31 793 Internationale klimaatafspraken

21 501-08 Milieuraad

Nr. 186 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 februari 2019

Uw leden hebben mij verzocht de Kamer halfjaarlijks te informeren over de stand van zaken met betrekking tot het door de EU af te spreken klimaatdoel voor 2030 en welke Noordwest-Europese landen bereid zijn in een kopgroep de Nederlandse CO2-reductieambitie te volgen (Kamerstuk 35 000, nr. 15).

Ophoging klimaatambities

Klimaat staat op dit moment in Europa hoog op de politieke agenda. Eind vorig jaar presenteerde de Europese Commissie de mededeling «A Clean Planet for all», een Europese strategische langetermijnvisie voor een klimaatneutrale economie in 2050. Deze mededeling wordt de komende maanden besproken in verschillende Raadsformaties1 en op basis hiervan zal de EU in 2020 een definitieve langetermijnstrategie indienen bij de Verenigde Naties (VN). Het kabinet steunt de ambitie van de Commissie voor een klimaatneutrale Unie in 2050 (Kamerstuk 22 112, nr. 2757). Ik heb in het voortraject tot aan de publicatie van de strategie nauw samengewerkt met een groep andere lidstaten om de Commissie aan te sporen om het ambitieniveau in lijn te brengen met de Overeenkomst van Parijs. Dit heeft o.a. geleid tot een gezamenlijke brief met de klimaatministers van Denemarken, Finland, Frankrijk, Italië, Luxemburg, Portugal, Slovenië, Spanje en Zweden aan de Commissie, waarin zij wordt opgeroepen om een duidelijk pad uit te stippelen richting klimaatneutraliteit in 2050.

Waar het kabinet het doel heeft gesteld om het EU 2030-reductiedoel op te hogen naar 55%, blijft de langetermijnstrategie juist bewust weg bij een aanpassing van het 2030-doel. De Commissie heeft hiervoor gekozen om de uiterst moeizaam verlopen discussie over de 2030-doelstellingen niet opnieuw te openen. Toch komt de mededeling van de Commissie Nederland goed gelegen. Ten eerste omdat het document het onderwerp klimaat weer hoog op de politieke agenda heeft gezet, niet alleen in de Milieuraad, maar ook bij de regeringsleiders en de vakraden van alle betrokken sectoren. Ten tweede omdat de mededeling van de Commissie een zeer ambitieus 2050-doel presenteert, dat past bij de Nederlandse inzet om de EU-klimaatambities te verhogen. Ik zie daarom de langetermijnstrategie als een belangrijk bouwblok in het ophogen van het 2030-doel: eerst het 2050-doel op klimaatneutraliteit vaststellen, en vervolgens de discussie starten welk 2030-doel passend is bij een ambitieuze, realistische en kostenefficiënte route daarnaartoe.

Ik vind het belangrijk om de discussie over de langetermijnstrategie en het ophogen van het 2030-doel volgtijdelijk te voeren. De realiteit is namelijk dat er op dit moment meer steun is voor een discussie over het 2050-doel dan het aanpassen van het 2030-doel. Het vermengen van beide dossiers brengt dan ook een groot risico met zich mee dat op beide doelen een suboptimaal resultaat wordt geboekt.

De timing om tot overeenstemming te komen op beide doelen luistert nauw. In 2020 moet de Europese Unie zowel haar langetermijnstrategie als haar herziene Nationaal Bepaalde Bijdrage (NDC, gericht op 2030) indienen bij de VN. Het is daarom zaak dat direct na overeenstemming over het 2050-doel de nieuwe Commissie, die naar verwachting in november 2019 zal aantreden, aan de slag gaat om aan te geven wat de strategie betekent voor het 2030-doel, de onderliggende wetgeving en andere beleidsinstrumenten. Het kabinet voert hierover nu al gesprekken met de Commissie.

Kopgroep

Het ophogen van het 2030-doel naar 55% zal een flinke uitdaging worden, gezien het huidige Europese krachtenveld. Ik werk in deze lobby dan ook veel samen met mijn collega’s uit Frankrijk, Zweden, Finland, Luxemburg, Spanje en Portugal. Al deze landen steunen namelijk zowel het ophogen van het 2030-doel als het 2050-doel. Van deze groep hebben alleen Zweden en Finland zich tot nu toe ook expliciet uitgesproken voor aanscherping van het 2030-doel naar 55%. Italië, Slovenië en Denemarken steunen specifiek de 2050-ambities. Met een aantal van deze landen, evenals met België en Duitsland, voer ik tevens gesprekken over mogelijke samenwerking op maatregelniveau om gezamenlijk tot hogere klimaatambities te komen. Deze gesprekken bevinden zich nog in de verkennende fase. Dit heeft er voor een belangrijk deel mee te maken dat al deze landen, Nederland incluis, het liefst op Europees niveau afspraken maken. Dat is immers het meest efficiënt. Dat betekent dan ook dat afspraken in kopgroepverband over ambitieuzere onderlinge afspraken op zijn vroegst in 2020 genomen zullen worden. In aanloop hiernaartoe bereiden we ons hier wel op voor, maar zetten we ons met name in voor het ophogen van de EU-klimaatambities.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes


X Noot
1

De Milieuraad heeft een leidende rol bij de behandeling van de langetermijnstrategie. Gezien de reikwijde van de strategie voorziet het Roemeens voorzitterschap echter ook gedachtewisselingen over (onderdelen van) deze mededeling in de Transport-, Landbouw- en Werkgelegenheidsraad, alsmede de Raad voor Concurrentievermogen en de Raad voor Economische en Financiële Zaken. Vervolgens zal de mededeling worden geagendeerd bij de informele Europese Raad in Sibiu op 9 mei a.s.

Naar boven