31 574 PKB Randstad 380 kV verbinding Haarlemmermeer Oost

Nr. 28 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 maart 2013

Op 7 maart jl. ontving ik uw brief met het verzoek om uw Kamer spoedig te informeren over de stand van zaken van een uitkoopregeling voor woningen die bij hoogspanningsverbindingen staan, alsmede de schriftelijke vragen van het lid Klever spoedig te beantwoorden. Daarnaast vroeg u naar de voortgang van de aanleg van de 380 kV hoogspanningsverbinding Doetinchem–Wesel.

Over de uitkoopregeling ben ik nog in overleg met de betrokken departementen. Binnen drie weken zal ik u over de uitkomsten van dit overleg dit onderwerp informeren.

Tevens hebt u gevraagd naar de stand van zaken van de nieuwe 380 kV verbinding tussen Doetinchem en Wesel. Op 25 juni 2012 heeft mijn voorganger samen met de Minister van IenM een zogeheten voorbereidingsbesluit genomen met daarin het voorgenomen tracé. Dit besluit heeft als doel te voorkomen dat er ruimtelijke ingrepen worden gepleegd die uiteindelijk concrete realisering van het voorgenomen tracé zullen belemmeren. Momenteel wordt gewerkt aan het ontwerp-rijksinpassingsplan inclusief het milieueffectrapport, waarin het Rijk de voorgenomen keuze voor het tracé zal neerleggen en onderbouwen. Vanwege de huidige inzichten tot nu toe is zowel voor het Nederlandse deel als het Duitse deel uitgegaan van een bovengrondse wisselstroomverbinding.

Voor de mogelijkheden van verkabeling (ondergrondse verbinding) van de verbinding Doetinchem–Wesel kunnen twee opties worden beschouwd, wisselstroom en gelijkstroom. Zoals reeds eerder aan uw Kamer is aangegeven, is de toepassing van ondergrondse wisselstroomverbindingen met een spanning van 220 kV en hoger in Nederland op dit moment beperkt tot circa 20 km vanwege de risico’s voor de netstabiliteit.1 Deze 20 km ondergronds zal in de voorgenomen Randstad 380 kV verbinding tussen Wateringen en Beverwijk aangelegd worden. Met een lengte van 20 km ondergronds wisselstroom bestaat internationaal in de praktijk weinig ervaring.

Met het oog op de leveringszekerheid heeft het kabinet dan ook besloten eerst het functioneren van de Randstad 380 kV te monitoren alvorens elders te besluiten tot aanleg van ondergrondse 380 kV wisselstroomverbindingen. De eerste resultaten worden in 2018 verwacht. Dit sluit aanleg van een ondergrondse 380 kV wisselstroomverbinding tussen Doetinchem en Wesel op dit moment uit.

Voor mogelijkheden tot ondergrondse aanleg van de 380 kV verbinding Doetinchem–Wesel blijft dan toepassing van een ondergrondse gelijkstroomverbinding over. In het buitenland doen zich nieuwe ontwikkelingen met toepassing van ondergrondse gelijkstroomverbindingen voor met een vergelijkbare afstand als tussen Doetinchem en Wesel. Bij Doetinchem–Wesel is die afstand 55 kilometer in totaal, waarvan 22 kilometer in Nederland.

Tussen Frankrijk en Spanje is onder de Pyreneeën een ondergrondse gelijkstroomverbinding in aanleg, en er is het voornemen tot bouw van een ondergrondse gelijkstroomverbinding tussen België en Duitsland.

Een en ander is voor mij aanleiding geweest om reeds eind 2012 opdracht aan een gespecialiseerd technisch onderzoeksbureau in België te verlenen om de technische aspecten van onder meer toepassing van ondergronds gelijkstroom in het geval van de verbinding Doetinchem–Wesel in beeld te brengen. Dit onderzoek moet uitsluitsel geven of toepassing van deze techniek bij Doetinchem–Wesel mogelijk is, en welke verschillen er in technische betrouwbaarheid tussen een bovengrondse uitvoering met wisselstroom enerzijds en een bovengrondse of ondergrondse uitvoering met gelijkstroom anderzijds zijn. Tevens moet het onderzoek aangeven en motiveren welke van deze drie uitvoeringswijzen vanuit de optiek van technische betrouwbaarheid c.q. bedrijfszekerheid van de nieuwe verbinding in het vermaasde net (dit ook in relatie tot de betrouwbaarheid waar de verbinding bij uitval van andere internatonale verbindingen extra transport moet verwerken) te verkiezen is. Ook zal in beeld worden gebracht in hoeverre de toepassingen in het buitenland verschillen dan wel overeenkomen met de verbinding Doetinchem–Wesel.

Zodra de resultaten van het onderzoek bekend zijn moet worden bezien of en zo ja, in hoeverre dit leidt tot aanvullende technische alternatieven naast bovengronds wisselstroom. Als dat laatste het geval is, dan zal opnieuw een integrale afweging worden gemaakt waarbij alle relevante aspecten – zoals bijvoorbeeld kosten en ruimtelijke effecten – meegewogen zullen worden in de uiteindelijke formele besluitvorming.

Naar verwachting zal het onderzoek in mei 2013 afgerond worden. U wordt daarover nader geïnformeerd.

De minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp


X Noot
1

Kamerstukken 2008/09, 31 574, nrs. 4 en 9.

Naar boven