Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 november 2018
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft op 27 november jl.
gevraagd om een reactie op de berichtgeving dat hackers de website van PratenOnline
afpersen en gegevens van gebruikers over hun psychische problemen wil publiceren als
er geen losgeld wordt betaald. Met deze brief reageer ik, mede namens de Staatssecretaris
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, op dit verzoek.
Het is zeer zorgelijk als persoonlijke gevoelige chatgegevens van cliënten in verkeerde
handen vallen. Cliënten moeten te allen tijde kunnen vertrouwen op het veilig delen
van hun gegevens. De beveiliging van medische gegevens valt onder de verantwoordelijkheid
van instellingen zelf en de regels zijn streng en duidelijk. Instellingen moeten zich
onder meer houden aan zorgbrede Nederlandse normen voor informatieveiligheid in de
zorg (NEN-normen).
Datalekken zoals deze moeten worden gemeld bij de Autoriteit Persoonsgegevens. Bij
incidenten kunnen aangesloten zorginstellingen ook rekenen op de hulp van Z-CERT (Zorg
Computer Emergency Response Team). Deze organisatie helpt bij preventie en fungeert
als «brandweer» bij ICT-incidenten in de zorg.
Uit de informatie die ik ontving van de beheerder van de gehackte website, het platform
PratenOnline, is gebleken dat het platform direct melding en aangifte van het datalek
en de afpersing heeft gedaan bij zowel de Autoriteit Persoonsgegevens als de politie.
De politie onderzoekt het incident. Ik vertrouw erop dat de uitkomsten daarvan een
helder beeld zullen geven over wat er precies is gebeurd. Het platform heeft ook laten
weten dat de gebruikers zijn geïnformeerd en er is een e-mailadres opgericht waar
mensen terecht kunnen met vragen.
Het getroffen platform is sinds de hackaanval offline. Desgevraagd heeft Z-CERT laten
weten graag bereid te zijn de insteling te voorzien van advies en informatie over
hoe dergelijke incidenten in de toekomst voorkomen kunnen worden.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
H.M. de Jonge