31 828
Wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet medezeggenschap op scholen en de Leerplichtwet 1969 in verband met de invoering van bekostigingsvoorschriften voor minimumleerresultaten, alsmede een aanvulling van de interventiemogelijkheden in het kader van het overheidstoezicht, en de verbetering van het intern toezicht

nr. 18
AMENDEMENT VAN HET LID PECHTOLD

Ontvangen 9 september 2009

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

In artikel I, onderdeel I, wordt artikel 163b als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na de eerste volzin een volzin ingevoegd, luidende: De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing indien de inspectie op basis van een onderzoek als bedoeld in artikel 11 of artikel 15 van de Wet op het onderwijstoezicht, in het inspectierapport, bedoeld in artikel 20 van genoemde wet, tot het oordeel is gekomen dat sprake is van een zeer zwakke school, en die school bij een vervolgonderzoek van de inspectie na één schooljaar nog steeds zeer zwak is.

2. In het derde lid wordt na «wanbeheer» een zinsnede ingevoegd, luidende: of van de situatie, bedoeld in het eerste lid, tweede volzin,.

II

In artikel III, onderdeel J, wordt artikel 103g als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na de eerste volzin een volzin ingevoegd, luidende: De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing indien de inspectie op basis van een onderzoek als bedoeld in artikel 11 of artikel 15 van de Wet op het onderwijstoezicht, in het inspectierapport, bedoeld in artikel 20 van genoemde wet, tot het oordeel is gekomen dat sprake is van een zeer zwakke school, en die school bij een vervolgonderzoek van de inspectie na één schooljaar nog steeds zeer zwak is.

2. In het derde lid wordt na «wanbeheer» een zinsnede ingevoegd, luidende: of van de situatie, bedoeld in het eerste lid, tweede volzin,.

Toelichting

Dit amendement voegt aan de instrumenten van de minister om ervoor te zorgen dat scholen niet langer dan een jaar «zeer zwak» kunnen zijn, de mogelijkheid van de aanwijzingsbevoegdheid toe. Op dit moment zijn de gronden voor de aanwijzingsbevoegdheid beperkt tot redenen van bestuurlijk wanbeheer. Het betreft gevallen waarin een bekostigingsmaatregel de leerlingen en het personeel zou treffen. Juist in het geval van een zeer zwakke school, waar de Onderwijsinspectie bij de tussentijdse evaluatie na een jaar vaststelt dat de kwaliteit onvoldoende verbetert, kan een bekostigingsmaatregel de kwaliteit van het onderwijs verder ondermijnen. Aangezien de oorzaak van het zeer slechte onderwijs op deze scholen in de meeste gevallen schuilt in slecht bestuur, is de aanwijzingsbevoegdheid een passende mogelijkheid om te voorkomen dat kinderen nog langer zeer slecht onderwijs krijgen. De aanwijzingsbevoegdheid vormt op deze manier bovendien een extra trede in de interventieladder met als ultieme sanctie het sluiten van de school of het beëindigen van de bekostiging.

Het amendement voegt aan de uitsluitende opsomming van gronden voor een aanwijzing toe dat de minister ook in het geval de Onderwijsinspectie bij de tussentijdse evaluatie van een zeer zwakke school constateert dat deze nog steeds zeer zwak is, kan ingrijpen middels een aanwijzingsbevoegdheid. Op deze aanwijzingsbevoegdheid zijn dezelfde voorwaarden van toepassing als die nu in de tekst zijn opgesomd voor bestuurlijk wanbeheer.

Pechtold

Naar boven