31 839 Jeugdzorg

Nr. 234 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 juli 2012

Tijdens het Algemeen Overleg inzake het ronselen van meisjes in jeugdzorginstellingen op 9 februari 2012 (Kamerstuk 31 839, nr. 179) en het hierop volgende Verslag Algemeen Overleg op 15 maart 2012 (Handelingen II 2011/12, nr. 64, item 8, blz. 21–25) heeft de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie toegezegd dat u vóór de zomer schriftelijk zou worden bericht over de resultaten van de door mij gesubsidieerde pilot te Rotterdam genaamd «loverboys zijn laffe boys.» Daarnaast zou u worden bericht over de wenselijkheid van het maken van afspraken met bepaalde bedrijfstakken om te voorkomen dat slachtoffers van loverboys onder dwang dure goederen/diensten aanschaffen.

Beide toezeggingen kom ik met deze brief na, evenals de toezegging die ik tijdens de behandeling van de Wet regulering prostitutie heb gedaan om u te informeren over de mogelijkheid om de zogenaamde «vergewisplicht» in te voeren voor exploitanten van websites voor pornografie.

Doelstelling pilot

Om nader inzicht te krijgen in de loverboyproblematiek en in effectieve interventies is vanuit de gemeente Rotterdam en de politie Rotterdam-Rijnmond het initiatief genomen een pilot te starten. De pilot «Loverboys zijn laffe boys,» mede vanuit mijn ministerie gefinancierd, is op 1 april 2010 voor de duur van twee jaar gestart en is op 31 mei 2012 succesvol afgerond.

De doelstelling van de pilot was vierledig: het voorkomen en stoppen van loverboyactiviteiten; het voorkomen van slachtofferschap; het beschermen van slachtoffers van uitbuiting en het ontwikkelen van een mediastrategie.

Resultaten pilot

De pilot valt onder de verantwoordelijkheid van de landelijke Task Force aanpak mensenhandel. De resultaten van de pilot zijn substantieel, ik noem de meest in het oog springende punten:

  • de politie heeft diverse vernieuwende methodes ontwikkeld om in contact te komen met slachtoffers en daders. Zo werden door een internetrechercheur «lokprofielen» aangemaakt op sociale netwerksites, bijvoorbeeld onder de naam «Marieke14» of werd deelgenomen aan chatsessies. Dit leverde onmiddellijk allerlei – perverse – reacties op. Hiermee is men echter geen loverboys op het spoor gekomen, maar wel pedofielen. Uit de sessies met ruim 200 gesprekspartners bleek dat zij allemaal op zoek waren naar seks met minderjarigen, met 30 gespreksdeelnemers is een vervolgafspraak gemaakt en uiteindelijk werden vier verdachten aangehouden. De communicatie werd overigens vaak verbroken wanneer het meisje (dus de internetrechercheur) geen foto’s of webcambeelden wilde tonen;

  • er werden advertenties nagetrokken op internet. Signalen voor controle werden doorgeleid naar het prostitutiecontroleteam van de politie. Thuiswerkende prostituees, waarvan vermoed werd dat er iets aan de hand zou kunnen zijn (mensenhandel of minderjarigheid) werden bezocht door de politie. In de afgelopen periode zijn 44 prostituees op deze wijze gecontroleerd en uit de prostitutie gehaald. Casussen werden ook ingebracht in de bestaande ketensamenwerking in Rotterdam, om te bezien of er bij partners nog meer informatie beschikbaar was en welke aanpak de beste zou zijn;

  • er zijn nieuwe digitale instrumenten ontwikkeld die automatisch websites doorzoeken op bepaalde informatie;

  • er is een campagne gehouden «loverboys 2.0», gericht op jongeren, potentiële slachtoffers en ouders. De informatie werd eigentijds overgedragen door de Rotterdamse rapster Reshmay en via sociale media werd de informatie door jongeren zelf doorgegeven. Er zijn ongeveer 1000 meiden voorgelicht via scholen, de videoclip van Reshmay is 16 000 keer bekeken, de banner op Hyves is 229 000 keer bekeken, een vragenlijst over hoe loverboys hun slachtoffers kunnen vinden werd 167 200 keer bekeken en 734 keer werd hierop gereageerd. Het aantal meldingen/hulpvragen bij Humanitas was eind 2010, dus na deel 1 van de campagne met 30% gestegen, wat gezien kan worden als effect van de campagne.

  • binnen de pilot zijn 68 onderzoeken naar daders verricht. Een deel van deze onderzoeken is overgedragen aan andere opsporingsinstanties (24) of bleek niet voldoende opsporingsindicatie te bevatten (28). Het andere deel heeft geleid tot 10 strafrechtelijke onderzoeken, en tot 11 «tegenhoudgesprekken». Binnen de strafrechtelijke onderzoeken werden 8 slachtoffers aangetroffen, waarvan er 6 minderjarig waren. In een tegenhoudgesprek werden de (potentiële) daders erop gewezen dat zij in de gaten gehouden werden. Er zijn 17 verdachten aangehouden binnen de pilot.

De werkwijze en resultaten van de pilot zijn landelijk bekendgemaakt.

Uit de bevindingen van de pilot en uit de literatuur omtrent loverboyproblematiek komt naar voren dat het voorkomt dat (potentiële) slachtoffers – voordat zij worden uitgebuit in de prostitutie – gedwongen worden (dure) telefoonabonnementen af te sluiten en vervolgens de telefoon moeten inleveren bij hun loverboy.

Ook telefoonmaatschappijen hebben een maatschappelijke verantwoordelijkheid om frauduleuze praktijken te voorkomen. Daarnaast hebben ze geen baat bij het werven van klanten die de financiële last van een abonnement niet kunnen en willen dragen. Telefoonmaatschappijen als KPN, T-Mobile en Vodafone hebben daarom al maatregelen getroffen om slachtoffers te beschermen tegen loverboys. Zo trainen genoemde maatschappijen hun winkelmedewerkers op het herkennen van signalen dat een (potentiële) klant gedwongen wordt een contract af te sluiten. Samen met de maatschappijen ben ik in overleg over aanvullende maatregelen die in dit kader kunnen worden getroffen.

Vergewisplicht

Tijdens de mondelinge behandeling in de Tweede Kamer van het wetsvoorstel Regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche is gesproken over de wens van de leden Gesthuizen (SP) en Arib (PvdA) om exploitanten van websites waarop pornografie wordt aangeboden te verplichten te kunnen aantonen dat de getoonde modellen de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt (ook wel de «vergewisplicht» genoemd). Ik heb vervolgens – zoals toegezegd – een zeer betrokken politiefunctionaris ontvangen, en diens ideeën en voorstellen laten bespreken met de experts mensenhandel van de politiekorpsen. Hun eensluidende conclusie was de voorstellen niet nader uit te werken. Deze conclusie is besproken met en wordt onderschreven door de organisaties die deelnemen aan de Task Force. De overwegingen daarbij heb ik u al doen toekomen.1 De belangrijkste hiervan is dat het bestaande strafrechtelijke instrumentarium reeds voldoet om seksuele dienstverlening waarbij minderjarigen zijn betrokken, aan te pakken. Op grond van de strafbaarstelling van kinderpornografie is vervolging namelijk al mogelijk indien er sprake is van afbeeldingen waarop sprake is van een persoon die eruit ziet als een minderjarige, maar in werkelijkheid de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt. Voorts heb ik u onder meer gemeld dat de invoering van de vergewisplicht daarnaast moeilijk uitvoerbaar en niet proportioneel is.2

Wel wijzen de experts mensenhandel van de politiekorpsen op het belang om met behulp van de bestaande wet- en regelgeving aandacht te blijven schenken aan de productiebedrijven van pornografie, omdat dit een risicobranche voor mensenhandel is. Naast het feit dat de aanpak van mensenhandel via het internet (zie ook de tekst over de pilot «loverboys zijn laffe boys») een belangrijke prioriteit vormt van de Task Force aanpak mensenhandel, wordt momenteel een verkennend onderzoek uitgevoerd naar commerciële seksaanbieders op het internet. Bij de voorbereiding van dit onderzoek zijn de politie (korpsexperts mensenhandel), het Landelijke Informatie- en Expertise Centrum, het Expertisecentrum Mensenhandel en Mensensmokkel en de Nationaal Rapporteur Mensenhandel betrokken.

De minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten


X Noot
1

Brief van 21 maart 2011; Kamerstukken II 2010/11, 32 211, nr. 60.

X Noot
2

Brief van 27 oktober 2011; Kamerstukken II 2010/11, 32 211, nr. 63.

Naar boven