31 755 Wijziging van de Wet milieubeheer en enkele daarmee verband houdende wetten (modernisering van de regelgeving over de milieueffectrapportage)

L BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 juni 2010

Hierbij zend ik u in het kader van de wettelijk voorgeschreven voorhangprocedure (artikel 21.6, vierde lid, van de Wet milieubeheer), het besluit houdende wijziging van het Besluit milieueffectrapportage1 (reparatie en modernisering). Ingevolge genoemd artikellid zal het wijzigingsbesluit ook in de Staatscourant worden gepubliceerd voor inspraak.

De aanleiding voor dit voorstel is primair reparatie naar aanleiding van de ingebrekestellingsprocedure die de Europese Commissie (EC) heeft aangespannen tegen Nederland.

Deze procedure heeft geleid tot een veroordeling van het Europese Hof van Justitie op 15 oktober 2009. Het Europese Hof heeft geoordeeld dat Nederland bij de vaststelling van de drempels in de D-lijst niet alle criteria van bijlage 3 van de Europese mer-richtlijn2 heeft betrokken. Onder de drempels hoeft er geen mer-beoordeling plaats te vinden, omdat er geen sprake zal zijn van aanzienlijke negatieve gevolgen voor het milieu. Nederland zou bij de vaststelling van drempels voornamelijk rekening hebben gehouden met het criterium omvang en niet of onvoldoende met criteria als gevoelige gebieden en cumulatie.

Daarnaast is reeds door een vorig kabinet in de Beleidsbrief mer3 modernisering van het Besluit mer aangekondigd. Uitgangspunten daarbij zijn enerzijds het – zoveel als mogelijk – inhoudelijk conformeren aan de mer-richtlijn, tenzij er aantoonbaar redenen zijn om meer te regelen en anderzijds het realiseren van een significante verlaging van de regel- en lastendruk.

Hiertoe is onderdeel C van de bijlage van het Besluit mer (deze bijlage bepaalt welke activiteiten mer-plichtig zijn) nagenoeg één-op-één aangepast aan de Europese lijst van de merplichtige activiteiten.

De huidige «koppen» op de C-lijst zijn ofwel verplaatst naar onderdeel D en worden daarmee mer-beoordelingsplichtig of geheel verwijderd uit de lijst van mer-(beoordelingsplichtige) activiteiten.

Tenslotte is ook per «kop» op de D-lijst nagegaan of opschoning gewenst is. Deze aanpassingen verminderen het aantal mer-procedures en daarmee de administratieve en bestuurlijke lasten.

Met het voorliggende voorstel wordt zowel de reparatie van het Besluit mer – naar aanleiding van het gewezen arrest van het Europese Hof van Justitie – als de laatste stap van de modernisering van de mer geregeld.

De voorhangtermijn is ingevolge artikel 21.6, vierde lid, van de Wet milieubeheer ten minste vier weken.

Een min of meer gelijkluidende brief heb ik gezonden aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. C. Huizinga-Heringa


XNoot
1

Ter inzage gelegd op de afdeling Inhoudelijke ondersteuning onder griffienr. 146635.

XNoot
2

Richtlijn nr. 85/337/EEG betreffende milieu-effectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten, zoals nadien gewijzigd.

XNoot
3

TK, vergaderjaar 2004–2005, 29 383, nr. 25.

Naar boven