de jeugdige dan wel de werknemers niet meer gegarandeerd kan worden, wordt er gewerkt met een acute time out bij een collega-instelling. De jeugdzorgplus instellingen bepalen dan middels een expertiseoverleg welke instelling, ook indien nodig met gewenste ondersteuning van collega-instellingen, de jeugdige opneemt en in eerste instantie diens veiligheid garandeert om vervolgens op voor jeugdige gepast moment te kunnen starten met behandeltraject.

De leden van de SP-fractie hebben gevraagd in hoeveel gevallen sprake is van (onverantwoord) wachten wanneer een kind niet binnen de wettelijke termijn van vijf werkdagen na uitspraak van de rechter geplaatst kan worden? Concreet hebben zij gevraagd hoe het mogelijk is dat er in Limburg momenteel zeven kinderen langer dan vijf dagen wachten op een plek in de jeugdzorgplus. Ook hebben deze leden gevraagd om hier zo spoedig mogelijk actie op te ondernemen, omdat er kinderen zijn die 16, 27 en zelfs 49 dagen wachten. Ook hebben de leden van de SP-fractie gevraagd in hoeveel gevallen de wettelijke 48-uurs termijn bij urgentie niet kan worden gehaald bij plaatsing in de gesloten jeugdzorg.

De jeugdzorgplus kent geen wettelijke termijnen voor plaatsing in een instelling. Er is een landelijk protocol plaatsingscoördinatie waarin afspraken gemaakt zijn. Voor jeugdigen, die urgent zijn aangemeld geldt dat zij binnen 24 tot 48 uur geplaatst worden. Voor regulier aangemelde jeugdigen is de afspraak dat ze binnen vijf dagen geplaatst worden. Navraag bij de stuurgroep Jeugdzorgplus regio Zuid, die bestaat uit de instellingen jeugdzorgplus, bureaus jeugdzorg en de landelijk werkende instellingen in het zorggebied Zuid, heeft geleerd dat bovengenoemde voorbeelden niet overeenkomen met de heersende praktijk. Het komt een enkele keer voor dat de afgesproken termijn overschreden wordt, maar dan duurt het zeker niet langer dan vier weken dat een jeugdige geplaatst wordt.

Stand van zaken trajecten jeugdzorgplus

De leden van de SP-fractie hebben gevraagd of het instellingen toegestaan is jongeren op te nemen boven de capaciteitsafspraak wanneer zij lege bedden hebben als gevolg van de traject aanpak.

De instellingen dienen er mee rekening te houden dat zij ook na invoering van de trajecten ten minste hetzelfde aantal kinderen moeten blijven opnemen als daarvoor het geval was. Bij een verkorting van de verblijfsduur in geslotenheid zullen zij op één plaats gedurende het jaar meerdere jongeren kunnen opvangen (in totaal twee bij een verblijfsduur van gemiddeld een half jaar). Daardoor kunnen zij – indien de verblijfsduur nu langer is – met minder plaatsen net zoveel jongeren opvangen. De besparing, die dat te weeg brengt, kunnen zij elders binnen het traject inzetten. De inzet van een capaciteitsplaats voor meerdere jongeren betekent dat een deel van de plaatsen niet langer ingezet hoeft te worden. Alleen wanneer de vraag substantieel toeneemt, zullen deze plaatsen weer in gebruik genomen kunnen worden.

Het is de vraag of bij een gelijkblijvende vraag en een verkorting van de verblijfsduur de situatie zich zal voordoen dat de huidige capaciteitsafspraken herzien moeten worden. Ik wijs er in dit verband op dat de instellingen jeugdzorgplus zelf hebben aangegeven dat de huidige capaciteit toereikend is.2

De leden van de SP-fractie hebben gevraagd in te gaan op de gevolgen van de reorganisatie van «bedden naar trajecten» bij Almata – de Lindenhorst en in het bijzonder op de vraag of er sprake is van een 20% extra reductie als gevolg van de trajectbenadering.

De fusie-instelling Almata- Lindenhorst kent straks 96 capaciteitsplaatsen. Net als de overige jeugdzorgplus instellingen moet Almata-Lindenhorst de pilot «trajectzorg» binnen het capaciteitskader (96 plaatsen) vorm geven. Er is dus geen sprake van een verdere reductie van 20% bij deze fusie-instelling Almata- Lindenhorst en geen sprake van het verdwijnen van extra bedden.

De leden van de SP-fractie hebben gevraagd aan te geven dat de kwaliteit van zorg en het maatwerk voor de jongere voorop moet staan.

Dit kan ik bevestigen. Met de invoering van de trajectaanpak beogen de instellingen het effect van de behandeling verder te vergroten en te verduurzamen. Dat vraagt een individuele aanpak, die zich niet alleen richt op de behandeling van de jongere binnen de instelling, maar ook op zijn omgeving, thuis en de school en het perspectief dat deze jongere daar of elders geboden kan worden.

Noodbeddenregeling

De leden van de SP-fractie hebben gevraagd om concrete maatregelen die ervoor zorgen dat de wettelijke termijn van 48 uur niet wordt overschreden als het gaat om jeugdigen voor wie een urgentie is voor plaatsing in de jeugdzorgplus.

De Wet op de jeugdzorg kent geen wettelijke termijn voor het plaatsen van jeugdigen in jeugdzorgplus. Wanneer een jongere urgent geplaatst moet worden, wordt dat vrijwel altijd binnen 48 uur gerealiseerd. In urgente gevallen is de veiligheid van de jongere het belangrijkst. Het kan daarom voorkomen dat er op dat moment niet direct plaats is in de instelling die het best past bij deze jongere. In dit geval wordt de jongere overgeplaatst zodra er een plaats beschikbaar is.

Recidiverende jeugdzorgplus jongeren

De leden van de CDA-fractie en van de SP-fractie hebben gevraagd wanneer de Kamer geïnformeerd wordt over het aantal jongeren die in de jeugdzorgplus recidiveren.

Allereerst wil ik de term recidiveren verduidelijken. Het kan zijn dat het nodig is dat herhaald in een jeugdzorgplus in een jeugdzorgplus voorziening moeten worden opgenomen. Deze jongeren worden opnieuw aangemeld voor behandeling in jeugdzorgplus. Vanaf 1 juli 2012 is het Toeleidingsysteem Jeugdzorgplus in gebruik. Dit systeem genereert plaatsingsgegevens van jeugdigen die worden aangemeld voor een behandelplek in een jeugdzorgplus instelling. In het Toeleidingssysteem worden de hernieuwde plaatsingen geregistreerd. Het systeem bevat op dit moment gegevens van jeugdigen die vanaf 1 juni 2012 zijn geplaatst. De eerste rapportage uit het Toeleidingssysteem verschijnt in november 2012. Ik zal u daarover informeren.

De leden van de SP-fractie hebben gevraagd of het opnieuw aanmelden van een jongere, die na weglopen terugkeert, ook betekent dat deze jongere onderaan de wachtlijst komt of dat de behandeling weer van voren af aan begint.

Als een jongere wegloopt en zich onttrekt aan de behandeling blijft zijn of haar plaats 14 dagen beschikbaar. Daarna wordt de jongere uitgeschreven uit de instelling. Wanneer een jongere terugkeert, wordt bekeken of het in het belang van de jongere is om in dezelfde instelling terug te keren en of hier een plaats beschikbaar is. Als er inderdaad een plaats beschikbaar is, wordt de jongere geplaatst en gaat de behandeling verder. Als er geen plaats is of als besloten wordt dat een jongere beter in een andere instelling geplaatst kan worden, begint de behandeling niet van voren af aan, maar worden de gegevens van de jongere overgedragen aan de instelling waar de jongere dan geplaatst wordt.

Dwang- en drangmaatregelen in jeugdzorgplus

De leden van de SP-fractie hebben gevraagd te reageren op het uitgangspunt dat dwang- en drangmaatregelen alleen in allerlaatste instantie gebruikt mogen worden en dat er altijd gezocht blijft worden naar andere maatregelen om dwang- en drangmaatregelen te voorkomen of op te heffen, alsmede wat ervoor nodig is om jeugdzorgplus instellingen een «goed» te laten scoren op dit punt volgens de Inspectie Jeugdzorg, in plaats van «voldoende» zoals nu het geval.

Het uitgangspunt van de jeugdzorgplus instellingen is dat beperkende maatregelen (dwang- en drangmaatregelen) zo min mogelijk worden toegepast. Per jongere moet bepaald worden welke maatregelen mogen worden toegepast en in welke gevallen deze mogen worden toegepast. De maatregelen worden in het behandelplan opgenomen en periodiek wordt bekeken of het nog nodig is dat deze maatregelen mogen worden toegepast of dat een bepaalde maatregel uit het behandelplan kan. Het toepassen van een beperkende maatregel is een laatste middel. De behandeling in jeugdzorgplus is er dan ook op gericht om te voorkomen dat beperkende maatregelen moeten worden toegepast. Professionals die werken in jeugdzorgplus worden hier specifiek in getraind en (bij)geschoold.

Een instelling krijgt een voldoende van de Inspectie jeugdzorg als zij een voldoende scoort op het merendeel van de indicatoren waarop de Inspectie toetst. Indien de instelling op alle indicatoren een voldoende scoort wordt het toezicht afgerond met de kwalificatie goed.

Gevolgen voor jeugdzorgplus van bezuinigingen op passend onderwijs

De leden van de SP-fractie hebben gevraagd of de financiering van het onderwijs en de jeugdzorg aan elkaar gekoppeld zijn in het geval van een traject.

Tijdens het verblijf in de jeugdzorgplus instelling is er sprake van volledige koppeling van de financiering van de zorg en het onderwijs. De bekostiging van het onderwijs tijdens het verblijf van de jongere in de jeugdzorgplus instelling vindt namelijk plaats via capaciteitsbekostiging: het onderwijs wordt bekostigd op basis van de capaciteit in de jeugdzorgplus instelling.

Wanneer het traject van een jeugdige na behandeling in de jeugdzorgplus wordt voortgezet in een andere residentiële instelling, dan is de jeugdige automatisch toelaatbaar tot de daaraan gekoppelde school voor (voortgezet) speciaal onderwijs.

Wanneer de jongere de instelling verlaat, zal de onderwijsloopbaan worden vervolgd op een school van het samenwerkingsverband passend onderwijs. Voor deze school verloopt de bekostiging voor de extra ondersteuning via het samenwerkingsverband passend onderwijs. Vanwege het belang van een doorlopend onderwijs- en zorgtraject is het de gezamenlijke verantwoordelijkheid van de scholen verbonden aan jeugdzorgplus en de nieuwe samenwerkingsverbanden passend onderwijs om in een vroeg stadium afspraken te maken over het vervolgonderwijs van de jongere na verblijf in de instelling. Op deze manier worden de budgetten in samenhang besteed.

Onlangs is een gezamenlijk project van de ministeries van OCW, VWS en V&J van start gegaan waarin aan de hand van pilots wordt onderzocht hoe het onderwijs op de school tijdens het verblijf in de instelling beter kan aansluiten op het onderwijs na het verblijf in de instelling.

Rapporten Inspectie jeugdzorgplus

De leden van de CDA-fractie en de SP-fractie hebben gevraagd in welke gevallen een zichtbaar perspectief op verbetering ontbreekt en aan welke consequenties in de zorginkoop de staatssecretaris denkt.

Indien een instelling een onvoldoende scoort op een bepaalde stap van het toezicht door de Inspectie Jeugdzorg krijgt de instelling een periode de tijd om verbeteringen aan te brengen en voert de Inspectie een hertoets uit. Wanneer de situatie niet veilig is voor de jongeren in de instelling heeft de Inspectie de mogelijkheid om de instelling onder verscherpt toezicht te plaatsen. Wanneer een instelling ondanks deze maatregelen niet de benodigde verbeteringen laat zien, is het denkbaar dat de subsidieverstrekking aan deze instelling door VWS wordt beëindigd. Ik wil hierbij benadrukken dat een dergelijke situatie zich op dit moment niet voordoet.

De leden van de CDA-fractie hebben gevraagd wat de Inspectie Jeugdzorg gaat doen als de samenwerking tussen de Koppeling en het Altra College nog steeds onvoldoende is.

De Inspectie Jeugdzorg en de Inspectie van het Onderwijs voeren in het najaar een gezamenlijke hertoets uit en zullen ook gezamenlijk optreden, indien mocht blijken dat de samenwerking nog onvoldoende is. De beide inspecties beraden zich momenteel op mogelijke maatregelen voor deze situatie. Het uitgangspunt hierbij is dat het onderwijs in elk geval door moet blijven gaan, gezien het recht op onderwijs van de jongeren in De Koppeling.

De leden van de SP-fractie hebben gevraagd op welke manieren de jeugdzorgplus instellingen worden gestimuleerd om verbeteringen te blijven doorvoeren, naast de verbeteringen die al zijn doorgevoerd op het gebied van bijvoorbeeld de rechtspositie, de veiligheid en het leefklimaat bij verschillende instellingen voor jeugdzorgplus.

Het stapsgewijze toezicht door de Inspectie jeugdzorg is gebaseerd op het Kwaliteitskader gesloten jeugdzorg. Dit kwaliteitskader en het toezicht hierop door de Inspectie Jeugdzorg zorgt voor een duidelijke kwaliteitsverbetering binnen de jeugdzorgplus instellingen. Het toezicht verloopt in drie stappen. De eerste stap ziet op de rechtspositie en veiligheid, de tweede stap op het leefklimaat in de jeugdzorgplus instellingen. Op dit moment wordt de derde stap van het toezicht voorbereid. Deze stap ziet op het behandeltraject van de jongeren in jeugdzorgplus. De thema’s behandeling en ketensamenwerking komen hierbij aan de orde. Hiermee worden alle aspecten binnen de instellingen getoetst en waar nodig verbeterd. Naast deze cyclus werken de instellingen zelf ook aan verdere verbetering van de kwaliteit van zorg in jeugdzorgplus.

De staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M. L. L. E. Veldhuijzen van Zanten-Hyllner


X Noot
1

Kamerstuk 31 839, nr. 128

X Noot
2

Kamerstukken II, 31 389, nr. 220

Naar boven