31 839 Jeugdzorg

Nr. 1027 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 14 oktober 2024

De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over de brief van 24 april 2024 inzake de beleidsreactie op het rapport «Kinderen en ouders met recht goed beschermd» van de Adviescommissie Rechtsbescherming en Rechtsstatelijkheid in het Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming (Kamerstuk 31 839, nr. 1018).

De Staatssecretaris heeft deze vragen beantwoord bij brief van 14 oktober 2024. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Pool

Adjunct-griffier van de commissie, Vroege

Vragen en antwoorden

Vraag 1

Bent u bekend met het onderzoek van de Staatscommissie Herijking ouderschap «Kind en ouders in de 21e eeuw» van 7 december 2016, welk een aanleiding heeft gegeven tot een brede bezinning op de procespositie van minderjarigen in het Nederlands procesrecht?

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Bent u bekend met het rapport «Kind in proces: van communicatie naar effectieve participatie» van 2 maart 2020, waar onderzoekers van het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Datacentrum (WODC) een groot aantal aanbevelingen hebben gedaan ten aanzien van de procespositie van kinderen?

Antwoord 2

Ja.

Vraag 3

Kunt u een reflectie geven op dat op basis van bovenstaande rapporten kinderen jonger dan acht jaar moeten worden gehoord door de rechter en op de aanbevelingen dat minderjarigen vanaf acht jaar standaard moeten worden uitgenodigd voor een kindgesprek met de rechter?

Vraag 4

Kunt u een reflectie geven op dat het hanteren van een leeftijdsgrens, zoals de Rechtspraak die nu hanteert, op gespannen voet staat met artikel 12 van het Kinderrechtenverdrag dat geen leeftijdsgrens kent?

Vraag 35

Waarom moet er gewacht worden op het wetsontwerp voor aanpassing rechtsgronden en de wettelijke verankering van het perspectiefbesluit om de mening van een minderjarige te horen? Kan dit niet gewoon nu al gedaan worden, aangezien dit uit het Verdrag inzake de rechten van het kind (IVRK) volgt?

Antwoord 3, 4 en 35

Zoals uiteengezet in het rapport Kind in proces, bieden artikel 12 van het Kinderrechtenverdrag en de interpretatie daarvan van het VN-Kinderrechtencomité, ruimte aan lidstaten om «op basis van leeftijd en rijpheid onderscheid te maken tussen het verplicht uitnodigen om gehoord te worden van (slechts) een bepaalde categorie minderjarigen die met procedures te maken krijgen, bijvoorbeeld die van twaalf jaar en ouder, zo lang maar geen absolute grenzen worden gebruikt en elk kind individueel wordt beoordeeld.» Het hanteren van een leeftijdsgrens in het algemeen staat niet op gespannen voet met artikel 12 van het Kinderrechtenverdrag. Wel wordt in het rapport terecht benadrukt dat het gebruiken van leeftijdsgrenzen in de wet nooit mag betekenen «dat kinderen onder deze leeftijdsgrens stelselmatig worden uitgesloten om gehoord te worden.» Daar sluiten wij ons geheel bij aan.

Met de in de Nederlandse wet opgenomen leeftijdsgrens van twaalf jaar, waarop een kind standaard door de rechter wordt uitgenodigd voor een kindgesprek, kunnen rechters flexibel omgaan. Ook kinderen jonger dan twaalf jaar kunnen worden gehoord en dit gebeurt ook als blijkt dat kinderen daar behoefte aan hebben.

Binnen het familie- en jeugdrecht is afgesproken dat alle rechtbanken en hoven de komende periode hun werkwijze zodanig aanpassen dat minderjarigen vanaf acht jaar standaard worden uitgenodigd voor een kindgesprek. Bij sommige gerechten gebeurt dit nu al en andere gerechten zijn druk bezig om dit te implementeren. Voor de hoven is het streven om deze werkwijze per 1 januari 2025 te hebben ingevoerd. De rechtbanken hebben daaraan geen datum gekoppeld, maar beginnen zo spoedig mogelijk met het horen van minderjarigen vanaf acht jaar in de procedures omgang, hoofdverblijfplaats, verhuizing en uithuisplaatsing.

In dat verband hoeft, om de mening van een minderjarige te horen, niet gewacht te worden op het wetsontwerp voor aanpassing van de rechtsgronden en de wettelijke verankering van het perspectiefbesluit, zoals bij vraag 35 wordt gesteld.

Vraag 5

Kunt u een reflectie geven op de aanname dat de aanbevelingen uit bovengenoemde rapporten aanbevelen dat het hoorrecht van kinderen had moeten leiden tot het creëren van kindvriendelijke wachtruimten en gespreksruimten?

Vraag 8

Worden er op dit moment in Nederland nog kinderen door rechters gehoord in reguliere zittingszalen?

Vraag 9

Kan worden aangegeven in welke gerechten kinderen worden gehoord in reguliere zittingszalen en kan worden verklaard namens deze gerechten waarom dit het geval is?

Antwoord 5, 8 en 9

Binnen de rechtspraak is al langere tijd aandacht voor de aanwezigheid van kindvriendelijke wachtruimten en gespreksruimtes. De aanbevelingen uit bovengenoemde rapporten hebben daar naar onze mening ook aan bijgedragen. Vanuit de Rechtspraak is aangegeven dat in de meeste gerechten er inmiddels ook al wel aparte kindgesprekruimtes aanwezig zijn, zodat het kindgesprek niet in een zittingszaal plaats hoeft te vinden. Rechter en minderjarige zitten op gelijke hoogte (de rechter zit dus niet op een podium) en niet tegenover elkaar. Volgens de Rechtspraak komt het weleens voor dat kinderen onverhoopt gehoord worden in reguliere zittingszalen. Dit is het geval als een kindvriendelijke ruimte om gebouw-technische of logistieke redenen niet beschikbaar is. In dat geval wordt er bijzondere aandacht geschonken aan de grootte van de zittingszaal (bij voorkeur kleinere zittingszaal) en de opstelling voor het gesprek.1

Een aantal gerechten hebben ook kindvriendelijke wachtruimtes waar kinderen kunnen wachten op het gesprek met de rechter. De mogelijkheden hangen samen met de mogelijkheden van de gerechtsgebouwen. De aanwezigheid van kindvriendelijke ruimtes bij alle gerechten en rechtbanken, en uniformiteit daarin, is binnen de Raad voor de Rechtspraak en de gerechtsbesturen een aandachtspunt voor verbetering. Dat ondersteunen wij, zoals wij ook hebben aangegeven bij de beantwoording van de kamervragen van het lid Bruyning (NSC) over het kindgesprek.

Vraag 6

Bent u bekend met de in februari 2011 verschenen Nota van aanbevelingen Wachtruimte Civiele Jeugd in het Gerechtsgebouw, waaruit blijkt dat sommige rechtbanken een aparte, kindvriendelijke wachtruimte voor minderjarigen hebben, maar velen ook niet en dat de praktijk doorgaans verre van ideaal is voor wat betreft de tijdelijke opvang van minderjarigen?

Vraag 7

Kunt u aangeven welke rechtbanken op dit moment voldoen aan de aanbevelingen en vereisten uit het op 8 juli 2013 uitgebrachte rapport van de toenmalige kinderombudsman, over deze kindvriendelijke wachtruimte, welke tot de conclusie kwam dat een dergelijke kindvriendelijke ruimte in elke rechtbank aanwezig moet zijn?

Vraag 6 en 7

Ja. De Nota van aanbevelingen «Wachtruimte Civiele Jeugd in het Gerechtsgebouw» kwam voort uit het (interne) rechtspraakproject «Kindvriendelijkheid in Gerechtsgebouwen» dat in 2009 is gestart. Deze nota van aanbevelingen en het rapport van de Kinderombudsman «In de wacht» uit 2013, zagen in beginsel op een specifieke groep jeugdigen, namelijk jeugdigen die te maken krijgen met gesloten jeugdzorg/ jeugdhulp in het civiele kader. Het kwam destijds geregeld voor dat deze jeugdigen rondom hun zitting in het cellencomplex voor volwassenen gedetineerden werden opgehouden. Vanuit de rechtspraak is aangegeven dat van deze situatie niet of nauwelijks meer sprake is. De betreffende jeugdigen hebben nu in veel gevallen een begeleider die naast hen op de gang blijft zitten zodat ze binnen het gerecht niet naar een afgesloten ruimte hoeven. Als dat wel nodig blijkt (in de beginfase van het gesloten traject is daarvan nog wel eens sprake) dan hebben de meeste gerechten daarvoor een kindvriendelijke gesloten ruimte beschikbaar. Bovendien worden bij een aantal rechtbanken gesloten jeugdhulpzaken op locatie behandeld zodat de jeugdigen de instelling niet hoeven te verlaten voor hun zitting.

Verder is, zoals bij de beantwoording van vraag 5, 8 en 9 uiteengezet, binnen de rechtspraak aandacht voor het creëren van een meer kindvriendelijke setting voor alle groepen jeugdigen die te maken krijgen met de rechtspraak.

Vraag 10

Bent u bereid om maatregelen te nemen als blijkt dat kinderen vanaf acht jaar nog steeds in zittingszalen worden gehoord die niet voldoen aan de vereisten, aanbevelingen en conclusies van diverse rapporten en wat voor vorm zouden deze maatregelen moeten krijgen?

Antwoord 10

Wij vinden het belangrijk dat een kind op een kindvriendelijke en veilige manier kan participeren in juridische procedures. Het is ook een aandachtspunt van de juridische projectgroep «kindvriendelijke procedures» die wij in het leven hebben geroepen. De projectgroep werkt met betrokken partners waaronder de rechtspraak, de advocatuur, de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) en Villa Pinedo, toe naar een advies over op welke manieren procedures nog kindvriendelijker ingericht kunnen worden. Hierbij kijken wij onder meer ook naar de locatie waar het kindgesprek plaatsvindt, evenals de raakvlakken met de aanbevelingen van de adviescommissie Rechtsbescherming en Rechtsstatelijkheid om het recht op informatie en participatie voor kinderen (en ouders) in juridische procedures beter te waarborgen. Villa Pinedo heeft op 13 september 2024 haar advies gepubliceerd. In mijn brief over de verbetering van de rechtsbescherming voor ouders en kinderen die met jeugdbescherming te maken krijgen ga ik dieper in op wat deze aanbevelingen voor de procedures in de jeugdbescherming betekenen.

Vraag 11

Kunt u aangeven of de RvdK doet aan onaangekondigde werk- en controle bezoeken? Zo nee, waarom worden deze onaangekondigde werk- en controle bezoeken niet uitgevoerd?

Antwoord 11

Indien de RvdK op grond van artikel 3.1 lid 1 Jeugdwet verzocht is om te onderzoeken of een kinderbeschermingsmaatregel nodig is, gaat de RvdK in de regel op huisbezoek bij de (pleeg)ouders om met hen te spreken en een oordeel te kunnen vormen over de veiligheid en ontwikkeling van een kind. Aangekondigde bezoeken zijn daarbij de standaard, zodat betrokkenen zich kunnen voorbereiden op het gesprek, Dit kan leiden tot een meer open en constructieve dialoog, waarin alle relevante informatie op tafel kan komen. Deze transparantie versterkt het vertrouwen tussen betrokkenen en de RvdK, hetgeen bijdraagt aan een betere samenwerking en effectievere hulpverlening.

Er zijn echter situaties waarin de RvdK ervoor kiest om onaangekondigd op bezoek te gaan. Dit gebeurt alleen als daar aanleiding voor is, bijvoorbeeld wanneer er sterke aanwijzingen zijn dat de veiligheid van het kind in gevaar is of dat een situatie dringend handelen vereist om zo een reële en actuele situatie te kunnen beoordelen. Ook indien betrokkenen niet reageren op een schriftelijke of telefonische oproep om in gesprek te komen, kan de RvdK overwegen om onaangekondigd langs de woning te gaan om een extra stap te zetten om een samenwerking tot stand te brengen.

Vraag 12

Hoe verkrijgt een kinderrechter op dit moment informatie voor een proces en hoe transparant en volledig is deze informatie?

Antwoord 12

Wanneer (jeugd)hulpverleners merken dat vrijwillige (jeugd)hulp niet genoeg is voor kinderen en ouders, kunnen zij de RvdK op grond van artikel 3.1 lid 1 Jeugdwet vragen om te onderzoeken of een kinderbeschermingsmaatregel en eventueel een uithuisplaatsing nodig is. De RvdK verricht dan onderzoek en verzoekt de kinderrechter zo nodig om een kinderbeschermingsmaatregel. Tijdens dit onderzoek maakt de RvdK waar mogelijk gebruik van de informatie die reeds in het vrijwillig kader is verzameld. Doorgaans zijn de (pleeg)ouders op de hoogte van die informatie en hebben zij in het vrijwillig kader de mogelijkheid gehad daarop te reageren. De RvdK gebruikt deze informatie indien deze feitelijk, recent en geaccordeerd is.

De RvdK spreekt in zijn onderzoek het kind, de (pleeg)ouders en andere relevante betrokken personen en professionals. Dit dient als hoor en wederhoor, als toetsing van de reeds verzamelde informatie en ter aanvulling op de informatie die reeds in het vrijwillig kader is ingezameld. De RvdK en betrokkenen maken daarbij afspraken over welke informanten er voor het raadsonderzoek benaderd zullen worden. De informatie die de RvdK inwint bij informanten wordt geaccordeerd door de informanten, alvorens deze informatie wordt gebruikt in de rapportage. Zodra de raadsrapportage gereed is wordt dit met (pleeg)ouders besproken en krijgen zij de mogelijkheid hierop te reageren. Hun reactie op de rapportage wordt verwerkt in het rapport voor zover het feitelijke onjuistheden betreft. Als hun reactie over overige punten gaat, dan wordt deze als bijlage aan het rapport toegevoegd. Het totale rapport met de reactie van ouders wordt aan de kinderrechter toegezonden. Ouders zijn hiervan op de hoogte. Kinderen worden tijdens het onderzoek ook standaard gezien en (afhankelijk van de leeftijd) gesproken. Boven de 16 jaar krijgen jeugdigen de rapportage zelf ook ter inzage.

Indien er vermoedens zijn van acute onveiligheid van een kind, wordt dit bij de RvdK gemeld met een verzoek tot onderzoek naar een spoedmaatregel. Na een beoordeling van de informatie uit de melding door de RvdK, en in principe in contact met ouders en kinderen, wordt het verzoek tot voorlopige ondertoezichtstelling en spoeduithuisplaatsing gedaan bij de kinderrechter. Als de kinderrechter het spoedverzoek inwilligt, wordt deze beslissing door de RvdK aangezegd bij de ouders en vindt de uithuisplaatsing plaats. Vanwege de spoedeisendheid van deze procedure heeft de informatie die naar de kinderrechter gaat over het algemeen betrekking op ernstige zaken en is beperkter van omvang. De zitting over het spoedbesluit vindt plaats binnen twee weken na de beslissing van de kinderrechter. Dit onderzoek komt overeen met de standaardwerkwijze zoals hierboven beschreven.

Bij gezag- en omgangszaken kan alleen de kinderrechter zelf de RvdK verzoeken een onderzoek te doen. Dit doet hij wanneer hij onvoldoende informatie heeft verkregen om een besluit te kunnen nemen over de geschillen van ouders binnen hun scheidingsproces.

In het geval van een lopende ondertoezichtstelling kan een gecertificeerde instelling (GI) de kinderrechter verzoeken de ondertoezichtstelling te verlengen. Ook kan de GI bij een lopende ondertoezichtstelling (OTS) onder andere verzoeken om een uithuisplaatsing. Om te beoordelen of er een verlenging van de kinderbeschermingsmaatregel nodig is of om een uithuisplaatsing te onderbouwen wordt er informatie verzameld door de jeugdbeschermer zodat een zorgvuldige en professionele weging en besluitvorming kan plaatsvinden. De jeugdbeschermer maakt samen met ouders en jeugdige een analyse van wat er aan de hand is en maakt op basis daarvan een plan van aanpak. Hierbij is oog voor de krachten van ieder gezinslid en voor wat ieder gezinslid nodig heeft. Ook informele steunfiguren en professionals worden betrokken. Alle rapportages behorend bij een verlenging OTS of verzoek tot een machtiging uithuisplaatsing worden gedeeld met de ouders en de jeugdigen (afhankelijk van de leeftijd) en er is recht op inzage in het gehele dossier. Boven de 16 jaar krijgen jeugdigen de rapportage zelf ook ter inzage.

Artikel 21 wetboek van Burgerlijke rechtsvordering bepaalt dat partijen verplicht zijn de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren. In artikel 3.3 van de Jeugdwet is voor de RvdK en GI’s herhaald dat zij verplicht zijn in rapportages de van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren. De kinderrechter wijst het verzoek van de RvdK of een GI niet zonder meer toe, maar toetst eigenstandig of aan de wettelijke gronden is voldaan en of daarmee een ondertoezichtstelling en/of een machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is. Dit doet hij op basis van alle aanwezige informatie, maar ook op basis van het kindgesprek en het onderzoek ter zitting waar de kinderrechter spreekt met onder meer de ouders (en eventuele advoca(a)t(en)) en de RvdK. Soms twijfelt een kinderrechter over de kwaliteit van de onderbouwing van het verzoek en is hij onvoldoende in staat te toetsen of aan de rechtsgronden van een kinderbeschermingsmaatregel is voldaan. Ook kan er behoeft zijn aan onderbouwing van door verzoekers opgeworpen relevante – en door ouders ontkende – feiten en ook of ze nog actueel/urgent zijn. In die gevallen kan de kinderrechter de zaak aanhouden, om een belanghebbende of verzoeker in de gelegenheid te stellen nadere informatie over te leggen, dan wel om een contra-expertise of aanvullend onderzoek door de RvdK te gelasten. Ook kan de kinderrechter de RvdK of GI vragen het dossier aan te vullen of ter zitting eventuele onduidelijkheden op te helderen. De kinderrechter kan ook afwijzen, of alleen de ondertoezichtstelling toewijzen en bijvoorbeeld de uithuisplaatsing (nog) niet.

Vraag 13

Kunt u een reflectie geven op of de informatiepositie van kinderrechters door de RvdK en het ministerie wordt beschouwd als voldoende?

Antwoord 13

Wij verwijzen u hiervoor naar het antwoord op vraag 12 waarin is aangegeven hoe de kinderrechters aan informatie komen en welke mogelijkheden er zijn voor de kinderrechter om aanvullende informatie te verkrijgen. Hiermee heeft de kinderrechter voldoende mogelijkheden om een goede informatiepositie te verkrijgen en daarmee tot een afweging te komen.

Vraag 14

Wat is uw reactie op het advies van de Adviescommissie Rechtsbescherming en Rechtsstatelijkheid om de wettelijke termijn om ouders en kinderen te horen bij een spoeduithuisplaatsing te verkorten tot 5 werkdagen? Gaat u dit advies opvolgen?

Antwoord 14

Binnen het Ministerie JenV wordt, in overleg met ketenpartners, onder meer gewerkt aan een wetsvoorstel ter verbetering van de rechtsbescherming. In dat kader zijn we ook in overleg over mogelijkheden de rechtsbescherming bij de spoedprocedure uithuisplaatsing te verbeteren, zoals het verkorten van de wettelijke termijn van 14 dagen. Over de contouren van het wetsvoorstel wordt uw Kamer dit jaar geïnformeerd. Overigens is de termijn van 14 dagen een maximale termijn. Deze termijn vormt geen belemmering om zaken eerder op zitting te plaatsen. In de praktijk gebeurt dit ook.

Vraag 15

Wat is uw reactie op het advies van de Adviescommissie Rechtsbescherming en Rechtsstatelijkheid om bij voogdij door een gecertificeerde instelling een geschillenregeling in te voeren? Gaat u dit advies opvolgen?

Antwoord 15

De aanbevelingen van de Adviescommissie Rechtsbescherming en Rechtsstatelijkheid over voogdij (waaronder het invoeren van een geschillenregeling bij voogdij) betrekken wij bij het brede pakket aan maatregelen ter versterking van de rechtsbescherming en rechtspositie van kinderen en ouders. Dit jaar wordt de TK geïnformeerd over de contouren van het wetsvoorstel.

Vraag 16

Waarom heeft u niet op alle individuele adviezen van de Adviescommissie Rechtsbescherming en Rechtsstatelijkheid gereageerd? Bent u bereid om dit alsnog te doen en daarbij ook per advies en aanbeveling aan te geven of u deze gaat opvolgen? Zo ja, op welke manier?

Vraag 26

Bent u bereid om bij de halfjaarlijkse rapportage over de invulling van het Toekomstscenario ook expliciet ingaan op de stand van zaken met betrekking tot de opvolging van de aanbevelingen van de Adviescommissie Rechtsbescherming en Rechtsstatelijkheid?

Antwoord 16 en 26

De Adviescommissie heeft een grote hoeveelheid aanbevelingen gedaan. Omwille van de onderlinge samenhang tussen de verschillende aanbevelingen en de leesbaarheid van de beleidsreactie, zijn diverse aanbevelingen gegroepeerd behandeld.

Inzicht in de voortgang in de opvolging zal onderdeel worden van de reguliere rapportages over het programma Toekomstscenario en het traject ter verbetering van de rechtsbescherming van ouders en kinderen in de jeugdbescherming.

Vraag 17

Kunt u reflecteren op de ogenschijnlijke inconsistenties in de mate van ingrijpen bij misstanden in de gezinssituatie enerzijds en bij misstanden in de residentiële jeugdzorg en pleegzorg anderzijds? Hoe kan het dat kinderen regelmatig in onveilige situaties blijven na uithuisplaatsing, terwijl diezelfde omstandigheden in de gezinssituatie waarschijnlijk wel een reden zouden zijn om een kind uit die situatie te verwijderen?

Antwoord 17

Jeugdigen moeten in veiligheid kunnen opgroeien, zeker als zij (tijdelijk) niet thuis kunnen wonen. Onveiligheid of misstanden binnen gezinssituaties én residentiële jeugdhulp of pleegzorg willen we te allen tijde voorkomen en oplossen. Als er sprake is van de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel is de jeugdbeschermer ook verantwoordelijk voor het veilig opgroeien van een kind. Signalen van onveiligheid of misstanden zijn altijd aanleiding om de situatie nader te onderzoeken. Bijvoorbeeld door een melding bij Veilig Thuis. Dit kan ongeacht de woonsituatie van jeugdige. Vertrouwenspersonen van Jeugdstem bezoeken residentiële instellingen regelmatig, zodat jeugdigen ook met hen eventuele signalen van onveiligheid kunnen delen. Daarnaast houdt de IGJ toezicht op de kwaliteit van zorg, waaronder ook de veiligheid van jeugdigen.

Vraag 18

Is het mogelijk om een schematisch overzicht te leveren van welke maatregelen, wet- en regelgeving en interventies er wanneer worden ingezet vanuit het Toekomstscenario de komende jaren? Kan hier ook bij gezet worden waar al wel budget voor is geregeld en voor wat niet?

Antwoord 18

Nee, dit is nu nog niet mogelijk. De komende maanden zal de koers voor de uitvoering van het Toekomstscenario worden bepaald, met een eerste beeld in de Voortgangsbrief Jeugd begin november. In 2025 zullen de juridische en financiële implicaties ook duidelijker worden die bepalend zullen zijn voor het vaststellen van die koers

Vraag 19

Welke voorkeursvarianten voor de inrichting van het Regionaal Veiligheidsteam (RVT) zijn er?

Antwoord 19

Er is op dit ogenblik nog geen keuze gemaakt tussen de onderzochte varianten. Wel zijn vijf varianten beschreven voor een RVT die verschillen in verantwoordelijkheidsniveau (centraal of decentraal), de organisatievorm en de schaal van de regio's. Een van de varianten betreft een netwerkvariant. In deze RVT-varianten is een aanzienlijk deel van de huidige taken en functies van Veilig Thuis (VT), de RvdK, en de GI’s opgenomen. Alle varianten gaan uit van een nieuwe werkwijze die gericht is op meer eenvoud, goede rechtsbescherming, en een gezinsgerichte, lerende aanpak van veiligheidsproblematiek, in nauwe samenwerking met lokale teams. Op grond van een bestuurlijke afweging van de varianten zal in de komende maanden worden bepaald welke organisatorische invulling verder zal worden uitgewerkt. Bij die verdere uitwerking wordt rekening gehouden met de beschikbare financiële middelen.

Vraag 20

Welke functionaliteiten en expertise zullen ondergebracht worden in het RVT? Wat voor soort professionals zullen daar werken?

Antwoord 20

Voor zover we nu kunnen inschatten, zal een RVT specialistische kennis en advies op het gebied van veiligheidsvraagstukken binnen gezinnen en huishoudens bieden. De professionals van het RVT ondersteunen lokale teams bij de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling en kunnen noodzakelijke bevoegdheden inzetten om onveiligheid te doorbreken, zoals onderzoeken en interveniëren. Ook zou het RVT maatregelen zoals tijdelijk huisverbod, ondertoezichtstelling, uithuisplaatsing en voogdij kunnen initiëren, en deze uitvoeren. Zij zullen daarmee het soort professionals zijn die nu dergelijke taken uitvoeren bij de huidige organisaties belast met deze taken.

Vraag 21

Kan nader worden uitgelegd waarom de functionaliteit van de onafhankelijke toets en het onafhankelijk advies aan de kinderrechter bij kinderbeschermingsmaatregelen onder Rijksverantwoordelijkheid blijft en buiten het Regionale Veiligheidsteam?

Antwoord 21

Doorslaggevend argument voor deze keuze is de waarborg richting ouders en kinderen dat het verzoek aan de rechter gebaseerd is op onafhankelijk, zorgvuldig en uniform onderzoek en advies. Zoals de Adviescommissie aangeeft, zijn kinderbeschermingsmaatregelen zo ingrijpend dat deze procedure met afdoende waarborgen omkleed moet zijn. Door de positionering onder Rijksverantwoordelijkheid te houden wordt uniformiteit en rechtsgelijkheid bevorderd, zodat een kind overal in Nederland kan rekenen op dezelfde bescherming.

Om onnodige herhalingen van processtappen en vertraging te voorkomen willen we het door het lokale team en RVT uit te voeren onderzoek voor wat betreft eenduidigheid, onderbouwing en uitvoering op een kwalitatief hoog niveau brengen. Op die manier kan de omvang van aanvullend onderzoek voor het onafhankelijk advies en het rekest aan de kinderrechter zo veel mogelijk worden beperkt.

Vraag 22

Is het zo dat de RvdK niet onder het RVT gaat vallen, gezien de functionaliteiten onafhankelijke toets en onafhankelijk advies ter voorbereiding op de uitspraak van de kinderrechter over kinderbeschermingsmaatregelen niet in het RVT komen en onder rijksverantwoordelijkheid blijven? Blijft de positie en het takenpakket van de RvdK geheel hetzelfde als nu?

Antwoord 22

Het onafhankelijk advies en het verzoek aan de kinderrechter over kinderbeschermingsmaatregelen blijven buiten het RVT, evenals jeugdstraftaken, schoolverzuim, taken rond gezag en omgang en taken met betrekking tot screening, adoptie en afstamming vanwege hun specifieke aard.

De RvdK zal niet als organisatie integraal opgaan in het RVT, maar nog te bepalen is of bepaalde taken die nu door de RvdK worden uitgevoerd beter in het RVT passen. Er zullen mogelijk taken overgaan, en in dat het geval zal bezien worden wat dit betekent voor de uitvoering van de resterende taken van de RvdK.

Vraag 23

Welke samenhang zal er zijn tussen de RVT's en de Bovenregionale Expertisecentra Jeugd voor complexe jeugdhulp? En de RVT's en de Hervormingsagenda Jeugd?

Antwoord 23

De Bovenregionale Expertisenetwerken Jeugd ondersteunen jeugdhulpregio’s en regionale expertteams om samen met alle betrokkenen een oplossing te vinden voor jeugdigen met complexe hulpvragen, waar nog geen oplossing voorhanden is. De samenhang tussen de Bovenregionale Expertisenetwerken Jeugd en RVT’s zal nog nader worden uitgewerkt.

De samenhang tussen RVT’s en de beleidsinitiatieven onder de Hervormingsagenda jeugd is vooral van belang op twee terreinen:

  • Een van de doelstellingen van de Hervormingsagenda Jeugd is de versterking van lokale teams. Deze versterkte lokale teams vormen ook binnen het Toekomstscenario een belangrijke schakel, dat is gebaseerd op een nauwe samenwerking tussen RVT’s en lokale teams. Hiermee wordt in de proeftuinen belangrijke ervaring opgedaan.

  • Bij de uitvoering van taken door een lokaal team en RVT is de beschikbaarheid van jeugdhulp een belangrijk aandachtspunt. De inzet van de Hervormingsagenda is om deze beschikbaarheid aanmerkelijk te verbeteren.

Vraag 24

Welke samenhang zal er zijn tussen de RVT's en het Ondersteuningsteam voor toeslagenouders?

Antwoord 24

Naar verwachting zal het Ondersteuningsteam niet meer operationeel zijn wanneer de RVT’s formeel van start zullen gaan. Het is niettemin voorzien dat instrumenten zoals de verklarende analyse die het OT succesvol heeft toegepast een plaats krijgen in het handelingskader voor de professionals in lokale teams en het RVT.

Vraag 25

Zal de onafhankelijke toets en advies geen deel uitmaken van het vrijwillig kader?

Antwoord 25

De wijzigingen die met het RVT zijn voorzien zijn niet van invloed op de scheidslijn tussen vrijwillig en gedwongen kader. Het gedwongen kader start formeel pas na uitspraak van de kinderrechter. De onafhankelijke toets, het advies en het rekest aan de kinderrechter gaan hieraan vooraf. Een uitzondering geldt voor verlenging van kinderbeschermingsmaatregelen: hier bevinden de gezinnen zich al in het gedwongen kader.

Vraag 27

Kan het eenduidige voorlichtingsmateriaal over de rechten en verantwoordelijkheden van ouders op het snijvlak van vrijwillige en gedwongen hulp, en dan met name de rechtspositie op het terrein van gedwongen hulp, nader worden toegelicht?

Antwoord 27

Een goede informatiepositie is essentieel voor ouders en jeugdigen om volwaardig te kunnen participeren in het hulpverleningsproces en om zich gezien, gehoord en betrokken te voelen. Zoals het rapport «Kinderen en ouders met recht goed beschermd» aangeeft is informatie cruciaal voor de rechtspositie van ouders en kinderen in alle fases van de hulpverlening, ook in het eerste contact in het vrijwillig kader. Wanneer ouders en jeugdigen op de hoogte zijn van hun rechten en verantwoordelijkheden kunnen zij deze kennis effectief inzetten in concrete hulpverleningssituaties. Onafhankelijk voorlichtingsmateriaal in voor hen duidelijke taal is hierbij een belangrijk middel. Om de informatiepositie van ouders en jeugdigen te verbeteren heeft de toenmalige Staatssecretaris van VWS opdracht gegeven tot het ontwikkelen van dit voorlichtingsmateriaal, in samenwerking met ervaringsdeskundige ouders, jongeren en professionals. Het adviesrapport – dat als basis dient voor dit te ontwikkelen voorlichtingsmateriaal – is aan uw Kamer aangeboden als bijlage van de Voortgangsbrief Jeugd van 21 juni 2024 (Kamerstuk 31 839, nr. 1024). Medio 2024 zal gestart worden met het opstellen van het voorlichtingsmateriaal en een bijbehorende implementatiestrategie. Naar verwachting zal het informatiemateriaal begin 2025 gereed zijn.

Vraag 28

In hoeverre kunnen professionals hun vakmanschap op dit moment uitoefenen gezien de werkdruk en caseload, gezien het feit dat een belangrijk deel van de aanbevelingen in het vrijwillig kader zien op het vakmanschap van professionals?

Antwoord 28

Vakmanschap is een belangrijk onderdeel om de juiste ondersteuning te kunnen bieden aan kinderen en ouders en hen te voorzien van informatie. Professionals moeten hierin voldoende worden gefaciliteerd, ook in tijd. Daarom is het belangrijk dat vanuit het Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming zowel de kennis- en leerinfrastructuur wordt verbeterd om een lerende omgeving te stimuleren, als het stelsel voor kind- en gezinsbescherming eenvoudiger wordt. Zo ontstaat meer tijd en ruimte om binnen het vrijwillige kader in een vroeg stadium vakmanschap te kunnen inzetten om tot de meest passende ondersteuning te komen.

Vraag 29

Hoe staat het met de werkdrukverlaging voor jeugdbeschermers? Wat is op dit moment de gemiddelde caseload?

Antwoord 29

In de voortgangsbrief Jeugd van 21 juni jl. heeft de Minister voor Rechtsbescherming aangegeven dat we in oktober 2023 een bestuurlijk akkoord hebben gesloten met gemeenten over de verhoging van de tarieven van de jeugdbescherming en jeugdreclassering. Dit moet de werkdruk bij de gecertificeerde instellingen verlagen. Gemeenten bekostigen de GI’s in 2024 gemiddeld op bijna 99% van de nieuwe landelijke tarieven. Op 1 april 2024 hebben we, conform de motie Hijink, een monitor uitgevoerd bij de GI’s naar de ontwikkeling van het aantal cliënten en medewerkers, de werklast/workload en de wachtlijsten. Uit deze monitor komt een verdere verlaging van de caseload naar voren. De landelijke gemiddelde organisatieworkload is in de periode 1 oktober 2023 tot 1 april 2024 gedaald van 15,3 naar 14,2 cliënten per jeugdbeschermer. Deze was 17,1 op 1 december 2022, bij de start van deze monitor. Daarmee zet de daling van de gemiddelde workload van de jeugdbeschermer verder door. De verwachting is dat deze workload door de invoering van de nieuwe landelijke tarieven in 2024 verder zal dalen.

Vraag 30

Kunnen de concrete stappen beter worden toegelicht hoe de toegankelijkheid en informatievoorziening rondom klachtenprocedures voor ouders wordt verbeterd?

Antwoord 30

Om de toegankelijkheid en informatievoorziening rondom klachtprocedures voor ouders te verbeteren heeft Jeugdstem, in opdracht van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (JenV), in september 2022 materiaal opgeleverd voor professionals van de RvdK, de GI’s en VT’s om samen met ouders en kinderen vroegtijdig – voordat sprake is van onvrede – het gesprek aan te gaan over welke stap het beste kan worden genomen als ze ontevreden zijn. Het materiaal bestaat uit een plaat met de verschillende mogelijkheden visueel uitgebeeld, aan de hand waarvan het gesprek kan worden gevoerd, en een handleiding/toelichting voor de professionals2. Het materiaal is via (sociale) mediaplatformen gedeeld en kan door de organisaties worden gebruikt op hun website, zodat cliënten ook via die route beter worden geïnformeerd.

Daarnaast heeft Jeugdstem in opdracht van JenV in 2024 opleidingsmateriaal ontwikkeld voor de professionals werkzaam bij bovengenoemde organisaties. Hiermee zijn zij beter toegerust om om te gaan met onvrede en klachten van cliënten en zo bij te dragen aan de verbetering van de rechtspositie van ouders en jeugdigen. Het opleidingsmateriaal bestaat uit vijf video’s over klachtrecht, klachtbehandeling, vertrouwenswerk, samenwerken met cliënten en een instructie bij bovengenoemde «praatplaat». Dit alles is opgenomen in een door Jeugdstem ontwikkeld informatiepakket voor professionals in het jeugddomein3.

Verder is, specifiek om het vakmanschap van de jeugdprofessionals bij de GI’s te vergroten, recent het boekje «Juridische tools in de jeugdbescherming» opgeleverd, met daarin ook aandacht voor het klachtrecht.

Daarnaast is in opdracht van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) in mei 2024 een adviesrapport opgeleverd, dat als basis dient voor (nog te ontwikkelen) voorlichtingsmateriaal voor ouders en jongeren over hun rechten en plichten waar het gaat om jeugdzorg op het snijvlak van het vrijwillig en gedwongen kader. Ook het klachtrecht komt hierin kort aan bod. In de loop van 2025 wordt het voorlichtingsmateriaal opgeleverd.

Vraag 31

In hoeverre is de uitvoering van het Toekomstscenario en de uitvoering van de aanbevelingen van de adviescommissie op dit moment realistisch, gezien de problemen in de jeugdbescherming? Zijn er genoeg medewerkers om alle plannen en aanbevelingen uit te voeren? Welke punten zijn eigenlijk niet uitvoerbaar nu gezien de huidige status van de jeugdbescherming?

Antwoord 31

De opvolging van de aanbevelingen is, zoals aangegeven in de beleidsreactie, deels voorzien in het traject van verbetering rechtsbescherming in het gedwongen kader, en deels in de ontwikkeling van het Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming. De voortgangsrapportages van het Toekomstscenario hebben als belangrijke randvoorwaarden voor de uitvoering benoemd de versterking van lokale teams en de verbetering van de beschikbaarheid van jeugdhulp. Het resultaat van de inspanningen vanuit de Hervormingsagenda Jeugd zal hierin bepalend zijn. Het is onzeker of de capaciteit aan jeugdbeschermers beperkingen zal opleggen aan ambitie en tempo van de uitvoering. Dit hangt af van onder meer de mate waarin het lukt door betere hulp in vrijwillig kader de inzet in gedwongen kader terug te brengen.

Vraag 32

Op welke manier wordt verkend hoe op relatief korte termijn verbeteringen kunnen worden doorgevoerd om het klachtrecht in de Jeugdwet te verbeteren? Wordt er een aanpassing van de Jeugdwet naar de Kamer gestuurd?

Antwoord 32

De Ministeries van VWS en JenV zijn in gesprek met relevante partijen in het veld om een overkoepelend en actueel beeld te krijgen van de uitvoeringspraktijk van klachtprocedures bij organisaties in het jeugd(zorg)domein4. Op basis van deze gesprekken wordt gekeken wat nog meer nodig is om de uitvoering dan wel de wetgeving rondom het klachtrecht in het jeugd(zorg)domein verder te verbeteren. Over de uitkomsten zullen wij uw Kamer informeren.

Vraag 33

In hoeverre hebben ouders en jongeren nu al toegang tot een vertrouwenspersoon via Jeugdstem? Op welke manier wordt een klacht nu afgehandeld?

Antwoord 33

Jeugdstem is er voor iedereen die te maken heeft met jeugdzorg en daar vragen over heeft en/of ondersteuning nodig heeft. Zo kunnen kinderen, jongeren, ouders en pleegouders terecht bij Jeugdstem voor informatie, advies of ondersteuning. Jeugdstem heeft vertrouwenspersonen in dienst die beschikbaar zijn voor kinderen en jongeren in jeugdzorginstellingen (open en gesloten), pleeggezinnen en gezinshuizen en voor kinderen en jongeren die ambulante jeugdhulp ontvangen. Vertrouwenspersonen bezoeken instellingen waar kinderen en jongeren verblijven met een vaste frequentie en praten met deze jongeren en kinderen. De vertrouwenspersonen van Jeugdstem kunnen jeugdigen helpen indien zij klachten hebben of misstanden ervaren en hoe en waar zij die eventueel kunnen melden. Jeugdstem geeft voorlichting over het vertrouwenswerk aan groepen jongeren, cliëntenraden, jongerenraden en jeugdzorgprofessionals. Daarnaast geven zij informatie over het klachtrecht en de rechtspositie van jongeren en (pleeg)ouders die te maken hebben met jeugdzorg en proberen zij kinderen, jongeren en ouders te bereiken door middel van informatiemateriaal en diverse campagnes. Klagers kunnen zich zowel in klachtprocedures als in tuchtklachtprocedures laten bijstaan door Jeugdstem.

Als ouders of een kind niet tevreden zijn over het handelen van (medewerkers van) een jeugdhulpaanbieder, een GI, de RvdK of VT, dan kunnen zij daarover een klacht indienen. Als de klacht niet in een informeel gesprek wordt opgelost of als de klager niet voor een informele weg kiest, dan wordt de klacht formeel in behandeling genomen door een klacht(advies)commissie. Nadat de klacht(advies)commissie uitspraak heeft gedaan, deelt de jeugdhulpaanbieder, de GI, de RvdK of VT aan de cliënt mee of naar aanleiding van dat oordeel maatregelen worden genomen en zo ja welke. Indien de klager niet tevreden is over de wijze waarop de klacht is afgehandeld, kan in sommige gevallen de nationale (kinder)ombudsman worden verzocht een onderzoek in te stellen naar de wijze waarop de instelling zich in een bepaalde aangelegenheid heeft gedragen5.

Tegen individuele professionals die geregistreerd staan in het Kwaliteitsregister Jeugd, kan een tuchtklacht worden ingediend bij de Stichting Kwaliteitsregister Jeugd (SKJ) over het handelen van een professional, zoals het naleven van de beroepscode en andere professionele richtlijnen. Afhankelijk van de inhoud van de tuchtklacht wordt deze behandeld door een mediator, de Commissie van Consultatie of door het College van Toezicht. Na behandeling door het College van Toezicht kan een klager desgewenst in hoger beroep bij het College van Beroep.

Vraag 34

Waarom wordt er gewacht met het ratificeren van het IVRK tot na de ratificatie van het Verenigde Naties-verdrag Handicap? Waarom kan dit niet tegelijk?

Antwoord 34

Het vorige kabinet heeft in mei 2023 het principebesluit genomen om de facultatieve protocollen bij zowel het VN-Verdrag handicap als het IVRK te ratificeren. Het kabinet heeft ervoor gekozen om te beginnen met de ratificatie van het facultatieve protocol bij het VN-handicap verdrag, en voor de start van het ratificatieproces van het derde facultatieve protocol bij het IVRK nog een expliciet weegmoment in te bouwen. Bij dit besluit heeft het kabinet meegewogen dat de Raad van State heeft vastgesteld dat een betrouwbare voorspelling van de (financiële) gevolgen voor de staat van ratificatie van de protocollen niet eenvoudig te geven is. Bij het expliciete weegmoment zal het principebesluit ten aanzien van het IVRK niet ter discussie worden gesteld. Wel kan informatie die naar boven komt tijdens het ratificatieproces van het facultatief protocol bij het VN-Verdrag handicap, inclusief uitvoeringstechnische, juridische en financiële aspecten in de afweging ten aanzien van het derde protocol bij het IVRK worden betrokken.

Vraag 36

Welk budget zou nodig zijn om kosteloze rechtsbijstand en bijstand van het kind structureel te borgen, bijvoorbeeld in de vorm van een bijzondere curator, zoals de Adviescommissie Rechtsbescherming en Rechtsstatelijkheid adviseert?

Antwoord 36

Een recht op kosteloze rechtsbijstand voor ouders in procedures gezagsbeëindiging en uithuisplaatsing (inclusief de verlengingen), zoals de adviescommissie heeft aanbevolen, kost naar verwachting circa 10 miljoen euro per jaar. Dit bedrag is een globale indicatie. Het benodigd budget is onder meer afhankelijk van reikwijdte (type procedures) en wie aanspraak kan maken op de regeling (bijv. een ouder of beide ouders afzonderlijk). Daarnaast zijn wij nog in afwachting van de uitkomsten van de evaluatie van de pilot kosteloze rechtsbijstand, waarin ook in kaart is gebracht wat de kosten en uitvoeringslasten zijn van de pilot. Op basis van de eindresultaten van deze evaluatie zullen wij uw Kamer in het najaar informeren over hoe wij verder ga investeren in de inzet van rechtsbijstand.

In kinderbeschermingsprocedures is het uitgangspunt dat kinderen worden vertegenwoordigd door degene die met het gezag is belast (de ouder). In kinderbeschermingsprocedures hoeft het belang van het kind niet overeen te komen met het belang van de ouder. In die gevallen kan de kinderrechter een bijzonder curator aanwijzen. In de praktijk gebeurt dit ook, op dit moment grofweg 1.000 keer per jaar. Een recht van een kind op bijstand van een bijzonder curator, zoals de adviescommissie heeft aanbevolen, kost naar verwachting circa 15 miljoen euro per jaar. Dit bedrag is een globale inschatting en is eveneens afhankelijk van reikwijdte (type procedures) en wie aanspraak kan maken op de regeling (bijv. 1 bijzonder curator per procedure, ongeacht leeftijd en aantal kinderen).

Vraag 37

Wat wordt er op de korte termijn gedaan om het recht op contra-expertise te waarborgen? Een voorstel voor een plan van aanpak begin 2025 zorgt niet voor een oplossing op de korte termijn, wat wordt er nu gedaan om dit recht te borgen?

Antwoord 37

Het beter waarborgen van het recht op contra-expertise op grond van artikel 810a lid 2 Rechtsvordering is geen gemakkelijke opgave, omdat eenvoudige oplossingen niet voorhanden zijn. Op de korte termijn worden dan ook nog geen verbeteringen verwacht. In de beleidsreactie van het kabinet op het advies van de adviescommissie Rechtsbescherming en Rechtsstatelijkheid (24 april 2024) is aangegeven dat op dit moment wordt gezocht naar mogelijkheden om de beslisdiagnostiek in de jeugdbescherming in Nederland beter te organiseren en het recht op contra-expertise te verbeteren. In dat kader hebben wij een projectleider aangesteld die dit in samenspraak met de betrokken partners onderzoekt.


X Noot
1

Over de opstelling wordt het volgende gezegd in de Professionele Standaard Kindgesprekken: De nabijheid die de minderjarige tot een gesprekspartner ervaart, is van belang voor het gevoel zich gehoord en begrepen te voelen. Dus niet horen vanaf het podium. Het gesprek vindt daarom plaats aan een tafel, waarbij de minderjarige niet recht tegenover de raadsheer zit maar schuin daarnaast (hoek van 90 graden), zodat ook eens weggekeken kan worden. De griffier zit evenmin recht tegenover de minderjarige.

X Noot
4

Met organisaties in het jeugd(zorg)domein worden bedoeld: jeugdhulpaanbieders, gecertificeerde instellingen, RvdK en VT organisaties

X Noot
5

De nationale (kinder)ombudsman heeft deze bevoegdheid voor zover de gedraging van de instelling verband houdt met het uitoefenen van openbaar gezag/ het handelen van een bestuursorgaan betreft.

Naar boven