31 701 Trendnota Arbeidszaken Overheidspersoneel 2009

Nr. 33 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 november 2010

Aanleiding

In de brief van 29 juni 2010 over de uitgavennorm van externe inhuur (31701/32360, nr. 32) heeft de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties toegezegd dat de ministeries ten behoeve van de begrotingsbehandeling 2011 twee vragen beantwoorden over externe inhuur. Met deze brief wil ik deze vragen beantwoorden.

Op welke wijze wordt gestuurd op de norm in 2010?

Binnen de planning en controlcyclus van VWS is er aandacht voor inhuur externen en wordt er op de inhuur gestuurd. De cijfers over de inzet van externen zijn binnen het kerndepartement onderdeel van de managementinformatie. Budgethouders kunnen zien of ze binnen de gestelde norm blijven. Deze informatie wordt maandelijks gemonitord.

De baten-lastendiensten rapporteren aan het kerndepartement over de ontwikkeling van inhuur externen. In de jaarplannen van de baten-lastendiensten maken zij inzichtelijk hoeveel zij denken in te gaan huren en hoe dit zich verhoudt tot de norm.

Bij het jaarverslag legt VWS verantwoording af over de hoogte van de externe inhuur en wat redenen zijn om extern in te huren.

Wat zijn de consequenties voor taakuitoefening en dienstverlening aan de burger wanneer een norm van 10% voor externe inhuur moet worden gerealiseerd?

De oorzaak van de overschrijding van de bestaande norm is met name terug te voeren op gespecialiseerde automatisering en op de externe inhuur door baten-lastendiensten. Een groot deel van de organisatie blijft binnen de bestaande norm van 13% en zal ook voldoen aan de norm van 10%. Er zijn echter specifieke oorzaken van de bestaande overschrijding die ook in de nabije toekomst zullen gelden.

Vanwege de aard van de taken hebben de baten-lastendiensten behoefte aan een «flexibele personele schil» die wat groter is dan die van het kerndepartement. Er is vaak gekozen voor een organisatiemodel waarbinnen inhuur bewust wordt toegepast, maar wel voor meer dan 10% van de personeelskosten.

De reden hiervoor is dat de schaal van sommige onderdelen soms zo klein is dat het niet doelmatig is om specifieke expertise in huis te hebben. Wanneer dit niet langer wordt toegestaan is een mogelijke ondoelmatigheid dat bestaand personeel zal worden ingezet voor ondersteunende taken.

Het kan echter soms veel doelmatiger zijn om voor specifieke taken iemand in te huren in plaats van er personeel voor aan te nemen of deze taken te beleggen bij beleidsmedewerkers. Een voorbeeld hiervan is de inzet van uitzendkrachten t.b.v. de jaarlijkse griepcampagne.

Voor bepaalde taken in de ondersteuning geldt zelfs dat deze moeilijk of onmogelijk door intern personeel zijn uit te voeren. Het gaat dan bijvoorbeeld om grote ICT-projecten of tijdelijke organisatiewijzigingen. Maar ook voor langer durende specialistische taken (bijvoorbeeld ICT-onderhoud) kan het doelmatig zijn om in te huren. Twee voorbeelden waar gekozen is voor externe inhuur voor specifieke automatisering zijn voor VWS het elektronisch patiëntendossier en Subsidieplein, een registratiesysteem voor subsidies.

Wanneer een norm van 10% wordt gehanteerd zal voor sommige incidentele opdrachten geen personeel beschikbaar zijn. Vanwege de taakstelling kunnen hiervoor ook niet altijd ambtenaren worden aangesteld en zullen sommige taken daardoor onder druk komen te staan. Wanneer er hierdoor consequenties zijn voor de uitvoering van beleid, of wanneer toch is gekozen voor externe inhuur, dan zal ik dit aan de Tweede Kamer melden.

De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. I. Schippers

Naar boven