31 579 Implementatie van Europese regelgeving betreffende het verkeer van diensten op de interne markt (Dienstenwet)

L VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 10 mei 2011

De leden van de vaste commissies voor Economische Zaken1 en voor Justitie2 hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van de minister van Veiligheid en Justitie van 18 maart 20113 en het ontwerpbesluit Uitzonderingen positieve fictieve beschikking Dienstenwet (LSP). Naar aanleiding hiervan hebben zij de minister op 13 april 2011 een brief gestuurd

De minister heeft op 9 mei 2011 gereageerd.

De commissies brengen bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier voor dit verslag,

Warmolt de Boer

BRIEF AAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Den Haag, 13 april 2011

De leden van de vaste commissies voor Economische Zaken en Justitie hebben met belangstelling kennisgenomen van uw brief van 18 maart 20114 en het ontwerpbesluit Uitzonderingen positieve fictieve beschikking Dienstenwet (LSP). Naar aanleiding hiervan hebben de leden van de PvdA-fractie een aantal opmerkingen en vragen. De leden van de fracties van de SP, GroenLinks, de SGP en de ChristenUnie sluiten zich bij de opmerkingen en vragen aan.

De leden van de PvdA-fractie constateren dat in de lijst van uitzonderingen op de lex silencio positivo vooral vergunningaanvragen met een groot veiligheidsrisico dan wel risico op gevaarzetting zijn opgenomen. Het is logisch dat deze worden uitgezonderd van stilzwijgende vergunningverlening. Echter, ook vanuit een andere optiek dan puur het veiligheidsrisico kunnen de rechten van derden zeer worden geschonden door stilzwijgende vergunningverlening. Daarom vragen deze leden of daar met de uitzonderingen, opgesomd in dit besluit, op enigerlei wijze rekening mee is gehouden. Zo nee, hoe kunnen derden dan alsnog opkomen voor hun geschonden belang?

De leden van de commissies zien de beantwoording met belangstelling tegemoet.

De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie,

R. H. van de Beeten

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken,

E. M. Kneppers -Heynert

BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 mei 2011

Met belangstelling heb ik kennis genomen van de vragen en opmerkingen van de vaste commissie voor Justitie en de vaste commissie voor Economische zaken in de Eerste Kamer over het ontwerpbesluit Uitzonderingen positieve fictieve beschikking Dienstenwet (LSP). In het vervolg zal ik de vragen, mede namens de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, beantwoorden.

De leden van de fractie van de PvdA hebben vragen gesteld over de positie van de rechten van derden bij een stilzwijgende vergunningverlening. De leden van de fracties van de SP, GroenLinks, de SGP en de ChristenUnie sluiten zich bij deze vragen aan.

1. Allereerst willen de leden weten of met de uitzonderingen, opgesomd in het ontwerpbesluit, rekening is gehouden met de rechten van derden die kunnen worden geschonden door stilzwijgende vergunningverlening.

Bij de keuze voor toepassing van de LSP is de positie van derdebelanghebbenden steeds uitdrukkelijk meegewogen. Voor dienstenvergunningstelsels is de LSP van toepassing tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald. De keuze voor wel of geen toepassing van de LSP wordt bepaald door de uitgangspunten zoals deze zijn opgenomen in het kabinetsstandpunt LSP (Kamerstukken, 29 515, nr. 224) en in de brief van de Minister van Justitie van 9 juli 2009 (Kamerstukken, 29 515, nr. 293). Deze afweging heeft tot gevolg dat de LSP enerzijds wordt uitgezonderd op besluiten die potentieel gevaarlijke of ingrijpende maatschappelijke gevolgen hebben, zoals een veiligheidsrisico. Anderzijds wordt de toepassing van de LSP ook uitgezonderd wanneer sprake is van minder ingrijpende of gevaarlijke situaties waarbij sprake is van het rechtmatig belang van een derde partij (Kamerstukken, 31 579, F, blz. 2).

Artikel IV van het ontwerpbesluit is een duidelijk voorbeeld waar, bij het uitzonderen van de LSP, zowel is gekeken naar het gevaar voor de volksgezondheid en veiligheid als de belangen van derden.

Het voorgaande maakt duidelijk dat de positie van derden uitdrukkelijk is meegenomen bij de beoordeling al dan niet uitzonderen LSP. Juist bij situaties waarbij onomkeerbare gevolgen kunnen optreden ligt het dus veel meer voor de hand om de LSP uit te zonderen, wat aansluit bij artikel 28 Dienstenwet. Dit artikel vormt de uitwerking van artikel 13, vierde lid van de Dienstenrichtlijn, waarin een uitzondering wordt gemaakt op de verplichte toepassing van de LSP in gevallen waarin een andere regeling is gerechtvaardigd om dwingende redenen van algemeen belang, met inbegrip van een rechtmatig belang van een derde partij.

2. Daarnaast vragen de leden zich af op welke wijze derden kunnen opkomen voor hun geschonden belang wanneer hun rechten worden geschonden door stilzwijgende vergunningverlening.

Derdebelanghebbenden die zich niet kunnen verenigen met de van rechtswege verleende vergunning kunnen, net als bij een vergunning die is afgegeven via een reguliere procedure, bezwaar en beroep instellen en zo nodig om een voorlopige voorziening verzoeken. Derdebelanghebbenden die pas na het verlopen van de bezwaartermijn kennisnemen van een van rechtswege verleende vergunning verschillen niet van derden die thans na afloop van de bezwaartermijn kennis nemen van een regulier besluit. Zij kunnen tegen het besluit dan geen bezwaar meer instellen, tenzij gebruik gemaakt kan worden van artikel 6:11 Awb. Indien zij van oordeel zijn dan het gebruikmaken van de vergunning tegen hen een onrechtmatige daad oplevert, dan kunnen zij dat voorleggen aan de burgerlijke rechter.

De minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten


X Noot
1

Samenstelling Economische Zaken:

Schuurman (CU), Van den Berg (SGP), Meindertsma (PvdA), Broekers-Knol (VVD),

Doek (CDA), Terpstra (CDA), Essers (CDA), Kneppers-Heynert (VVD) voorzitter, Van Driel (PvdA), Sylvester (PvdA), Kox (SP), Engels (D66), Franken (CDA), Hamel (PvdA), Asscher (VVD), Willems (CDA), Reuten (SP) vicevoorzitter, Hofstra (VVD), Laurier (GL), Koffeman (PvdD), Böhler (GL), Kuiper (CU), Elzinga (SP), Vliegenthart (SP) en Yildirim (Fractie-Yildirim).

X Noot
2

Samenstelling Justitie:

Holdijk (SGP), Dölle (CDA), Tan (PvdA), Van de Beeten (CDA) voorzitter, Broekers-Knol (VVD), Doek (CDA), De Graaf (VVD), Kneppers-Heynert (VVD), Kox (SP), Westerveld (PvdA) vicevoorzitter, Staal (D66), Franken (CDA), Van Bijsterveld (CDA), Janse de Jonge (CDA), Duthler (VVD), Haubrich-Gooskens (PvdA), De Vries (PvdA), Ten Horn (SP), Peters (SP), Quik-Schuijt (SP), Lagerwerf-Vergunst (CU), Böhler (GL), (CDA), Strik (GL), Koffeman (PvdD) en Yildirim (Fractie-Yildirim).

X Noot
3

Kamerstukken I 2010/11, 31 579, K.

X Noot
4

Kamerstukken I 2010/11, 31 579, K.

Naar boven