31 571 Voorstel van wet van het lid Thieme tot wijziging van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren in verband met het invoeren van een verplichte voorafgaande bedwelming bij ritueel slachten

S VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 1 maart 2013

De leden van de vaste commissie voor Economische Zaken1 hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken van 15 januari 2013 in antwoord op het schrijven van de commissie van 26 november 20122, inzake de voorhang van het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit houders van dieren in verband met wijzigingen op het gebied van het doden van dieren zonder voorafgaande bedwelming. De in de brief gegeven antwoorden geven de leden van de PVV-fractie aanleiding tot het stellen van nadere vragen die zijn opgenomen in de brief van 30 januari 2013. De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren sloten zich aan bij deze vragen. De leden van de GroenLinks-fractie sloten zich aan bij de vragen inzake kantelbox, quotum en registratie.

De staatssecretaris heeft op 28 februari 2013 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, Warmolt de Boer

BRIEF AAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Den Haag, 30 januari 2013

De leden van de vaste commissie voor Economische Zaken hebben met belangstelling kennisgenomen van uw brief van 15 januari 2013 in antwoord op het schrijven van de commissie van 26 november 20123, inzake de voorhang van het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit houders van dieren in verband met wijzigingen op het gebied van het doden van dieren zonder voorafgaande bedwelming. De in uw brief gegeven antwoorden geven de leden van de PVV-fractie aanleiding tot het stellen van de volgende nadere vragen. De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren sluiten zich aan bij deze vragen. De leden van de GroenLinks-fractie sluiten zich aan bij de vragen inzake kantelbox, quotum en registratie.

kantelbox

Artikel 6.7a, aanhef en onderdeel f, luidt:

«De fixatievoorzieningen en de fixatieuitrusting: (...) houden het dier voor en tijdens de fixatie in een comfortabele positie, waarbij de fixatie-uitrusting of voorzieningen voldoende druk uitoefenen om het dier gefixeerd te houden, zonder daarbij onnodige stress te veroorzaken»

Het gebruik van de kantelbox blijft hiermee toegestaan. Het dier dat gekanteld wordt bevindt zich volgens de leden van de PVV-fractie niet in een comfortabele positie en ervaart grote stress. In diverse onderzoeken wordt dat ook aangegeven. Ook toenmalig staatssecretaris Bleker gaf dat aan tijdens de plenaire behandeling op 13 december 2011. Hij zei onder meer het volgende:

«Iedereen weet dat de kantelbox mooi en veilig is voor de slager, maar tegelijk onvoorstelbare stress veroorzaakt bij de dieren. Zelfs als een dier niet in een kantelbox ligt en per ongeluk op de rug ligt, is het al ellende. Je hoeft geen dierenarts te zijn om vast te stellen dat dit tot verkramping, tot stress en tot moeilijkheden leidt bij bijvoorbeeld het toedienen van de halssnede. Staande fixatie zou de regel moeten zijn.»4

Is de regering het met deze leden eens dat er een spanningsveld zit tussen onderdeel f van artikel 6.7a en de werkelijkheid, mede gelet op de uitspraken van uw ambtsvoorganger? Geeft het genoemde artikel niet een situatie weer, die in de praktijk niet bestaat?

In de brief van 15 januari jl. wordt verwezen naar artikel 15, tweede lid, van Verordening (EG) nr. 1099/20095, dat voor onbedwelmde slacht fixatiesystemen toestaat waarin runderen ondersteboven of in een onnatuurlijke houding worden gefixeerd. Gelet op artikel 26, tweede 2, van de verordening hebben de lidstaten de mogelijkheid om in hun nationale wetgeving uitgebreidere voorschriften te stellen. Lidstaten mogen dus strengere maatregelen nemen ter bescherming van het dier bij het onbedwelmd slachten. Naar de mening van deze leden is het uitsluiten van het gebruik van de kantelbox toegestaan. Dit overwegende, en gelet op het spanningsveld tussen onderdeel f van artikel 6.7a en de werkelijkheid, is de regering met deze leden van mening dat onderdeel f van artikel 6.7a aangepast dient te worden, zodat het dier niet meer gekanteld mag worden?

quotum

In de praktijk kan het lastig zijn om de verschillende slachtlijnen (bedwelmde en onbedwelmde slacht) uit elkaar te houden. Onder werkdruk kan het wellicht voorkomen dat men een deel van de dieren in de onbedwelmde slachtlijn plaatst, terwijl zij niet noodzakelijk zijn voor het invullen van de behoefte. De regering geeft in haar beantwoording aan dat de eerder verplichte behoefteverklaring is afgeschaft vanwege het feit dat niet te achterhalen viel of deze ook de daadwerkelijke behoefte weergaf.

De leden van de PVV-fractie vragen de regering of zij bereid is om, ter voorkoming van een te hoog aantal onbedwelmd geslachte dieren, de religieuze behoefte te bepalen. Zo nee, wat is hier van de reden? Zo ja, op welk termijn gaat dat geschieden?

registratie

In antwoord op vragen van de PVV-fractie geeft de regering aan dat er alleen dieren worden geslacht in erkende slachtinrichtingen. Een slachtinrichting die een erkenning heeft in het kader van Verordening (EG) nr. 853/20046 kan in aanmerking komen voor het uitvoeren van onbedwelmde slacht. De NVWA houdt een lijst bij van de erkende slachtinrichtingen welke te raadplegen is op de website van de NVWA. Bij navraag blijkt dat deze lijst niet te raadplegen is op de website. Kan de regering de huidige lijst (niet de lijst die nog moet worden opgesteld, nadat het convenant gereed is) verstrekken?

opleiding

De regering geeft in haar brief voorts aan dat voor de onbedwelmde slacht een speciale module onbedwelmd slachten is ontwikkeld door de Slagers Vak Opleiding (SVO) in samenwerking met het Duitse BSI-Schwarzenbek instituut, een internationaal training en consultancy onderzoeksinstituut op het gebied van welzijn tijdens transport en doden. De SVO verzorgt ook de genoemde opleiding waarbij de slachter twee cursussen (theorie en praktijk) volgen, een cursus dierenwelzijn combinatie training zelfstandig slager (één dagdeel) en een cursus onverdoofd slachten rood vlees en religieuze achter gronden riten Islamitische slacht (twee dagdelen).

Het Contactorgaan Moslims en Overheid (CMO) verzorgt het dagdeel religieuze achtergronden van het ritueel slachten. Islamitische slachters die deze training volgen worden opgenomen in het, door het CMO nieuw op te richten, register erkende islamitische halal-slachters.

Deze leden vragen de regering hoe de vakbekwaamheid wordt geregistreerd van niet-halal slachters. Indien niet-halal slachters geregistreerd worden, waarom worden halal-slachters dan niet op dezelfde wijze geregistreerd met een extra aantekening?

Is de regering het met deze leden eens dat het voor de hand ligt om dit register juist niet onder te brengen bij het CMO? Wordt er enige controle uitgevoerd op deze registratie? Is de regering bereid om dit register ter inzage te geven of op het internet te laten plaatsen?

De leden van de vaste commissie voor Economische Zaken zien de beantwoording van de gestelde vragen graag uiterlijk 26 februari 2013 tegemoet.

Voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, E.M. Kneppers-Heynert

BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 februari 2013

Met deze brief beantwoord ik de nadere vragen die door de leden van de vaste commissie voor Economische Zaken zijn gesteld in het kader van de voorhangprocedure ten aanzien van het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit houders van dieren in verband met wijzigingen op het gebied van het doden van dieren zonder voorafgaande bedwelming.

De in mijn brief van 15 januari 2013 (Kamerstukken I 2012/2013, 31 571 nr. R) gegeven antwoorden geven de leden van de PVV-fractie aanleiding tot het stellen van nadere vragen. De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren sluiten zich aan bij deze vragen. De leden van de GroenLinks-fractie sluiten zich aan bij de vragen inzake kantelbox, quotum en registratie.

1. Kantelbox

Artikel 6.7a, aanhef en onderdeel f, luidt:

«De fixatievoorzieningen en de fixatie-uitrusting: (...) houden het dier voor en tijdens de fixatie in een comfortabele positie, waarbij de fixatie-uitrusting of voorzieningen voldoende druk uitoefenen om het dier gefixeerd te houden, zonder daarbij onnodige stress te veroorzaken»

Het gebruik van de kantelbox blijft hiermee toegestaan. Het dier dat gekanteld wordt bevindt zich volgens de leden van de PVV-fractie niet in een comfortabele positie en ervaart grote stress. In diverse onderzoeken wordt dat ook aangegeven. Ook toenmalig staatssecretaris Bleker gaf dat aan tijdens de plenaire behandeling op 13 december 2011. Hij zei onder meer het volgende:

«Iedereen weet dat de kantelbox mooi en veilig is voor de slager, maar tegelijk onvoorstelbare stress veroorzaakt bij de dieren. Zelfs als een dier niet in een kantelbox ligt en per ongeluk op de rug ligt, is het al ellende. Je hoeft geen dierenarts te zijn om vast te stellen dat dit tot verkramping, tot stress en tot moeilijkheden leidt bij bijvoorbeeld het toedienen van de halssnede. Staande fixatie zou de regel moeten zijn».

Is de regering het met deze leden eens dat er een spanningsveld zit tussen onderdeel f van artikel 6.7a en de werkelijkheid, mede gelet op de uitspraken van uw ambtsvoorganger?

Geeft het genoemde artikel niet een situatie weer, die in de praktijk niet bestaat? In de brief van 15 januari jl. wordt verwezen naar artikel 15, tweede lid, van Verordening (EG) nr. 1099/20097, dat voor onbedwelmde slacht fixatiesystemen toestaat waarin runderen ondersteboven of in een onnatuurlijke houding worden gefixeerd. Gelet op artikel 26, tweede 2, van de verordening hebben de lidstaten de mogelijkheid om in hun nationale wetgeving uitgebreidere voorschriften te stellen. Lidstaten mogen dus strengere maatregelen nemen ter bescherming van het dier bij het onbedwelmd slachten. Naar de mening van deze leden is het uitsluiten van het gebruik van de kantelbox toegestaan. Dit overwegende, en gelet op het spanningsveld tussen onderdeel f van artikel 6.7a en de werkelijkheid, is de regering met deze leden van mening dat onderdeel f van artikel 6.7a aangepast dient te worden, zodat het dier niet meer gekanteld mag worden?

Antwoord

Artikel 6.7a is een weergave van de huidige afspraken gemaakt door de convenantpartijen in het Convenant onbedwelmd slachten volgens religieuze riten8 (hierna: convenant) over de fixatie.

Zoals ik tijdens de begrotingsbehandeling 2013 in de Tweede Kamer heb aangegeven, zijn convenantpartijen in het convenant overeen gekomen onderzoek te laten verrichten naar de uit het oogpunt van dierenwelzijn gewenste wijze van fixeren (artikel 4, negende lid, van het convenant). Op basis van de onderzoeksresultaten en het advies van de Wetenschappelijke Advies Commissie kunnen convenantpartijen nadere afspraken maken over de wijze van fixeren, zoals het uitfaseren van de kantelbox. Voor mij is er in het convenant vervolgens een inspanningsverplichting opgenomen om deze nadere afspraken in regelgeving te verankeren. Dit betekent dat artikel 6.7a op een later moment mogelijk nog zal worden aangepast. Tijdens genoemde begrotingsbehandeling heb ik aangegeven dat de wijze van fixeren voor mij uit oogpunt van dierenwelzijn een belangrijk punt is en dat ik nog dit jaar hierover een besluit wil nemen op basis van de resultaten van het onderzoek.

2. Quotum

In de praktijk kan het lastig zijn om de verschillende slachtlijnen (bedwelmde en onbedwelmde slacht) uit elkaar te houden. Onder werkdruk kan het wellicht voorkomen dat men een deel van de dieren in de onbedwelmde slachtlijn plaatst, terwijl zij niet noodzakelijk zijn voor het invullen van de behoefte. De regering geeft in haar beantwoording aan dat de eerder verplichte behoefteverklaring is afgeschaft vanwege het feit dat niet te achterhalen viel of deze ook de daadwerkelijke behoefte weergaf.

De leden van de PVV-fractie vragen de regering of zij bereid is om, ter voorkoming van een te hoog aantal onbedwelmd geslachte dieren, de religieuze behoefte te bepalen. Zo nee, wat is hier van de reden? Zo ja, op welk termijn gaat dat geschieden?

Antwoord

Voor het kunnen bepalen van een behoefte is het noodzakelijk dat vastgesteld kan worden hoeveel mensen uit religieus oogpunt alleen vlees willen eten, afkomstig van onbedwelmd geslachte dieren en hieraan gerelateerd het aantal dieren dat nodig is om in deze vleesbehoefte te voorzien. Betrouwbare gegevens zijn niet beschikbaar en daarmee ook niet toepasbaar en controleerbaar.

3. Registratie

In antwoord op vragen van de PVV-fractie geeft de regering aan dat er alleen dieren worden geslacht in erkende slachtinrichtingen. Een slachtinrichting die een erkenning heeft in het kader van Verordening (EG) nr. 853/20049 kan in aanmerking komen voor het uitvoeren van onbedwelmde slacht. De NVWA houdt een lijst bij van de erkende slachtinrichtingen welke te raadplegen is op de website van de NVWA. Bij navraag blijkt dat deze lijst niet te raadplegen is op de website. Kan de regering de huidige lijst (niet de lijst die nog moet worden opgesteld, nadat het convenant gereed is) verstrekken?

Antwoord

De lijst met de volgens genoemde EU-verordening erkende slachthuizen is te vinden op het internet: http://www.nvwa.nl/onderwerpen/regels-voor-ondernemers-dier/dossier/erkenningen-vergunningen-registraties/overzicht-erkende-bedrijven/sectie-i-vlees-van-gedomesticeerde-hoefdieren

De aparte lijst met de slachthuizen die zich volgens de tot op heden geldende regels hebben gemeld voor het onbedwelmd religieus slachten is niet openbaar.

4. Opleiding

De regering geeft in haar brief voorts aan dat voor de onbedwelmde slacht een speciale module onbedwelmd slachten is ontwikkeld door de Slagers Vak Opleiding (SVO) in samenwerking met het Duitse BSI-Schwarzenbek instituut, een internationaal training en consultancy onderzoeksinstituut op het gebied van welzijn tijdens transport en doden. De SVO verzorgt ook de genoemde opleiding waarbij de slachter twee cursussen (theorie en praktijk) volgt, een cursus dierenwelzijn combinatie training zelfstandig slager (één dagdeel) en een cursus onverdoofd slachten rood vlees en religieuze achtergronden riten Islamitische slacht (twee dagdelen).

Het Contactorgaan Moslims en Overheid (CMO) verzorgt het dagdeel religieuze achtergronden van het ritueel slachten. Islamitische slachters die deze training volgen worden opgenomen in het, door het CMO nieuw op te richten, register erkende islamitische halal-slachters.

Deze leden vragen de regering hoe de vakbekwaamheid wordt geregistreerd van niet-halal-slachters. Indien niet-halal-slachters geregistreerd worden, waarom worden halal-slachters dan niet op dezelfde wijze geregistreerd met een extra aantekening?

Is de regering het met deze leden eens dat het voor de hand ligt om dit register juist niet onder te brengen bij het CMO? Wordt er enige controle uitgevoerd op deze registratie? Is de regering bereid om dit register ter inzage te geven of op het internet te laten plaatsen?

Antwoord

Op grond van artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1099/2009 inzake de bescherming van dieren bij het doden mag het doden van dieren en de daarmee verband houdende activiteiten uitsluitend worden uitgevoerd door personeel dat over het passende vakbekwaamheidsniveau beschikt om dit te kunnen doen zonder enige vermijdbare vorm van pijn, spanning of lijden bij de dieren te veroorzaken. Het tweede lid van artikel 7 bepaalt voor welke handelingen een getuigschrift van vakbekwaamheid noodzakelijk is. Dit kan behaald worden door het volgen van de hiervoor ontwikkelde cursus door de SVO, (eerder genoemd Slagers Vakschool) en het vervolgens met goed gevolg afleggen van het examen, afgenomen door Lobex, het hiervoor aangewezen onafhankelijk exameninstituut. Voor degenen die zich bezig houden met het onbedwelmd slachten van dieren heeft de SVO een aanvullende module ontwikkeld, hierbij geholpen door het Duitse BSI-Schwarzenbek instituut dat zorg heeft gedragen voor het opleiden van de SVO trainers.

In aanvulling hierop heeft het CMO een eigen bijdrage geleverd die ingaat op louter de religieuze aspecten van het halal slachten.

Van een ieder die het examen met goed gevolg heeft afgelegd, houdt Lobex een register bij, dus ook van degenen die de module onbedwelmd slachten hebben gevolgd. Lobex examineert niet de halal-eisen, dat wil zeggen de eisen die vanuit religieus oogpunt aan het halal slachten worden gesteld, maar alleen de eisen uit de Verordening. Het CMO houdt zelf een register bij van door het CMO erkende halal slachters. Deze registratie door het CMO ziet op de religieuze eisen die gelden voor deze wijze van slachten. De overheid controleert niet of het personeel een CMO-erkenning heeft en ziet dus ook niet toe op de eisen die vanuit religieus oogpunt aan het halal slachten worden gesteld, maar bekijkt in dit kader alleen of het personeel het benodigde getuigschrift van vakbekwaamheid heeft.

De staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma


X Noot
1

Samenstelling:

Holdijk (SGP), Kneppers-Heijnert (VVD) (voorzitter), Terpstra (CDA), Sylvester (PvdA), Essers (CDA) Thissen (GL), Witteveen (PvdA) (vice-voorzitter), Nagel (50PLUS), Elzinga (SP), Huijbregts-Schiedon (VVD), Koffeman (PvdD), Reuten (SP), Schaap (VVD), Smaling (SP), Flierman (CDA), Hoekstra (CDA), Van Boxtel (D66), Backer (D66), Vos (GL), De Lange (OSF), Schrijver (PvdA), Postema (PvdA), Vlietstra (PvdA), Van Strien (PVV), Faber-van de Klashorst (PVV), Ester (CU), Bröcker (VVD), Beckers (VVD), Van Beek (PVV)

X Noot
2

Verslag schriftelijk overleg 31 571, R.

X Noot
3

Verslag schriftelijk overleg 31 571, R.

X Noot
4

Handelingen I, 2011–2012, nr. 12 item 9 blz. 87.

X Noot
5

Verordening (EG) nr. 1099/2009 van de Raad van 24 september 2009 inzake de bescherming van dieren bij het doden (Pb EU 2009, L 303).

X Noot
6

Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEU 2004, L 226).

X Noot
7

Verordening (EG) nr. 1099/2009 van de Raad van 24 september 2009 inzake de bescherming van dieren bij het doden (Pb EU 2009, L 303).

X Noot
8

Stcrt. 2012, 13 162

X Noot
9

Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEU 2004, L 226).

Naar boven