31 753 Rechtsbijstand

Nr. 67 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 november 2013

Met deze brief doe ik mijn toezegging gestand u nader te informeren over de inzet van de tijdelijke tegemoetkoming in het Prijsakkoord 2014–2016 en over de wijze waarop consequenties van wet- en regelgeving zich vertalen in mijn bijdrage aan de rechtspraak. Tevens informeer ik u mede namens de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (VenJ) over de door hem in het algemeen overleg d.d. 14 november jl. gedane toezegging inzake de wijze van verrekenen van de kosten van rechtsbijstand als gevolg van regelgeving vanuit andere departementen.

Tijdelijke tegemoetkoming in Prijsakkoord 2014–2016

In het voorjaar heb ik afspraken gemaakt met de Raad voor de rechtspraak (hierna: Raad) over de prijzen voor de periode 2014–2016. Deze afspraken doen naar mijn mening recht aan de noodzaak de kwaliteit van de rechtspraak te waarborgen. Een onderdeel van dit prijsakkoord is een tijdelijke tegemoetkoming van € 26,5 mln. voor de jaren 2014, 2015 en 2016 die in de prijzen is verwerkt. U kunt deze tijdelijke tegemoetkoming terugvinden op blz. 130–131 van de begroting van mijn Ministerie die deze week in uw Kamer behandeld wordt.

Door de tijdelijke tegemoetkoming blijven de prijzen in 2014 en 2015 op het huidige niveau. Vanaf 2016 gaat de prijs omlaag doordat de bedrijfsvoering efficiënter wordt ingericht en er meer digitaal gewerkt zal gaan worden. Ik heb deze tijdelijke tegemoetkoming aan de prijzen toegevoegd om de balans tussen werkdruk en kwaliteit te bewaren, voor frictiekosten en voor investeringen in het programma Kwaliteit en Innovatie.

De tijdelijke tegemoetkoming is dus integraal onderdeel van de prijzen waarop mijn bijdrage aan de rechtspraak is gebaseerd en zoals wettelijk is verankerd in het Besluit Financiering Rechtspraak (Stb. 2005, nr. 55).

Ik heb de Raad gevraagd om in zijn jaarplan(nen) nader aan te geven op welke wijze deze tijdelijke tegemoetkoming wordt ingezet. Dit is geheel conform de positie die de rechtspraak bekleedt in ons rechtsbestel, zoals ook is opgenomen in de Wet op de rechterlijke organisatie.

Consequenties van regelgeving voor de rechtspraak

Bij alle wetsvoorstellen en ontwerpbesluiten wordt goed gekeken naar de effecten en de uitvoerbaarheid. Dat geldt voor regelgeving van het Ministerie van VenJ en ook voor regelgeving van andere ministeries.

Het is primair aan de Minister van wie het wetsvoorstel of ontwerpbesluit afkomstig is om te zorgen dat zijn voorstel of besluit uitvoerbaar is voor onder andere de rechtspraak.

Bovendien wordt bij elke voorgenomen wetswijziging of ontwerpbesluit die de rechtspraak regardeert, aan de Raad advies gevraagd. In zijn advies neemt de Raad – indien van toepassing – ook altijd de consequenties voor de werklast op.

Verder zorgt mijn ministerie voor diverse hulpmiddelen ten behoeve van alle departementen om de conflictgevoeligheid van nieuwe regelgeving zoveel mogelijk te beperken.

Indien een ministerie en de Raad het erover eens zijn dat een bepaald wetsvoorstel of ontwerpbesluit consequenties heeft voor de werklast, dan worden deze werklasteffecten vertaald in mijn bijdrage aan de rechtspraak. Dit kan op meerdere manieren:

  • indien de werklasteffecten betrekking hebben op het aantal zaken (volume), wordt dit betrokken bij het Prognosemodel Justitiële keten (PMJ) zoals jaarlijks wordt opgesteld ten behoeve van het opstellen van de begroting en zoals ook de Rechtspraak gebruikt bij het opstellen van zijn begrotingsvoorstel;

  • indien de werklasteffecten betrekking hebben op de (gemiddelde) zaakzwaarte wordt dit eens in de drie jaar betrokken bij de prijsonderhandelingen.

Wanneer andere departementen compenseren voor effecten van regelgeving en daarvoor begrotingsmiddelen overboeken, zal dit in de regel in de Voorjaarsnota of in de Najaarsnota worden opgenomen. In begrotingsstukken worden de overboekingen van meer dan € 5 mln. toegelicht.

Uiteindelijk vinden deze overboekingen hun beslag in mijn bijdrage aan de rechtspraak. De opbouw van deze bijdrage is zoals gezegd wettelijk verankerd in het Besluit Financiering Rechtspraak en wordt verantwoord in beleidsartikel 32 van de begroting van VenJ (blz. 34, 37–39), en nader gespecifieerd in hoofdstuk zes van de begroting VenJ over de Raad voor de rechtspraak (blz. 127–133).

Concrete voorbeelden van wetswijzigingen die tot aanpassing van de bijdrage aan de rechtspraak hebben geleid, zijn de Wet OM-afdoening (prijsverhogend, volumeverlagend), de Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving (volumeverhogend), de Wet verMulderen 30WAM (volumeverhogend), en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (prijsverhogend).

Consequenties van regelgeving voor de rechtsbijstand

Bij nieuwe wetsvoorstellen en ontwerpbesluiten wordt ook steeds goed gekeken naar de uitvoerbaarheid en de gevolgen voor de rechtsbijstand. Hetgeen hierboven is beschreven met betrekking tot de wijze van verrekening van de effecten van regelgeving voor de rechtspraak in de begroting van VenJ is ook overeenkomstig de wijze waarop rekening wordt gehouden met de mogelijke (financiële) gevolgen voor de rechtsbijstand, zij het dat regelgeving die de rechtsbijstandsvolumes kan raken niet apart aan de raad voor rechtsbijstand als uitvoeringsorganisatie wordt voorgelegd.

In het bijzonder is in de afgelopen periode uitvoering gegeven aan de motie-Berndsen-Jansen/Oskam (Kamerstuk 31 753, nr. 59), waarin de regering is verzocht in de toelichting bij voorgenomen regelgeving expliciet in te gaan op het kosteneffect voor de gefinancierde rechtsbijstand.

De motie is door mijn ministerie bij alle departementen onder de aandacht gebracht. Als er aan een voorstel extra kosten voor de rechtsbijstand zijn verbonden, dan spannen de Staatssecretaris van VenJ en ik ons er voor in dat deze kosten – in overleg met het betreffende departement – worden gecompenseerd.

Het Ministerie van Volkshuisvesting, Welzijn en Sport en het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zijn op dit moment de twee belangrijkste ministeries die regelgeving voorbereiden die mogelijk van invloed is op het beroep op rechtsbijstand. Met deze ministeries vindt regelmatig ambtelijk overleg plaats over aanstaande regelgeving en de mogelijke consequenties voor de rechtsbijstand.

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

Naar boven