31 755 Wijziging van de Wet milieubeheer en enkele daarmee verband houdende wetten (modernisering van de regelgeving over de milieueffectrapportage)

J VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 29 april 2010

De vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu/Wonen, Wijken en Integratie1 heeft met belangstelling kennis genomen van de brief van de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 12 maart 2010 waarin zij ingaat op de aangehouden moties 31755, F en G, ingediend tijdens de behandeling van het wetsvoorstel modernisering milieueffectrapportage (mer) in de Eerste Kamer. De toezeggingen die de minister in de brief deed over de handreiking en de evaluatie zijn in de toezeggingenregistratie opgenomen.

Naar aanleiding daarvan heeft de commissie de minister op 30 maart 2010 een brief gestuurd.

De minister heeft op 28 april 2010 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu/Wonen, Wijken en Integratie,

Kim van Dooren

BRIEF AAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Den Haag, 30 maart 2010

De commissie van VROM/WWI van de Eerste Kamer heeft met belangstelling kennis genomen van uw brief van 12 maart 2010 waarin u ingaat op de aangehouden moties 31755, F en G, ingediend tijdens de behandeling van het wetsvoorstel modernisering milieueffectrapportage (mer) in de Eerste Kamer. De toezeggingen die u in de brief doet over de handreiking en de evaluatie zullen in de toezeggingenregistratie worden opgenomen. De leden van de commissie hebben de behoefte een aantal belangrijke punten uit uw brief te markeren.

Ten aanzien van de verantwoording van vroege participatie constateren zij verheugd dat u nadrukkelijk brede participatie voor ogen staat en dat deze niet beperkt kan blijven tot het indienen van zienswijzen. U geeft aan dat u in de Handreiking Milieueffectrapportage laat opnemen dat de verantwoordingsplicht op basis van de moederprocedures in het kader van de Wro en de Tracéwet tevens een verantwoording inhoudt voor het bijbehorende mer-traject. De leden van de commissie gaan er van uit dat deze verantwoording ook betrekking heeft op de wijze waarop de participatie bij het milieueffectrapport heeft plaatsgevonden en ook hoe deze participatie bij het milieueffectrapport heeft doorgewerkt in het besluit. Zij gaan er tevens van uit dat het traject van participatie bij het milieueffectrapport onderwerp is van de in 2012 uit te voeren evaluatie. De uitkomst van deze evaluatie zal leidend zijn bij de overweging uwerzijds of een wettelijke verankering wenselijk is.

Uit uw beantwoording blijkt dat u met ons van mening bent dat een koppeling van het Besluit mer en de passende beoordeling in het kader van de Natuurbeschermingswet grote voordelen biedt en om die reden nagestreefd moet worden. Wij hebben goede nota genomen van Uw toezegging om in 2012 bij de evaluatie van het nieuwe mer-stelsel na te gaan op welke wijze deze koppeling in de praktijk invulling heeft gekregen en of een wettelijke regeling dienaangaande – na raadpleging van de Eerste Kamer – dient te worden getroffen.

Indien u deze lezing van uw brief schriftelijk kunt bevestigen, zullen de aangehouden moties (31755, F en G) ingetrokken worden.

Vice-voorzitter van de commissie VROM/WWI,

G. de Vries-Leggedoor

BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 april 2010

De Commissie van VROM/WWI heeft mij op 30 maart 2010 per brief (kenmerk LS/145300.04U) gevraagd om een bevestiging van hun lezing van mijn brief van 12 maart 2010.

Ik wil de Commissie danken voor deze reactie. Het is goed om te constateren dat we de ontstane misverstanden over de relatie tussen m.e.r. en participatie hiermee uit de weg hebben kunnen nemen.

Duidelijk is dat wij beiden veel belang hechten aan goede participatie. Ik wil bij deze gaarne de lezing van de Commissie van VROM/WWI van mijn brief bevestigen.

Wat betreft de toezegging van de handreiking kan ik u mededelen dat daar op dit moment hard aan wordt gewerkt. Deze zal voor de inwerkingtreding van de nieuwe m.e.r.-regelgeving gereed zijn.

In 2012 zal ik starten met de evaluatie van de m.e.r.-regelgeving op de in de brief genoemde onderdelen: traject van participatie bij het milieueffectrapport en de invulling van de koppeling tussen m.e.r. en passende beoordeling in de praktijk. Deze evaluatie zal de basis vormen voor de beoordeling of wettelijke aanpassingen op deze onderdelen nodig zijn.

Met deze brief beschouw ik de parlementaire behandeling van de Wet modernisering m.e.r. als afgerond. De wet zal naar verwachting op 1 juli 2010 in werking treden.

De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. C. Huizinga-Heringa


XNoot
1

Samenstelling:

Van den Berg (SGP), Meindertsma (PvdA) voorzitter, Meulenbelt (SP), Rosenthal (VVD), Swenker (VVD), Slagter-Roukema (SP), Schouw (D66), Putters (PvdA), Eigeman (PvdA), Leijnse (PvdA), Thissen (GL), Slager (SP), Hendrikx (CDA), De Boer (CU), Willems (CDA), Hofstra (VVD), Asscher (VVD), Goijert (CDA), Huijbregts-Schiedon (VVD), Laurier (GL), Meurs (PvdA), Leunissen (CDA), De Vries-Leggedoor (CDA) vicevoorzitter, Janse de Jonge (CDA), Koffeman (PvdD), Böhler (GL), Kuiper (CU), Lagerwerf-Vergunst (CU), Smaling (SP) en Yildirim (Fractie-Yildirim).

Naar boven