31 839 Jeugdzorg

Nr. 187 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 maart 2012

Hierbij bied ik u het rapport van de Inspectie Jeugdzorg (IJZ) aan naar de zorg aan Nederlandse jongeren die met een jeugdzorgindicatie in het buitenland geplaatst zijn1. In dit rapport beschrijft de inspectie de bevindingen en haar oordeel over de mate waarin de zorg die de jongeren in het buitenland ontvangen aan de kwaliteitsmaatstaven buitenlands zorgaanbod2 voldoet.

In het Algemeen Overleg Kwaliteitsmaatstaven buitenlands- en particulier zorgaanbod van 17 maart 2011 (Kamerstuk 31 839, nr. 101) heb ik uw Kamer ook toegezegd een experienced based onderzoek naar de professionele overwegingen ten aanzien van het buitenlands zorgaanbod te laten uitvoeren. Bureau Van Montfoort heeft dit onderzoek uitgevoerd. Met deze brief bied ik u de resultaten hiervan aan1.

De inspectie verwacht van zorgaanbieders die Nederlandse jongeren met een jeugdzorgindicatie in het buitenland plaatsen, dat zij zich ervoor inspannen om dezelfde kwaliteit van zorg in het buitenland te (laten) bieden als in Nederland. Het moet voor de kwaliteit van zorg niet uitmaken dat een jongere in het buitenland verblijft. De kwaliteitsmaatstaven buitenlands zorgaanbod zijn hier bepalend, maar de kwaliteitsnormen die van toepassing zijn binnen de jeugdzorg in Nederland gelden ook onverkort voor het aanbod in het buitenland.

Uit het rapport van de inspectie blijkt dat zorgaanbieders zich na het vooronderzoek van de inspectie naar buitenlands zorgaanbod eind 20083 hebben ingespannen om de kwaliteit van de zorg in het buitenland te verbeteren. Verder blijkt dat zorgaanbieders in belangrijke mate zijn geslaagd de kwaliteitsmaatstaven voor het buitenlands zorgaanbod te implementeren. Het eindoordeel van de inspectie luidt dan ook dat de zorg die jongeren in het buitenland ontvangen grotendeels aan de kwaliteitsmaatstaven buitenlands zorgaanbod voldoet. Voor bijna alle zorgaanbieders geldt echter dat er belangrijke inhoudelijke verbeterpunten zijn bij hun zorgaanbod in het buitenland.

Het onderzoek van Van Montfoort concludeert dat professionals een duidelijke meerwaarde zien in het buitenlands zorgaanbod. De kracht van het buitenlands zorgaanbod volgens de professionals is de fysieke afstand die het verblijf in het buitenland biedt ten opzichte van de thuisomgeving en het feit dat jongeren in het buitenland op zichzelf zijn aangewezen. De aanbieders en cliënten signaleren positieve (gedrags)veranderingen bij de jongeren na hun verblijf in het buitenland. Jongeren zijn opener in hun communicatie geworden, kunnen beter omgaan met gezag en hebben meer dagritme en structuur.

De inspectie doet in het rapport een aantal aanbevelingen aan zorgaanbieders, provincies en het ministerie. De aanbevelingen aan de zorgaanbieders komen er op neer dat gastgezinnen in het buitenland zorgvuldig gescreend moeten worden, dat jongeren een aanbod op maat moeten krijgen en jongeren altijd de mogelijkheid moeten hebben tot het volgen van Nederlandstalig onderwijs. De inspectie vraagt tevens de provincies en het ministerie te bevorderen dat zorgaanbieders die gebruik maken van buitenlands zorgaanbod zich aansluiten bij een landelijk platform met als doel kennis en expertise te bundelen. De aanbevelingen uit het rapport van Van Montfoort komen grotendeels overeen met de aanbevelingen van de inspectie.

Ik vind het een positieve ontwikkeling dat zorgaanbieders zich hebben ingezet de zorg voor jongeren in het buitenland te verbeteren. Het inspectierapport laat echter zien dat er nog verbeteringen nodig zijn. Deze moeten voor 1 juli 2012 zijn geïmplementeerd. Naar aanleiding van de genoemde inhoudelijke verbeterpunten heb ik overleg gevoerd met het IPO. Ik heb met het IPO afgesproken dat de provincies de aanbevelingen oppakken. VWS en IPO zullen met Jeugdzorg Nederland overleggen over de inrichting van een landelijk platform.

De staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M. L. L. E. Veldhuijzen van Zanten-Hyllner


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

X Noot
2

Aangeboden aan uw Kamer op 19 augustus 2010 (TK 2009–2010, 31 839, nr. 69).

X Noot
3

Aangeboden aan uw Kamer op 5 februari 2010 (TK 2009–2010, 31 839, nr. 37).

Naar boven