Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 juli 2010
Hierbij bied ik u de uitkomst van het onderzoek aan1, dat het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) heeft uitgevoerd naar de regionale hoofdstukken van het vierde assessmentrapport
(AR4) van de IPCC. Dit onderzoek heb ik laten verrichten op verzoek van de Kamer (motie-Samsom c.s. 31 793, nr. 30). Deze motie is met instemming van de Kamer op de volgende wijze uitgevoerd. PBL heeft onderzocht in hoeverre de landenstudies
in de regionale hoofdstukken adequaat zijn uitgevoerd. Daarbij heeft het PBL ook bekeken in hoeverre deze nieuwe bevindingen,
alsmede de twee reeds bekende vergissingen betekenis hebben voor de hoofdconclusies van het AR4 van de IPCC.
Onder meer op verzoek van het PBL, heeft mijn ambtsvoorganger de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW)
verzocht onafhankelijk toezicht te houden op de kwaliteit van deze analyse van de regionale hoofdstukken door het PBL. De
KNAW heeft daarop een Commissie van Toezicht ingesteld. Deze heeft de kwaliteit van het werk van PBL voor deze studie positief
beoordeeld.
PBL heeft onderzocht of de 32 uitspraken over de regionale effecten van klimaatverandering in de acht onderscheiden regio’s
van de wereld in de beleidssamenvatting van het Syntheserapport (SyR) van het AR4 overeenstemmen met het gebruikte, onderliggende
materiaal. Voor elk van de uitspraken is bovendien onderzocht of deze consistent is met de uitspraken in de beleidssamenvatting
(SPM) en de technische samenvatting (TS) van het Werkgroep II rapport (over effecten van klimaatverandering), en met de samenvatting
van elk van de acht regionale hoofdstukken. Tevens is gekeken of de uitspraken consistent zijn met de tekst van de regionale
hoofdstukken in het Werkgroep II-rapport. Tot slot is nagegaan of deze teksten gedekt worden door de aangehaalde literatuur.
Het PBL concludeert dat er in de samenvatting geen significante fouten zijn gevonden (wel één «minor inaccuracy»). In de regionale
hoofdstukken is, naast hetgeen al bekend was, één fout geconstateerd. Het gaat om de vermelding dat afname van de productiviteit
van de visserij rond Afrika met 50–60%, bij verdubbeling van de CO2-concentratie door minder stormen en turbulentie. Dit moet zijn: afname van stormen en turbulentie met 50–60% bij verdubbeling
van de CO2-concentratie zullen een effect hebben op de visserij rond Afrika. Deze fout zal door het IPCC worden gecorrigeerd door middel
van een erratum, evenals de eerder geconstateerde onjuistheden over het afsmelten van de gletsjers in de Himalaya en het percentage
van Nederlands grondgebied dat onder het zeeniveau ligt. Voorts levert PBL op een beperkt aantal punten kritisch commentaar,
waarbij dit commentaar direct vertaald wordt in aanbevelingen voor verbetering van de werkwijze van het volgende, vijfde assessment
rapport van de IPCC. Tot slot constateert het PBL dat zijn bevindingen geen invloed hebben op de hoofdconclusies van het IPCC
over gevolgen van klimaatverandering.
Uit deze analyse van het PBL wordt duidelijk dat er geen aanwijzingen zijn gevonden voor wijdverbreide wetenschappelijke onjuistheden
in de regionale hoofdstukken en dat de hoofdconclusies van het vierde IPPC-rapport hun waarde behouden. Daarbij constateer
ik dat het PBL een aantal waardevolle suggesties doet ter verbetering van de IPCC-werkwijze, waardoor de nu beschreven bevindingen
kunnen worden vermeden in het vijfde Assessmentrapport. Ik heb het rapport daarom eveneens onder de aandacht gebracht van
de voorzitter van het IPCC, de heer Pachauri, en van de co-voorzitter van de InterAcademy Council (IAC), de heer Dijkgraaf,
ten behoeve van het lopende onderzoek naar de werkwijze van het IPCC. Tot slot zal ik de aanbevelingen van het PBL, evenals
de uitkomst van het onderzoek van de IAC, meewegen bij het bepalen van de Nederlandse inzet voor de jaarvergadering van het
IPCC op 11–14 oktober dit jaar. Voorafgaand aan deze bijeenkomst zal ik u informeren over de hoofdlijnen van deze inzet.
De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
J. C. Huizinga-Heringa