31 757 Stedenbeleid

Nr. 74 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR WONEN EN RIJKSDIENST

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 juni 2015

Op 26 mei 2015 heeft uw Kamer de volgende moties, ingediend bij het VAO Bevolkingsdaling/Krimp van 20 mei 2015 (Handelingen II 2014/15, nr. 85, item 3), aangenomen:

  • Kamerstuk 31 757, nr. 60 – Motie Van Vliet;

    Over de rol van woningcorporaties bij het tegengaan van verloedering bij leegstand van particulier woningbezit in krimpregio's;

  • Kamerstuk 31 757, nr. 63 – Motie De Vries/Veldman;

    Verzoekt de regering bij afspraken of convenanten met krimpregio’s een termijn te hanteren van ten minste vijf jaar;

  • Kamerstuk 31 757, nr. 64 – Motie De Vries/Veldman;

    Verzoekt de regering om Noordoost-Fryslân aan te merken als krimpregio;

  • Kamerstuk 31 757, nr. 70 – Gewijzigde motie Van Helvert/Slob;

    Verzoekt de regering om een langjarig commitment van het Rijk ten aanzien van de aanpak van krimp en bevolkingsdaling in anticipeergebieden;

  • Kamerstuk 31 757, nr. 71 – Gewijzigde motie Houwers;

    Verzoekt de regering om bij de evaluatie van de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II (onder andere verhuurdersheffing) in 2016 de gemeentes in de overige krimpgebieden (in casu de Achterhoek en Noordoost Fryslân) toe te voegen of anders die maatregelen te nemen die ertoe bijdragen dat voor alle krimpgebieden dan weer dezelfde heffingsvermindering en regelgeving van kracht wordt.

Met deze brief licht ik toe op welke wijze ik in mijn beleid invulling zal geven aan deze moties. Namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties stuur ik u ook het kabinetsstandpunt inzake de aangehouden motie Veldman/De Vries (Kamerstuk 31 757, nr. 65).

Wat betreft Kamerstuk 31 757, nr. 60 – Motie Van Vliet, over de rol van woningcorporaties bij het tegengaan van verloedering bij leegstand in de particuliere sector in krimpregio’s, kan ik u het volgende meedelen. Op dit moment gebeurt er al veel in de krimpprovincies Groningen, Limburg en Zeeland op het gebied van de particuliere woningvoorraad, zowel in kwalitatieve (woningverbetering) als kwantitatieve zin (sloopwoningen). In de Herzieningswet toegelaten instellingen volkshuisvesting die per 1 juli aanstaande in werking treedt, is de mogelijkheid opgenomen dat woningcorporaties sloopkosten vanwege omvorming tot duurdere huur of koop woningen (niet DAEB) onder condities voor rekening laten komen van de DAEB1-taken van de woningcorporatie. In krimpregio’s is daar in lijn met de motie Schouten/Knops (Kamerstuk 33 966, nr. 49) geen beperking in de omvang aan gesteld. Wel worden er eisen aan het rendement van het te herontwikkelen bezit gesteld.

De oplossing voor de complexe problematiek van de particuliere woningvoorraad moet gezocht worden in een palet van instrumenten. Het is aan regionaal en provinciaal samenwerkende partijen om te bepalen of een sloopfonds nodig is.

De aanpak van de particuliere voorraad is uiteraard primair een verantwoordelijkheid van de particuliere huiseigenaren. Daarnaast ligt er een verantwoordelijkheid bij partijen zoals provincies, gemeenten, banken, makelaars en – onder bepaalde voorwaarden – corporaties.

De krimpprovincies Groningen, Limburg en Zeeland hebben het initiatief genomen (de mogelijkheden te onderzoeken tot) het instellen van sloopfondsen. Ook zijn in diverse krimpprovincies pilots gestart om het spectrum aan oplossingsrichtingen te verkennen

Er zijn al instrumenten beschikbaar om de problematiek in de particuliere voorraad aan te pakken, zoals het aanschrijvingsbeleid van gemeenten, onteigening ten behoeve van sloop/samenvoegen en stedelijke ruilverkaveling.

Woningcorporaties hebben de afgelopen jaren in de huursector reeds de nodige initiatieven ontplooid om verloedering en leegstand tegen te gaan. Indien corporaties een rol voor zichzelf zien voor het particuliere woningbezit, zijn hiervoor mogelijkheden in de Woningwet. De rol die het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijk Relaties ten aanzien van de problematiek ten dele al vervult en zou kunnen vervullen is:

  • Kennisdeling tussen provincies en regio’s;

  • Meedenken over het vergroten van het palet aan instrumenten;

  • Meedenken over het effectiever/beter maken van instrumenten;

  • Agenderen/wegnemen belemmerende wetgeving

  • Inzet van het Juridische Expertteam Planschade

  • Nader onderzoek van de omvang van de problematiek

Een aanbod op dit terrein is opgenomen in de Samenwerkingsagenda Krimp, die ik als bijlage heb opgenomen in de kabinetsvisie naar aanleiding van de motie Barth c.s., de beleidsdoorlichting van het programma bevolkingsdaling en het rapport van het Team Midterm Review Bevolkingsdaling die ik op 19 december 2014 naar de beide Kamers heb gezonden. Gezien de eerste uitkomsten van de tot nu toe gevoerde gesprekken met de krimp- en anticipeerregio’s heb ik reeds besloten om de kennisdeling op dit onderwerp verder te bevorderen door het starten van een leerkring, in het bijzonder gericht op de anticipeerregio’s en de nieuwe krimpregio’s.

Kamerstuk 31 757, nr. 63 – motie De Vries/Veldman verzoekt de regering bij afspraken of convenanten met krimpregio’s een termijn te hanteren van ten minste vijf jaar. Kamerstuk 31 757, nr. 70 -motie Van Helvert/Slob verzoekt de regering om een langjarig commitment van het Rijk ten aanzien van de aanpak van krimp en bevolkingsdaling in anticipeergebieden.

Ik kan u in antwoord op beide moties toezeggen dat ik zowel voor de (oude en nieuwe) krimpregio’s als de anticipeerregio’s bereid ben tot het aangaan van samenwerkingsafspraken voor een periode van vijf jaar, mits de desbetreffende gebieden daar zelf behoefte aan hebben. Deze afspraken zullen deel uit gaan maken van het vernieuwde Interbestuurlijk Actieplan Bevolkingsdaling, dat ik u na de zomer zal toezenden.

In Kamerstuk 31 757, nr. 64 – motie De Vries/Veldman wordt verzocht Noordoost- Fryslân aan te merken als krimpregio. Gezien de wens van de Kamer zeg ik u toe hier invulling aan te geven en per 1 juli 2015 zal Noordoost-Fryslân officieel de status van krimpregio verwerven. Ik handhaaf verder de komende vijf jaar mijn criteria voor krimp- en anticipeerregio’s, zoals vastgelegd in mijn eerdergenoemde brief over krimp aan de Kamer van 19 december 2014.

Door het verwerven van de krimpstatus door Noordoost-Fryslân is het aantal krimpregio’s gestegen tot negen (zie de kaart en de indeling die als bijlage 1 en 2 is bijgevoegd)2.

In Kamerstuk 31 757, nr. 71 – gewijzigde motie Houwers, wordt de regering verzocht om bij de evaluatie van de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II (onder andere verhuurdersheffing) in 2016 de gemeentes in de overige krimpgebieden (in casu de Achterhoek en Noordoost Fryslân) toe te voegen of anders die maatregelen te nemen die ertoe bijdragen dat voor alle krimpgebieden dan weer dezelfde heffingsvermindering en regelgeving van kracht wordt. Hierover zeg ik u toe dat dit aspect wordt meegenomen bij de evaluatie van de verhuurdersheffing die in 2016 zal zijn afgerond.

Tot slot doe ik op herhaald verzoek van de Kamer (brieven van 8 juni en 19 juni van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken) hierbij mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties het kabinetsstandpunt toekomen over de aangehouden motie van de leden Veldman en De Vries over de tijdelijke krimpmaatstaf voor gemeenten in gebieden die de officiële krimpstatus hebben (Kamerstuk 31 757, nr. 65).

De motie verzoekt de reikwijdte van de tijdelijke krimpmaatstaf in het gemeentefonds binnen het bestaande budget uit te breiden naar alle gebieden die de officiële krimpstatus hebben. Op dit moment is de reikwijdte beperkt tot gemeenten die gelegen zijn in de provincies Groningen, Limburg en Zeeland3. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kan alleen onder bepaalde voorwaarden de motie ondersteunen. Allereerst ondersteunt hij een uitbreiding van de reikwijdte naar alle nieuwe krimpregio’s indien deze in zou gaan met ingang van 2016. Het is immers niet opportuun deze reikwijdte in het laatste jaar van de huidige looptijd – periode 2011 tot en met 2015 – van de maatstaf aan te passen. Uitbreiding van de reikwijdte binnen het bestaande budget leidt voor gemeenten die al in aanmerking komen tot een daling van hun uitkering op grond van de krimpmaatstaf. Naar huidig inzicht zou deze groep gemeenten in het lopende begrotingsjaar 2015 worden geconfronteerd met een daling van deze uitkering met 20%. Het risico is daarmee dat de motie beleidsvoornemens van gemeenten voor dit jaar doorkruist of een onwenselijk tekort in hun begroting 2015 ontstaat door een beleidswijziging van het Rijk.

Verder bent u per brief van 29 mei 2015 (Kamerstuk 34 000-B, nr. 25) geïnformeerd over het voornemen van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de krimpmaatstaf via een zogenoemde decentralisatie-uitkering uit het gemeentefonds voor de periode 2016 tot en met 2020 toe te kennen aan gemeenten binnen de door het kabinet aangewezen krimpregio’s. Het gaat hier echter niet om een toekenning aan afzonderlijke gemeenten, maar aan krimpregio’s. Hiermee wil het kabinet inzetten op versterking van de samenwerking binnen de krimpregio, samenhang in de besteding van de middelen en zo mogelijk kansen creëren om in gezamenlijkheid andere middelen aan te trekken.

Het kabinet is voornemens alle krimpregio’s voor de decentralisatie-uitkering in aanmerking te laten komen, inclusief Noordoost-Fryslân die zoals hierboven gemeld als negende krimpregio wordt toegevoegd. Een voorstel ligt momenteel ter consultatie bij de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Raad voor de financiële verhoudingen.

Na weging van de adviezen zal de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties uw Kamer een definitief voorstel doen toekomen en gemeenten via de septembercirculaire 2015 informeren.

Een afschrift van deze brief stuur ik aan alle besturen van gemeenten in krimp- en anticipeerregio’s, de desbetreffende provinciale besturen en besturen van de betrokken regionale samenwerkingsverbanden.

De Minister voor Wonen en Rijksdienst, S.A. Blok


X Noot
1

DAEB Dienst van Algemeen Economisch Belang

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
3

In deze provincies liggen de regio’s die in het Interbestuurlijk actieplan bevolkingsdaling Krimpen met kwaliteit van november 2009 als krimpregio’s benoemd zijn.

Naar boven