nr. 34
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN
MILIEUBEHEER
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 februari 2010
Hierbij ga ik in op het verzoek van uw Kamer tijdens de regeling van de
werkzaamheden van 9 februari 2010 (Handelingen der Kamer II, vergaderjaar
2009–2010, nr. 52) in het kader van de geconstateerde slordigheden
in de IPCC-rapporten. Ik reageer tevens op de suggestie van een van uw leden
om het KNAW te betrekken bij het onderzoek dat ik op verzoek van de Kamer
heb opgedragen aan het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL). Tot slot reageer
ik op uw verzoek om de voorzitter van het IPCC een tweede brief te sturen.
Het lid Vendrik heeft tijdens de voornoemde regeling van werkzaamheden
verzocht om nadere toelichting van mijn woorden dat ik geen enkele fout meer
zou accepteren van wetenschappers die zich met klimaatverandering bezighouden.
Deze uitspraak heb ik nooit gedaan. Wel heb ik gezegd dat ik geen fouten meer
wens te accepteren in de procedures van het IPCC. Inmiddels heb ik deze uitspraak
toegelicht in een artikel, dat in verkorte versie gepubliceerd is in NRC Handelsblad
van vrijdag 12 februari jongstleden. Een afschrift van de volledige tekst
treft u in de bijlage aan.1
Tijdens de regeling van werkzaamheden heeft het lid Van der Ham verzocht
in deze brief ook in te gaan op de suggestie om de Koninklijke Nederlandse
Academie van Wetenschappen (KNAW) te betrekken bij het beoordelen van het
Vierde Assessmentrapport van IPCC. De KNAW heeft in een persbericht op 10 februari
jongstleden ook zelf aangegeven het als haar logische taak te zien zich in
te zetten voor helderheid in deze discussie. Naar aanleiding van hetzelfde
verzoek van de directeur van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) heb
ik de KNAW via haar voorzitter verzocht een wetenschappelijke commissie in
te stellen, die zal fungeren als onafhankelijk toezichthouder bij de evaluatie
door het PBL van de regionale hoofdstukken van de Werkgroep II bijdrage aan
het Vierde Assessmentrapport van IPCC. Inmiddels is mij deze medewerking door
de KNAW toegezegd. Ook heeft de KNAW aangekondigd spoedig topwetenschappers
uit de voor de klimaatdiscussie belangrijkste disciplines bijeen
te brengen. Doel van de bijeenkomst is vast te stellen waarover consensus
bestaat en waar verder wetenschappelijk onderzoek nodig is. Ik acht dit een
goed initiatief dat bijdraagt aan zowel het proces als de inhoud van het IPCC
proces in de aanloop naar het komende Fifth Assessment
Report.
Tot slot heeft de Kamer mij tijdens de procedurevergadering van 10 februari
verzocht in aanvulling op de brief van 28 januari aan de voorzitter van
het IPCC (nr. 2010Z01922) een tweede brief te sturen met het verzoek om een
onafhankelijke audit (door bijvoorbeeld de VN-auditdienst), en met de vraag
of er nog meer slordigheden, leidend tot feitelijke onjuistheden in het vierde
klimaatrapport zitten die opgehelderd dienen te worden.
In de genoemde brief van 28 januari aan dr. Pachauri heb ik de twee
hierboven aangegeven verzoeken al naar voren gebracht. Ik citeer:«Finally, I request the Bureau of the IPCC to involve the United Nations
Office of Internal Oversight Services (UNOIOS) to assist in the scrutiny of procedures and practices». De
genoemde UNOIOS is een VN-orgaan, dat is opgericht om audits uit te voeren
en organisaties in het VN-systeem door te lichten en te adviseren over verbeteringen.
Dit betreft dus de VN audit-dienst.
Voorts verzoek ik de voorzitter van de IPCC om de werkzaamheden van werkgroep
II door te lichten op fouten. «I also would like
the Bureau of IPCC to request the current Bureau of Working Group II to evaluate
the handling of the comments of the expert reviews and government review by
the authors of the AR4 Working Group II contribution to the Fourth Assessment
Report, chapter 10. We also think an Erratum should be issued to the Working
Group II contribution to the Fourth Assessment Report, comprising of the corrected
paragraph on Himalayan glaciers, related figures and tables, as well as any
other mistakes that will be identified in the evaluation of chapter 10, and
any other mistake in the AR4 Working Group II Report that the previous and
current Bureau of Working Group II know of».
Dr. Pachauri heeft mij inmiddels laten weten de zaak te onderzoeken en
op korte termijn met een inhoudelijke reactie te komen.
Ik stel voor deze reactie af te wachten, alvorens te besluiten tot het
schrijven van een tweede brief.
De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
J. M. Cramer