31 714 Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met verlening aan de notaris van bevoegdheden in verband met gemeenschappelijke verzoeken tot echtscheiding en tot ontbinding van een geregistreerd partnerschap

B MEMORIE VAN ANTWOORD

Ontvangen 27 juni 2011

1. Inleiding

Vrijwel alle fracties hebben opmerkingen over het wetsvoorstel gemaakt en daarover vragen gesteld. De leden van de CDA-fractie stellen vast dat de inschakeling van de notaris een vereenvoudiging kan opleveren en een voor de hand liggende stap kan zijn in de scheidingsprocedure. Zij hebben nog vragen over de rechtsbijstand; daarop ga ik hierna gaarne in.

De leden van de VVD-fractie hebben eveneens met belangstelling van het wetsvoorstel kennis genomen. Deze leden geven nog eens aan tegen de mogelijkheid van scheiding zonder tussenkomst van de rechter te zijn. Ook op hun vragen ga ik hierna gaarne in. Dat geldt ook voor de vragen van de leden van de PvdA-fractie.

De leden van de SP-fractie zien het nut van het wetsvoorstel niet in. Ik zal hierna een poging doen om ook deze leden, en die van de fractie van GroenLinks, die vooral de gang naar de rechter voor de burger belastend vinden, te overtuigen.

De leden van de SGP-fractie en die van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling, maar tevens met gemengde gevoelens van het wetvoorstel kennis genomen. Ook op hun vragen ga ik gaarne in.

2. Algemeen

Nut en noodzaak van dit wetsvoorstel

De leden van de VVD-fractie vragen wat precies het voordeel is van het wetsvoorstel. Het wetsvoorstel is niet ingediend omdat de notaris qua tarief goedkoper is dan de advocaat. De tarieven van de notaris zijn vrij evenals die van de advocaat, terwijl, indien op gefinancierde rechtsbijstand een beroep zou moeten worden gedaan, dezelfde bedragen zullen gelden. Wel is een handreiking beoogd met name aan die burgers die in verband met hun scheiding voor hun financiële aangelegenheden al bij de notaris langs zijn geweest, zij behoeven voor het doen van het scheidingsverzoek niet nog eens apart naar een advocaat. Het gaat hier niet om een eerste stap om ook nog andere juridische beroepsbeoefenaren dan advocaten proceshandelingen te laten verrichten.

De leden van de VVD-fractie stellen vervolgens met juistheid vast dat er qua tijd en inzet tussen de advocaat en de notaris niet veel verschil zal zijn, en ook dat, als er onroerend goed en/of aandelen in een onderneming in beeld zijn, het alleen de notaris, en dus niet zowel de advocaat als de notaris is die als rechtshulpverlener in beeld is.

De leden van de PvdA-fractie gaan ervan uit dat tot op heden slechts tien notarissen in Nederland echtscheidingsbemiddeling praktiseren. Mij zijn andere cijfers aangereikt. Er waren op 1 mei 2011 1 433 notarissen in Nederland. Daarvan zijn er 86 lid van de Vereniging van Mediators en Scheidingsbemiddelaars in het Notariaat (VMSN). Daarnaast is er ook een grote groep notarissen die wel gespecialiseerd zijn in het familierecht, maar geen lid zijn van de VMSN. Ik doel daarbij onder andere op de leden van Vereniging van Estate Planners in het Notariaat (EPN), notarissen en kandidaat-notarissen bij wie deskundigheid met name op de gebieden huwelijksvermogensrecht, samenwonen en alle bijkomende belastingen aanwezig is. De EPN heeft 342 leden. Er zijn ongeveer 11 500 advocaten, daarvan zijn er, volgens opgave van de zijde van de vFAS, 909 lid van de VFAS. Het verschil tussen het aantal deskundigen in beide beroepsgroepen is dus, zelfs als voor wat betreft het notariaat alleen de leden van de VMSN worden meegeteld, betrekkelijk gering.

De leden van de SP-fractie hebben enkele vragen over nut en noodzaak van het wetsvoorstel. Deze leden zeggen te weten van een thans in voorbereiding zijnd initiatief-wetsvoorstel voor administratieve scheiding en vragen of er, in het geval dit wordt aangenomen, nog een functie voor het wetsvoorstel is. Met absolute zekerheid kan deze vraag uiteraard slechts worden beantwoord als de precieze tekst van een wetsvoorstel dat scheiding buiten de rechter om mogelijk wil maken, niet slechts in voorbereiding is, maar ook het Staatsblad zou hebben bereikt. De administratieve scheiding is in het recente verleden meer dan eens een moeizame onderneming gebleken, ook indien scheidingen waarbij minderjarige kinderen betrokken zijn zouden worden uitgesloten. Maar ook onder dit voorbehoud kan de vraag van deze leden toch wel bevestigend worden beantwoord: er zullen ook dan scheidingen overblijven waarbij betrokkenen de bijstand van een rechtshulpverlener wensen in te roepen; dat kan een advocaat zijn en, onder de voorwaarden die het wetsvoorstel bevat, ook een notaris.

Deze leden stellen vervolgens – en terecht – vast, dat de administratieve scheiding en het convenant dat daarbij wordt gesloten, niet per definitie zonder betrokkenheid van een deskundige tot stand komt en ook behoeft te komen. Administratieve scheiding wordt evenwel niet voorgesteld, en met betrekking tot vragen als «Wat is de toegevoegde waarde van het stempel van de rechtbank als partijen het overal over eens zijn», en «Ziet de regering de rechtbank als hoedster van de goede zeden?», wijs ik erop dat vooral de internationale erkenning van echtscheidingen een argument kan zijn voor inschakeling van de rechter ook als de betrokkenen het over alles wat met hun scheiding verband houdt eens zijn.

Nut en noodzaak van het wetsvoorstel zijn inderdaad zowel bij de schriftelijke voorbereiding als bij de openbare behandeling van het wetsvoorstel uitvoerig aan de orde geweest. Kort gezegd, noodzaak, opgevat als «nodig want er is geen alternatief», is er niet, nut is er zeker, met name voor hen die toch al bij de notaris langs zijn geweest.

Wat het veronderstelde landelijk tekort aan notarissen betreft, hetwelk ook als argument tegen het wetsvoorstel wordt opgevoerd het volgende. In een trendrapportage is voorspeld dat de komende tien jaar een derde van het totaal aantal notarissen zal defungeren wegens het bereiken van de 70-jarige leeftijd (zie Z.D. Lacié en M.J. ter Voort, WODC, Trendrapportage notariaat 2006, Den Haag Boom Juridisch uitgevers 2008; bijlage bij de brief van de Staatssecretaris van Justitie van 28 maart 2008, Kamerstukken II, 2007/2008, 23 706, nr. 69). Dit betekent evenwel nog niet dat er een tekort dreigt. Er zijn namelijk thans ongeveer 3 000 kandidaten om de vacatures op te vullen. In de tweede plaats wordt met het thans bij uw Kamer aanhangige wetsvoorstel 32 250 (wijziging van de Wet op het notarisambt naar aanleiding van de evaluatie van die wet, alsmede regeling van enkele andere onderwerpen in die wet en wijziging van de Wet op het centraal testamentenregister en van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme) beoogd om voor voldoende aanwas aan kandidaten te zorgen door de introductie van de toegevoegd notaris, zie Kamerstukken II, 32 250, nr. 3, blz. 10. Uit een onder kandidaat-notarissen gehouden onderzoek leidt de KNB af dat ongeveer 150 personen toegevoegd notaris willen worden. Kortom, het is, onder de omstandigheden van nu en die van straks, zeker niet onlogisch om aan notarissen de taak toe te delen die het wetsvoorstel voor hen in petto heeft.

Dat notarissen fors zullen moeten investeren in specialistische kennis van het familierecht en het berekenen van alimentatie, zoals de leden van de SP-fractie concluderen, is gebaseerd op hun veronderstelling dat slechts een handjevol notarissen die specialistische kennis in huis heeft. Hiervoor, bij de beantwoording van een vraag van de leden van de PvdA-fractie, gaf ik aan hoeveel notarissen er in de materie van (echt)scheiding gespecialiseerd kunnen worden geacht. De leden van de VMSN beheersen het alimentatierekenen. Het maakt deel uit van hun standaardopleiding tot echtscheidingsspecialist. Om advocaat te kunnen worden is het, anders dan voor notarissen, niet verplicht om vakken als huwelijksvermogensrecht, erfrecht of vennootschapsrecht te volgen. Notarissen zijn reeds aan de universiteit uitgebreid in het familierecht opgeleid. Daarnaast hebben zij, eveneens anders dan advocaten, vanuit hun vakopleiding reeds affiniteit met diverse, hier relevante fiscale vakgebieden, zoals inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting en erfbelasting, maar ook met pensioenen. Het alimentatierekenen is, zeker met de bij notarissen aanwezige fiscale kennis, voor hen eenvoudig te leren.

In de nota naar aanleiding van het verslag (31 714, nr. 6, blz. 3 e.v.) is de toenmalige minister van Justitie uitvoerig ingegaan op de kwaliteit van de notaris als procesvertegenwoordiger. Ook ik meen dat niet gezegd kan worden de diensten die de notaris als raadsman en procesvertegenwoordiger in scheidingszaken zou gaan verrichten niet dezelfde kwaliteit zouden kunnen hebben als advocaten thans leveren. En ook ik ga niet ervan uit dat straks iedere notaris echtscheidingen zal gaan behandelen. Daartoe zullen met name die notarissen overgaan die reeds thans zich afficheren als VMSN-notarissen en/of scheidingsbemiddeling en andere mediation-activiteiten op het terrein van de scheiding tot hun gewone bezigheden rekenen, dus notarissen die zich dit specialisme voldoende eigen hebben gemaakt. Dit is mij onlangs nog bevestigd door het Bestuur van de KNB, zulks naar aanleiding van mijn bij de openbare behandeling in de Tweede Kamer gedane toezegging om met de KNB te bespreken dat primair de gespecialiseerde notarissen de in het wetsvoorstel voorziene rol zullen vervullen. Daarbij is van die zijde op het volgende gewezen. Onderschreven werd wederom dat de notaris in deze geen ministerieplicht heeft. Dit past in een ontwikkeling naar meer specialisatie binnen het notariaat, die vorm krijgt in de nieuwe leden 3 en 4 van artikel 21 van de Wet op het notarisambt, zoals voorgesteld in het hiervoor reeds genoemde wetsvoorstel 32 250. Indien ook uw Kamer akkoord zal zijn gegaan met genoemd wetsvoorstel, zal het notarissen kort gezegd onder voorwaarden zijn toegestaan cliënten door te verwijzen binnen hun kantoor of samenwerkingsverband voor alle werkzaamheden en daarbuiten indien het gaat om niet algemeen gebruikelijke werkzaamheden. Scheidingen zijn te rangschikken onder de laatstgenoemde categorie van werkzaamheden, zodat ook verwijzing naar een andere notaris buiten kantoor of samenwerkingsverband mogelijk zal zijn. Voorts bepaalt artikel 4 lid 3 van de beroeps- en gedragsregels van notarissen dat een gegronde reden voor dienstweigering is dat de notaris de belangen van partijen niet (meer) kan behartigen op een wijze die een behoorlijk notaris betaamt. Daaronder dient te worden begrepen de omstandigheid dat de notaris onvoldoende kennis van zaken heeft. Wat betreft kennis op het gebied van de vermogensrechtelijke en fiscale afwikkeling van verschillende samenlevingsvormen verdient opmerking dat die tot de basisuitrusting van de notaris behoort. De KNB stelt notarissen in staat daarnaast voldoende kennis te verwerven van mediationtechnieken, alimentatierecht, levensverzekeringen en procesrecht door het aanbieden van cursussen op die gebieden. De KNB heeft mij toegezegd de hiervoor genoemde aspecten in de communicatie naar de leden over het wetsvoorstel onder de aandacht te zullen brengen. Binnen het notariaat bestaat een specialistenvereniging, de Vereniging van Mediators en Scheidingsbemiddelaars in het Notariaat (VMSN), waarvan de leden zich al geruime tijd bezighouden met echtscheidingen, ontbindingen van geregistreerd partnerschappen en de afwikkeling van informele samenlevingsvormen. Het voltooien van een opleiding op het gebied van mediation en vermogensrechtelijke en fiscale aspecten van scheiding is een van de voorwaarden voor het lidmaatschap. In deze opleiding wordt bovendien ruimschoots aandacht besteed aan alimentatie en pensioenen. Daarnaast zijn de leden onderworpen aan een systeem van intervisie en permanente educatie. Bij deze groep van notarissen is voldoende kennis van zaken en ervaring aanwezig. Het voorgaande in aanmerking genomen meent de KNB ervan uit te mogen gaan dat voldoende zal zijn gewaarborgd dat alleen notarissen met voldoende specialisatie zich zullen gaan belasten met scheidingen. Ik deel die mening en dat vertrouwen.

Evenals de leden van de SP-fractie heb ik grote waardering voor hetgeen de vFAS en haar leden in verrichten, maar dit betekent voor mij niet dat de diensten die (met name) VMSN-notarissen leveren, van een mindere kwaliteit zijn en straks zullen zijn.

Van een opzadelen van mensen met een keuze tussen advocaat en notaris is geen sprake, beoogd wordt immers eerst en vooral die burgers te faciliteren die voor hun scheiding toch al bij de notaris zijn geweest: zij behoeven, anders dan nu het geval is, zich voor het scheidingsverzoek aan de rechter niet meer nog weer tot een andere rechtshulpverlener te wenden. Voor zover het vFAS-advocaten betreft, stel ik met de leden van de SP-fractie graag vast, dat dezen zich deugdelijk hebben gespecialiseerd. Maar dat is bij de VMSN-notarissen – we zagen hiervoor reeds dat er daarvan bepaald veel meer zijn dan een handjevol – geenszins anders. En met de – op zich juiste – plicht om zuinig te zijn met regelgeving is het voorstel evenmin in strijd. Bedacht zij ook dat, behalve de KNB, ook de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak en de Raad voor Rechtsbijstand zich voorstander van de voorgestelde regeling hebben betoond; dit valt te lezen op blz. 2 van de memorie van toelichting op het wetsvoorstel, zodat het oor bij deze organisaties niet meer te luisteren behoeft te worden gelegd. Zie bij voorbeeld ook de lezenswaardige bespreking van het wetsvoorstel door prof. mr. A.J.M. Nuytinck in WPNR 6 775 (2008). Of de notaris een geschikte rechtshulpverlener is voor scheidenden komt zeer binnenkort nog aan de orde in een bijdrage van mevr. Mr. L.A.G.M. van der Geld, juridisch directeur van Netwerk Notarissen, in Fiscaal Tijdschrift Vermogen. Zij wijst er naar mijn mening terecht op, dat het bij de juridische begeleiding van de groep waarop het wetsvoorstel betrekking heeft, namelijk mensen zonder kinderen die zodanig op één lijn zitten dat een gemeenschappelijk scheidingsverzoek tot de mogelijkheden behoort, niet zo zeer aankomt of de rechtshulpverlener advocaat of notaris is, maar vooral of deze deskundig en ervaren is op het gebied van het echtscheidingsvermogensrecht.

Procesmonopolie

De leden van de PvdA-fractie memoreren dat er ook scheidende echtparen zullen zijn die een accountant of fiscaal adviseur zullen raadplegen in verband met zaken als de splitsing van hun bedrijf e.d. Hun vraag of dit ook moet leiden tot proces- en adviesbevoegdheid in scheidingszaken voor de registeraccountant en de fiscaal jurist, beantwoord ik ontkennend, een zodanig voorstel overweeg ik niet. De kwestie komt niet anders te liggen indien echtscheiding tot de competentie van de kantonrechter zou behoren (iets wat ik overigens evenmin overweeg).

De oorspronkelijk gedachte achter het procesmonopolie van advocaten was dat aldus de burger ervan verzekerd kan zijn dat hij of zij in rechtsgeschillen van belang door een ter zake kundige persoon wordt bijgestaan. Die reden doet ook anno 2011 opgeld, zij het dat onderkend is dat er zaken zijn waarin ook andere juridisch gekwalificeerde personen op verantwoorde wijze processuele bijstand kunnen verlenen. De complexiteit van het zaakstype alsmede de wijze waarop de kwaliteit van de juridisch gekwalificeerde persoon wordt geborgd spelen daarbij een rol.

Ministerieplicht

De notaris heeft voor diens in het wetsvoorstel voorgestelde bevoegdheden geen ministerieplicht. In de nota naar aanleiding van het verslag (blz. 3) ben ik hierop uitvoerig ingegaan. Ik heb mij daarbij niet uitsluitend op het advies van de Commissie evaluatie Wet op het notarisambt (Commissie Hammerstein) gebaseerd. De KNB heeft uitdrukkelijk aangegeven deze opvatting van de regering te delen. Uit de thans geldende beroeps- en gedragsregels vloeit al voort dat een notaris met onvoldoende kennis van zaken zich behoort te onthouden van dienstverlening. De KNB heeft voorts, geheel in overeenstemming met deze zienswijze, bij haar leden erop aangedrongen dat bij voorkeur alleen die notarissen die scheiding en mediation tot hun geregelde werkzaamheden rekenen, de werkzaamheden die het wetsvoorstel behelst zullen aanvatten. Een en ander lijkt mij, behalve verenigbaar met de nodige terughoudendheid met regelgeving die van de overheid mag worden verwacht, ook voldoende. De leden van de PvdA-fractie behoeven dus geenszins beducht te zijn dat die notaris, die geen enkele affiniteit met het familierecht en/of het berekenen van alimentatie heeft, zich straks toch verplicht zou moeten voelen zo’n zaak aan te nemen.

Vervolgstappen

De leden van de SGP-fractie en die van de ChristenUniefractie vragen of het wetsvoorstel als een eerste stap op weg naar administratieve scheiding is te beschouwen. Als gezegd, mijnerzijds is geen voorstel van die aard of strekking te verwachten. Dezerzijds zal evenmin worden voorgesteld om de bevoegdheden die het wetsvoorstel bevat uit te breiden tot situaties waarin minderjarige kinderen zijn betrokken.

3. Kwaliteit rechtsbijstand

Ik heb, dit in antwoord op de desbetreffende vraag van de leden van de CDA-fractie, geen reden om aan te nemen dat notarissen bij onderwerpen als onderhoudsbijdragen, pensioenverevening en fiscale vragen niet dezelfde deskundigheid als de gespecialiseerde advocaten aan de dag kunnen leggen. Zoals eerder is aangegeven, verwacht mag worden dat met name VMSN-notarissen zich met de in het wetsvoorstel opgenomen onderwerpen zullen inlaten. Bij dat gedeelte van het notariaat is zeker voldoende aandacht om de materiële en immateriële problematiek die bij scheiding aan de orde is deskundig aan te pakken. Ik wil verder graag wijzen op het in 2009 onder redactie van F. Schonewille uitgebrachte boek «Notaris en scheiding» (Maklu, Apeldoorn en Antwerpen), dat een illustratieve weerslag vormt van de thans actuele, substantiële betrokkenheid van notarissen bij het begeleiden en afwikkelen van scheidingsprocedures. De kwaliteitsborging is, zowel in de advocatuur als ook in het notariaat, in eerste instantie een eigen verantwoordelijkheid van de desbetreffende beroepsgroep en haar koepel. De beroepsorganisatie heeft immers volgens de desbetreffende wetten tot taak een goede beroepsuitoefening door en een vakinhoudelijk gekwalificeerd zijn van haar leden te bevorderen. De VMSN geeft aan een en ander gestalte, maar ook de KNB heeft dit opgepakt: zij organiseert sinds 1999 cursussen om de vakinhoudelijke kennis op het gebied van onderwerpen betreffende de echtscheiding te bevorderen en biedt alweer sinds 2005 een basisopleiding op dit terrein aan.

De kwaliteit van de rechtsbijstand inzake echtscheidingen, waarvoor de leden van de PvdA-fractie de aandacht vragen, is primair een zaak van de desbetreffende beroepsgroepen. Die zijn, ook in het notariaat, met dit onderwerp serieus bezig. Actie van regeringszijde, bijvoorbeeld hierin bestaande dat eisen zullen worden gesteld omtrent het minimum aantal te behandelen zaken per jaar, is niet aan de orde en behoeft dat ook niet te zijn, noch voor het notariaat noch voor de advocatuur.

De reserves van de leden van de SGP-fractie en van de leden van de ChristenUnie-fractie houden, naar zij aangeven, verband met het feit dat de notaris ten principale een andere rol in de rechtspraktijk vervult dan de advocaat. Het moge zo zijn dat de advocaat in hoofdzaak andere werkzaamheden verricht dan de notaris, dit neemt niet weg dat gaandeweg ook notarissen zich zijn gaan bezighouden met aspecten van de scheiding die niet direct met de verdeling van geld en goed van doen hebben. Als de notaris al in algemene zin niet zou kunnen gezien als een deskundige op het gebied van alimentatie, dan geldt dit in diezelfde algemene zin ook voor de advocaat. Hiervoor, op de vraag van de leden van de CDA-fractie, gaf ik al aan hoe verzekerd kan worden en ook wordt, dat notarissen over de vereiste deskundigheid beschikken. De beroepsorganisatie is hiermee sinds jaar en dag intensief aan de slag.

4. Gemeenschappelijk verzoek

De leden van de VVD-fractie gaan ervan uit dat, als de notaris bij een van beide partijen onvoldoende kennis van zaken bespeurt om de eigen financiële positie in te schatten, er gerede twijfel kan bestaan of het verzoek inderdaad gemeenschappelijk is. Of een verzoek gemeenschappelijk is gedaan hangt evenwel uitsluitend af van de omstandigheid dat daartoe door beide betrokkenen aan de rechtshulpverlener opdracht is gegeven. Iets anders is dat de notaris, zodra hij om wat voor reden dan ook constateert dat een partij niet echt doorgrondt waar deze mee instemt, moet nagaan of een gemeenschappelijk verzoek nog wel aan de orde kan en mag zijn. Maar dat is voor de advocaat niet anders. Indien een van beide echtgenoten zich bij de besprekingen bij de notaris door een advocaat laat bijstaan (en dit de partij is die minder in juridische zaken is geverseerd), zal dit inderdaad een aanwijzing kunnen zijn van gelijkwaardigheid van partijen en van een echt gemeenschappelijk verzoek. In alle gevallen rust overigens op de notaris, niet minder dan op de advocaat, de plicht om zich ervan te verzekeren dat aan het gemeenschappelijk verzoek een «informed consent» van beide scheidende personen ten grondslag ligt.

5. Voorlopige voorziening

De leden van de CDA-fractie vragen zich af of het wel verstandig is de bevoegdheid om voorlopige voorzieningen te vragen ook aan notarissen te geven. Naar mijn overtuiging beschikken notarissen in de regel over de kwaliteiten om partijen in het geval van meningsverschillen bij te staan. Ik wijs op de rol die de notaris bij de afwikkeling van nalatenschappen vervult en dit ook zodanig doet, dat slechts in een fractie van de gevallen een gerechtelijke procedure nog nodig is.

De leden van de VVD-fractie antwoord ik dat met het doen van gemeenschappelijk verzoek geenszins onverenigbaar is dat vervolgens een voorlopige voorziening wordt gevraagd. Het vragen van voorlopige voorzieningen is reeds thans ook mogelijk als het om een gemeenschappelijk scheidingsverzoek gaat. Er kan ook een alleszins gerechtvaardigd belang bij zijn, dat niet bepaald wijst op een conflictueuze verhouding: te denken valt aan de omstandigheid dat alleen op deze wijze een urgentieverklaring voor een woning kan worden verkregen. Ik zie geen goede grond om hier de notaris anders te behandelen dan de advocaat. De voorlopige voorzieningen kunnen dus betrekking hebben op iedere categorie van onderwerpen waar ook de advocaat in het geval van een gemeenschappelijk verzoek mag optreden.

De leden van de PvdA-fractie zullen hiervoor hebben gezien dat het vragen van voorlopige voorzieningen als zodanig niet behoeft te betekenen dat betrokkenen verschil van inzicht hebben of dat het scheidingsverzoek litigieus van aard is, er van betwisting sprake is. De bevoegdheid is, als het om notarissen gaat, evenzeer verenigbaar als wanneer het de advocaat betreft. Beide zijn in geval van een gemeenschappelijk gedaan scheidingsverzoek, tot het vragen van voorlopige voorzieningen bevoegd. De notaris maakt wel degelijk met enige regelmaat litigieuze situaties mee, zo bijvoorbeeld als het de afwikkeling van nalatenschappen betreft. Daarbij kan het ook gaan om wat de leden van de PvdA-fractie «tegengestelde partijbelangen» noemen. De vrees voor suboptimale dienstverlening door notarissen is mijns inziens ongegrond.

6. Toevoeging op basis van de Wet op de rechtsbijstand

De leden van de SP-fractie hebben goed begrepen dat de overeenkomst met de Raad voor rechtsbijstand alleen de bevoegdheden betreft die het wetsvoorstel voor de notaris in petto heeft.

Ook overigens zal de notaris in deze niet anders worden behandeld dan de advocaat. Het contract met de notarissen zal dus ook doorlopend zijn, net als nu voor advocaten. Een specifieke kwaliteitstoets, alleen omdat het om een notaris gaat, is niet aan de orde. De rechter heeft op de voet van (thans) artikel 250 Boek 1 BW sinds jaar en dag de bevoegdheid om in geval van geschillen tussen ouder en kind een bijzondere curator te benoemen. Dat mag inderdaad ook een niet-jurist zijn, bij voorkeur dient het iemand te zijn in wie de minderjarige vertrouwen heeft.

Tot dusverre is nog geen overeenkomst met notarissen tot stand gekomen: het wetsvoorstel is immers nog bij het parlement in behandeling en dient eerst tot wet te zijn verheven en in werking te zijn getreden.

7. Tot slot

Op de vraag van de leden van de SP-fractie waarin de besparingen op het budget van de rechtsbijstand binnen het echtscheidingsdomein gevonden worden, kan worden geantwoord dat thans in onderzoek is op welke wijze uitvoering kan worden gegeven aan het verhogen van de eigen bijdrage voor de verlening van gesubsidieerde rechtsbijstand.

Wat betreft het verwijt van archaïsch en vaak onbegrijpelijk taalgebruik, dat de leden van de SP-fractie jegens het notariaat hebben: deze beroepsgroep en haar koepelorganisatie, de KNB, zijn zich van de noodzaak van begrijpelijk taalgebruik bewust.

De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

F. Teeven

Naar boven