nr. 3
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 september 2008
D.d. 19 juni 2008 (Kamerstukken II, 31 200 IV, nr. 56)
heb ik u de rapportages aangeboden van het onderzoek naar de juridische en
economische implicaties van de status van ultraperifeer gebied (UPG) voor
de eilandgebieden van de Nederlandse Antillen en Aruba. Bij de aanbieding
aan uw Kamer heb ik toegezegd u in oktober 2008 nader te informeren over het
standpunt van het kabinet aangaande de wenselijkheid van de UPG-status voor
de eilandgebieden van de Nederlandse Antillen en Aruba.
Op verzoek van de Vaste Commissie Nederlands-Antilliaans en Arubaanse
Zaken kom ik nu reeds aan deze toezegging tegemoet, teneinde uw Kamer in staat
te stellen het standpunt van het kabinet in samenhang te bezien met de voorgenomen
reactie van het kabinet op het Groenboek van de Europese Commissie inzake
de status van Land- en Gebied Overzee (LGO). Parallel aan deze brief, wordt
u hierover geïnformeerd door de minister van Buitenlandse Zaken en de
staatssecretaris voor Europese Zaken (22 112, nr. 709).
Het onderzoek naar de implicaties van de UPG-status, het Groenboek van
de Europese Commissie, het overleg met de eilandgebieden van de Nederlandse
Antillen en de landsregeringen van de Nederlandse Antillen en Aruba, alsmede
de wens voortgang te maken met het staatkundig proces is bepalend geweest
voor het standpunt van het kabinet aangaande de toekomstige relatie met de
Europese Unie van de eilandgebieden van de Nederlandse Antillen en Aruba.
Mede namens de Minister van Justitie bericht ik u hierover als volgt.
Standpunt kabinet
Het kabinet is van oordeel dat de eilanden die de status van openbaar
lichaam verwerven, Bonaire, Sint Eustatius en Saba (BES), voorlopig de status
van LGO kunnen behouden. Dit betekent dat op korte termijn door Nederland
nog geen voorbereidingen worden getroffen voor het wijzigen van de LGO-status
in de UPG-status. Dit standpunt wordt gedeeld door de BES-eilanden
en de landsregering van de Nederlandse Antillen. In mijn brief van 19 juni
2008 (Kamerstukken II, 31 200 IV, nr. 56), alsmede in de brief van
de Minister van Buitenlandse Zaken van 21 augustus 2008 is hierover reeds
bericht (Kamerstukken II 2007/08, 31 200 V, nr. 150).
Het kabinet is tot deze conclusie gekomen, omdat het op dit moment voorrang
wil verlenen aan het transitieproces. Indien nu gekozen wordt voor de UPG-status,
dan zou het transitieproces op bepaalde punten anders ingericht moeten worden.
Dit zou tot vertraging leiden.
Juridisch gezien is de UPG-status niet nodig voor de toetreding tot het
Nederlands staatsbestel. De LGO-status staat toe onderdeel van Nederland te
worden en Nederlandse regelgeving in te voeren, inclusief de daarin verwerkte
Europees-rechtelijke elementen. Via deze weg kunnen de Europese standaarden
wat betreft bestuur, milieu, volksgezondheid etc. stapsgewijs op de BES gaan
gelden.
De Europese Commissie wil, blijkens het Groenboek, de LGO gaan stimuleren
dergelijke standaarden op termijn in de eigen rechtsorde te verwerken. Zo
worden de LGO geleidelijk meer Europees; wanneer in de toekomst gekozen wordt
voor een overstap naar de UPG-status, dan zal die overstap veel minder ingrijpend
zijn dan dat nu zou zijn.
Economische gezien zal de UPG-status ingrijpende effecten hebben op de
inrichting van de economie van de BES en hun handelsrelaties. Of dit uiteindelijk
positief of negatief uitpakt, hangt er mede van af welke economische ontwikkelingen
en handelsrelaties de nieuwe staatkundige positie met zich mee zal brengen.
Het kabinet heeft met de BES afgesproken de relatie met de Europese Unie
in elk geval onderdeel te laten worden van de voorgenomen evaluatie van de
Wet openbare lichamen BES vijf jaar na toetreding tot het Nederlands staatsbestel.
Naar inzicht van het kabinet kan tegen die tijd beter beoordeeld worden welke
relatie met de Europese Unie het beste past bij de uiteindelijke inrichting
van de wetgeving die op de BES zal gelden en de structuur van hun economie.
Voorts is tegen die tijd de LGO-status verder geëvolueerd.
De keuze om voorlopig de LGO-status te behouden geeft de burgers en ondernemers
op de BES en de departementen in Den Haag die de wetgeving voorbereiden voor
de staatkundige veranderingen flexibiliteit ten aanzien van het geldende juridische
kader. Dit is belangrijk voor het ontplooien van economische activiteiten
en de voortgang van het transitieproces.
Ten aanzien van Aruba en de eilandgebieden die de status van Land in het
Koninkrijk zullen verwerven, Curaçao en Sint Maarten, is het kabinet
van oordeel dat zij in de eerste plaats zelf een standpunt moeten innemen
over de vraag welke relatie met de Europese Unie de meest wenselijke is. Immers,
toetreding tot de Europese Unie zal ingrijpende effecten hebben op hun beleid,
hun economie, hun handel met de regio, hun geldend recht en de waarborgen
voor hun burgers. Derhalve ligt het voor de hand dat zij eerst zelf de voor-
en nadelen van de UPG-status wegen. De in mijn opdracht uitgevoerde onderzoeken
naar de implicaties van de UPG-status kunnen hierbij behulpzaam zijn.
De staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
A. Th. B. Bijleveld-Schouten