Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 november 2019
Per brief van 25 september jongstleden heeft uw Kamer verzocht om een reactie op de
blog «Foute antwoorden» ten behoeve van het AO gesubsidieerde rechtsbijstand 7 november
aanstaande. Hierbij voldoe ik aan dit verzoek.
In de blog wordt gesteld dat de beantwoording van de Kamervragen van het Lid Van Nispen
over de juridische grondslag voor de pilot consumentenzaken tussen de Raad voor Rechtsbijstand
(hierna: Raad) met LegalGuard niet correct is. Kort gezegd wordt gesteld dat geen
sprake is van een voorziening in de zin van artikel 8 van de Wet op de Rechtsbijstand
(hierna: Wrb), omdat LegalGuard niet is ingericht door de Raad. Volgens het betoog
in het blog vereist de wet dat de voorziening wordt ingericht door degene die haar
heeft opgezet.
Zoals ik heb aangegeven in antwoord op de hierboven genoemde Kamervragen heeft het
bestuur van de Raad ingevolge artikel 7, eerste lid, van de Wrb onder meer tot taak
om zorg te dragen voor de organisatie van, alsmede de verlening van rechtsbijstand.1 Op grond van artikel 8, tweede lid, Wrb kan het bestuur van de Raad met het oog op
de uitoefening van zijn taken een of meer voorzieningen treffen. De Raad heeft gebruik
gemaakt van deze bevoegdheid door een voorziening ex artikel 8, tweede lid, Wrb te
treffen, waarbij LegalGuard (voor de duur van de pilot) belast is met rechtsbijstandverlening
aan rechtzoekenden. Verder heb ik geantwoord dat uit artikel 13, eerste lid, onder
b, en tweede lid, Wrb volgt dat medewerkers van een voorziening als bedoeld in artikel
8, tweede lid, Wrb bevoegd zijn tot verlening van rechtsbijstand.
Ik zie geen reden om op basis van hetgeen in het bedoelde blog is gesteld terug te
komen op deze beantwoording. Het gaat in dit geval niet om het subsidiëren van een
reeds bestaande voorziening. Bovendien stelt de wet nergens dat het bij het treffen
van een voorziening zou moeten gaan om het inzetten van een nieuwe organisatie of
nieuw werkproces dat door de Raad is opgezet. In het voorliggende geval is niet LegalGuard
de voorziening in de zin van de Wrb, maar de pilot, waarbij door de Raad gebruik wordt
gemaakt van de diensten van LegalGuard.
In het blog wordt verder gesteld dat, voor zover ik de pilot als voorziening wil aanmerken,
het niet tot het takenpakket van de Raad behoort om ervaring op te doen met de verschillende
wijzen waarop problemen van rechtzoekenden worden opgelost. De Raad zou overeenkomstig
artikel 7 Wrb verantwoordelijk zijn voor de organisatie en de uitvoering van de rechtsbijstand.
Experimenteren en ervaring opdoen met verschillende wijzen waarop problemen van rechtzoekenden
kunnen worden opgelost valt daar niet onder, aldus het blog.
Zoals ik in het vorenstaande al heb aangegeven, heeft de Raad ingevolge artikel 7
Wrb onder meer als taak zorg te dragen voor de organisatie van alsmede de verlening
van rechtsbijstand. Met andere woorden: de Raad moet ervoor zorgen dat rechtsbijstand
wordt verleend. De Raad dient er tevens voor te zorgen dat dit op een doelmatige wijze
plaatsvindt. Zorgdragen voor de organisatie van alsmede de verlening van rechtsbijstand
houdt naar mijn oordeel dan ook in dat de Raad mag onderzoeken hoe hij dit op een
andere, mogelijk meer efficiënte manier kan organiseren. De doelstelling en inrichting
van de pilot sluit hier ook op aan.
Op basis van het bovenstaande concludeer ik dat de raad binnen de grenzen van de wettelijke
kaders opereert.
De Minister voor Rechtsbescherming,
S. Dekker