31 793 Internationale klimaatafspraken

Nr. 179 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 december 2017

Met deze brief informeer ik uw Kamer, mede namens de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, over de uitkomsten van de 23e Conferentie van Partijen (COP23) bij het VN-klimaatverdrag (UNFCCC), die plaatsvond in Bonn van 6 tot en met 17 november 2017. Ook informeer ik uw Kamer hierbij over de Nederlandse inbreng bij de One Planet Summit die op 12 december jl. in Parijs gehouden werd.

Met het overkoepelende besluit van de COP23 en alle bijbehorende conclusies en informele notities, zijn verdere stappen gezet in de implementatie van de afspraken die in 2015 in Parijs gemaakt zijn.

1. Nederlandse Inzet en uitkomsten

Op 3 oktober 2017 is uw Kamer geïnformeerd over de verwachtingen voor de klimaattop en de inzet van het Koninkrijk hierin (Kamerstuk 31 793, nr. 177). De focus van COP23 lag op een drietal punten: (i) de technische onderhandelingen over het Paris Agreement Work Program; (ii) de vormgeving van de faciliterende dialoog die in 2018 zal plaatsvinden; en (iii) het behouden van momentum, door te laten zien dat de wereld nog steeds achter het Akkoord van Parijs en de implementatie van de benodigde maatregelen staat.

In de bijlage1 bij deze brief wordt ingegaan op een aantal additionele uitkomsten van COP23.

1.1 Onderhandelingen over de Paris Agreement Work Program

Ten eerste zou deze COP vooruitgang moeten boeken bij de technische onderhandelingen over het Paris Agreement Work Program. Het gaat hierbij om de uitwerking van de bepalingen van de Overeenkomst van Parijs, bijvoorbeeld het vijfjaarlijkse ambitiemechanisme, de Nationaal Bepaalde Bijdrage (National Determined Contribution, NDC) en transparantie over inspanningen en geleverde financiële ondersteuning. Er is vooruitgang geboekt op deze thema’s, maar deze is niet eenduidig en wisselt per onderwerp. Voor COP24, die in december volgend jaar zal plaatsvinden in Katowice, (Polen), moet er nog veel werk verzet worden om tot een tijdige afronding van het Paris Agreement Work Program te komen. Dit zal moeten gebeuren tijdens een reguliere onderhandelingsronde in mei en een mogelijke extra formele ronde (waarschijnlijk in oktober) en in enkele informele bijeenkomsten die gedurende 2018 georganiseerd worden.

Ambitiemechanisme (Global Stocktake)

In Bonn is goede vooruitgang geboekt in de onderhandelingen over de Global Stocktake (GST), het mondiale ambitiemechanisme waaronder vanaf 2023 iedere vijf jaar de balans zal worden opgemaakt m.b.t. vooruitgang richting de doelen van de Overeenkomst. Er is een basis gelegd voor de vormgeving van de GST, die voor COP24 moeten worden uitgewerkt tot een tekst die de basis kan vormen voor verdere besluitvorming.

NDC´s

Er zullen tijdens de verschillende onderhandelingsrondes in 2018 nog verdere stappen gezet moeten worden bij de onderhandelingen over welke informatie Partijen moeten aanleveren bij hun toekomstige NDC’s en over de manier waarop de voortgang hiervan wordt bijgehouden. Ontwikkelde landen, waaronder Nederland en de EU, vinden het belangrijk dat er richtsnoeren komen die voor alle landen gelden zodat de inspanningen zo goed mogelijk vergelijkbaar zijn.

Veel ontwikkelingslanden willen echter meer flexibiliteit in verplichtingen en differentiatie tussen landen.

Transparantie

Voor toekomstige rapportageverplichtingen over en beoordelingen van inspanningen op het gebied van transparantie (het transparantie raamwerk) zijn korte tekstdelen met opvattingen van de verschillende landen vastgesteld. Hierbij is in lijn met de Overeenkomst van Parijs geen onderscheid gemaakt tussen ontwikkelde en ontwikkelingslanden, hoewel een aantal ontwikkelingslanden hier weer om heeft gevraagd.

1.2 Vormgeving faciliterende dialoog

Een tweede doel van COP23 was het verkrijgen van duidelijkheid over de vorm, input en output van de zogenaamde Talanoa, ofwel de faciliterende dialoog, waarbij in 2018 gekeken wordt naar de wijze waarop partijen collectief bijdragen aan de doelen van de Overeenkomst.

De voorzitter van COP23 (Fiji) heeft in Bonn aangegeven hoe hij, samen met de voorzitter van COP24 (Polen), deze dialoog wil voeren. Het proces zal beginnen met een voorbereidende fase gericht op het beantwoorden van de volgende vragen:

  • Waar staan we gezamenlijk als partijen bij de Overeenkomst van Parijs (hoe tellen de beloofde inspanningen van partijen op en hoe ver is men met de uitvoering daarvan)?

  • Waar willen we heen (gericht op de lange termijn (2050) strategieën voor koolstofarme ontwikkeling die landen gevraagd worden in te dienen)? en

  • Hoe komen we daar (welke mogelijkheden zijn er om de ambities van de NDC’s te verhogen)?

Deze voorbereidende fase zal vooral plaatsvinden tijdens de onderhandelingsronde in mei 2018. Tijdens COP24 zal dit gevolgd worden door een politieke fase, die zich op beantwoording van dezelfde vragen zal richten, maar tot doel heeft om politieke wil vast te leggen en landen te helpen bij het voorbereiden van hun nieuwe nationaal bepaalde bijdragen voor 2030 en/of het verhogen van hun reeds bestaande ambitie voor 2030.

De politieke fase van de dialoog zal geleid worden door de voorzitters van COP23 (Fiji) en COP24 (Polen), waarbij er een aparte bijeenkomst gewijd zal worden aan het 1,5 graden rapport van het IPCC dat in het najaar van 2018 verschijnt. Dit gaat in op de effecten van 1,5 graden opwarming en de daaraan gerelateerde mondiale emissiepaden. De door Fiji en Polen op te stellen samenvatting van de discussie over dit rapport dient als input voor de politieke fase van de faciliterende dialoog eind 2018.

1.3 Behouden van momentum

Ten derde ging COP23 om het behoud van momentum. De bijeenkomst moest laten zien dat de wereld nog steeds achter de Overeenkomst staat en de benodigde maatregelen genomen zullen worden zoals twee jaar geleden is afgesproken. De aanwezigheid van vele staatshoofden, regeringsleiders, NGO’s, wetenschappelijke instituten en bedrijven, liet zien dat de aandacht voor het klimaat en voor de Overeenkomst van Parijs onverminderd groot is.

Bij de side events waar klimaatacties gepresenteerd werden en aankondigingen werden gedaan in het kader van de Global Climate Action Agenda, viel met name de «We Are Still In»-verklaring van een groot aantal staten, steden en bedrijven uit de Verenigde Staten op. Hierin nemen de deelnemers een (nog te kwantificeren) reductiedoelstelling op zich, waarmee zij zeggen alsnog een aanzienlijk deel van de emissiereductie te zullen realiseren die anders als gevolg van de recente besluitvorming op federaal niveau verloren zou gaan.

2. Rol Nederland

De Europese Unie heeft namens alle lidstaten harde toezeggingen gedaan om de uitstoot van broeikasgassen in 2030 met minstens 40% te verminderen ten opzichte van 1990. Die toezegging is winst, maar onvoldoende om de doelstellingen van ruim beneden 2 graden Celsius te halen, laat staan de ambitie van 1,5 graad Celsius. Daar is meer voor nodig.

In mijn Nationale Verklaring heb ik de EU dan ook opgeroepen om leiderschap te tonen en in het licht van de Overeenkomst van Parijs, de EU CO2-reductiedoelstelling voor 2030 te verhogen van tenminste 40% naar 55% t.o.v. 1990. Ook heb ik eerste bilaterale gesprekken met andere lidstaten gevoerd over de klimaatambities van het kabinet en de ambitie tot ophoging van de EU reductiedoelstelling voor 2030.

Nederland heeft hiernaast een actieve inzet geleverd in het EU-onderhandelingsteam. Ook heeft Nederland als co-voorzitter van de onderhandelingen over het voor ontwikkelingslanden belangrijke Adaptatiefonds een politiek beladen onderwerp tot een voor alle landen acceptabele uitkomst werd geleid.

Daarnaast heeft Nederland zich ook op diverse manieren gemanifesteerd tijdens evenementen over onder andere transport, landbouw en water. Zo lanceerde de Minister van Infrastructuur en Waterstaat in Bonn het Global Centre of Excellence on Climate Adaptation. Dit centrum is een initiatief van de VN, samen met Nederland, Japan en de Filipijnen, en wordt gevestigd in Nederland. Op het gebied van duurzame mobiliteit presenteerde de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat het Nederlandse beleid bij de bijeenkomst van de Zero Emission Vehicle Alliance en heeft Nederland, samen met Frankrijk, Costa Rica en Portugal de Transport Decarbonization Alliance gelanceerd. Hiernaast heeft Nederland met de Shipping High Ambition Coalition en het Partnership on Sustainable, Low Carbon Transport een evenement over vermindering van broeikasgasemissies door internationaal maritiem transport georganiseerd. Met 24 andere partijen heeft Nederland zich aangesloten bij de Powering Past Coal Alliance – een internationale alliantie die zich in zal zetten voor het uitfaseren van traditionele kolencentrales. Als lid van het Biofuture Platform heeft Nederland zich geschaard achter een verklaring gericht op het opschalen van de koolstofarme bioeconomie en het ontwikkelen van duurzame doelen voor biobrandstoffen.

One Planet Summit

Op 12 december jl. nam de Minister-President namens Nederland deel aan de One Planet Summit in Parijs. De Franse president Macron, secretaris-generaal van de verenigde Naties António Guterres en president van de Wereldbank Jim Yong Kim organiseerden deze top ter ere van de tweede verjaardag van de Overeenkomst van Parijs. De klimaattop had als hoofdthema klimaatfinanciering, waarbij Nederland zich er hard voor maakt dat er voldoende publiek en privaat geld vrijkomt om klimaatverandering tegen te gaan. Daarnaast heeft de Minister-President de EU opgeroepen om meer ambitie te tonen en het reductiedoel voor 2030 op te hogen van ten minste 40% t.o.v. 1990 naar 55%.

Nederland heeft zich bij deze top aangesloten bij de Towards Carbon Neutrality coalitie die oproept tot het tijdig opstellen van lange termijn klimaatstrategieën. Daarnaast sloot Nederland zich aan bij een verklaring die de International Maritime Organization (IMO) oproept maatregelen te nemen voor CO2-reductie in de internationale scheepvaart sector. In de aanloop naar de top hebben meerdere landen zich aangesloten bij de Transport Decarbonisation Alliance, waarvan Nederland mede-initiatiefnemer is.

Ook is een gezamenlijk statement van Duitsland, Frankrijk, Nederland, het VK en Zweden gepubliceerd waarin deze landen het belang onderstrepen van en aangeven in te zetten op adequate CO2-beprijzing.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven