31 570 Herziening Grondwet

J VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 18 maart 2014

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning1 heeft kennis genomen van de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 17 februari 2014 inzake de uitvoering van de moties Engels c.s.2 en Lokin-Sassen c.s.3.

Naar aanleiding daarvan heeft zij op 7 maart 2014 een brief gestuurd aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

De Minister heeft op 14 maart 2014 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning, Bergman

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR BINNENLANDSE ZAKEN EN DE HOGE COLLEGES VAN STAAT / ALGEMENE ZAKEN EN HUIS VAN DE KONING

Aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Den Haag, 7 maart 2014

Op 14 februari 2012 heeft de Eerste Kamer een motie-Engels c.s.4 aangenomen waarin zij de regering verzoekt een voorstel te (doen) ontwikkelen voor de formulering van een algemene bepaling in de Grondwet, waarin wordt uitgedrukt dat Nederland een democratische rechtsstaat is, zo mogelijk uitgewerkt dan wel aangevuld met nadere voorschriften. Bij brief van 6 juni 20135 hebt u de Kamer laten weten dat de regering niet bereid is deze motie uit te voeren. Deze weigering heeft geleid tot een plenair debat met de Kamer op 10 september 2013, waarin u hebt toegezegd de motie alsnog uit te zullen voeren.6 Tevens hebt u de Kamer toegezegd haar op korte termijn een brief te zullen sturen over de termijnen voor de uitvoering van deze motie en van de motie-Lokin-Sassen c.s. over een recht op een eerlijk proces voor een onafhankelijke en onpartijdige rechter.7 In deze toegezegde brief8 hebt u aangegeven dat u de Kamer ter uitvoering van de motie-Engels c.s. in februari 2014 een notitie zou sturen met een voorstel voor een formulering van een algemene bepaling. U verwachtte daarnaast dat het conceptwetsvoorstel tot wijziging van de Grondwet ter uitvoering van de motie-Lokin-Sassen c.s. in het voorjaar van 2014 in (internet)consultatie kon worden gegeven.

De commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning heeft kennisgenomen van uw brief van 17 februari 2014 en de bijbehorende notitie met daarin een aantal voorstellen voor een algemene bepaling in de Grondwet, te weten een beknopte, een middellange en een extensieve variant.9 De commissie dankt u voor de toezending van de notitie en constateert dat hiermee de motie-Engels c.s. naar de letter is uitgevoerd. U hebt immers voorstellen ontwikkeld voor de formulering van een algemene bepaling in de Grondwet. De commissie vindt de notitie belangwekkend en instructief, maar is teleurgesteld dat de voorstellen niet gevolgd zullen worden door een concreet wetsvoorstel. In uw brief van 17 februari geeft u immers (opnieuw) aan dat de regering geen voorstander is van het opnemen van een algemene bepaling in de Grondwet en dan ook niet voornemens is een daartoe strek-kend wetsvoorstel in te dienen. De commissie meent dat met deze opstelling niet naar de geest van de motie-Engels c.s. wordt gehandeld en zij betreurt dit.

De commissie verneemt tot slot graag een nadere concretisering van het tijdpad met betrekking tot de uitvoering van de motie-Lokin-Sassen c.s. Zij verzoekt u daarbij niet slechts in te gaan op het in (internet)consultatie geven van het conceptwetsvoorstel tot wijziging van de Grondwet, maar tevens op het beoogde tijdpad voor de periode daarna. De commissie ontvangt uw reactie graag binnen vier weken na dagtekening van deze brief.

Een afschrift van deze brief wordt verzonden aan de voorzitter en leden van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken van de Tweede Kamer.

De voorzitter van de commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning, J.W.M. Engels

BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 maart 2014

Per brief van 7 maart jl. heeft de voorzitter van de commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning van uw Kamer aangegeven mijn brief van 17 februari jl. en de bijbehorende notitie met daarin voorstellen voor een algemene bepaling in de Grondwet (Kamerstukken I 2013/14, 31 570, I Herdruk) te hebben ontvangen.

De voorzitter van voornoemde commissie van uw Kamer geeft aan de toegestuurde notitie belangwekkend en instructief te achten, maar toont zich teleurgesteld dat de voorstellen voor een algemene bepaling in de Grondwet niet gevolgd zullen worden door een concreet voorstel. Vervolgens hebben verschillende fracties van uw Kamer tijdens het debat in de Eerste Kamer over de staat van de rechtsstaat van 11 maart jl. erop aangedrongen een (sobere) algemene bepaling in de Grondwet op te nemen. Ik heb uw Kamer daarop toegezegd deze wens van een aantal leden opnieuw onder de aandacht te brengen van de ministerraad. Als resultaat daarvan heeft het kabinet de bereidheid getoond zich binnenkort over een dergelijke heroverweging te buigen, zonder vooruit te lopen op de uitkomst daarvan.

Voorts heeft de voorzitter van genoemde commissie van uw Kamer mij gevraagd naar een nadere concretisering van het tijdpad met betrekking tot de uitvoering van de motie-Lokin-Sassen c.s., in het bijzonder voor wat betreft het beoogde tijdpad voor de periode na het in (internet)consultatie geven van het conceptwetsvoorstel tot wijziging van de Grondwet. Het tijdschema waarvan in beginsel wordt uitgegaan bij de voortzetting van het wetgevingstraject ziet er uit als volgt.

De (internet)consultatieperiode start dit voorjaar en duurt acht weken en betreft daarbij ook de consultatie van de vaste adviesorganen van de regering. Tegelijkertijd wordt het voorstel afgestemd met Caribisch Nederland. In de daarop volgende acht weken worden de adviezen en opmerkingen verwerkt en ondergaat het voorstel verschillende wetgevingstoetsen. Daarna zal het voorstel worden gereedgemaakt voor verzending naar de (Rijks)ministerraad en vervolgens naar de Afdeling Advisering van de Raad van State. Na binnenkomst van dat advies – in de regel binnen tien weken – zal binnen zes weken het nader rapport worden opgesteld dat vervolgens met het wetsvoorstel naar de Tweede Kamer wordt gezonden. Al met al verwacht ik het voorstel te kunnen indienen bij de Tweede Kamer in het eerste kwartaal van 2015.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk


X Noot
1

Samenstelling:

Holdijk (SGP), Kox (SP), Sylvester (PvdA) (vice-voorzitter), Engels (D66) (voorzitter), Thissen (GL), Nagel (50PLUS), Ruers (SP), Van Bijsterveld (CDA), Duthler (VVD), Hermans (VVD), Huijbregts-Schiedon (VVD), Van Kappen (VVD), Koffeman (PvdD), Kuiper (CU), Vliegenthart (SP), De Vries (PvdA), De Vries-Leggedoor (CDA), Lokin-Sassen (CDA), Th. de Graaf (D66), De Boer (GL), De Lange (OSF), Ter Horst (PvdA), Koole (PvdA), Van Dijk (PVV), Sörensen (PVV), Schouwenaar (VVD), Kok (PVV), Duivesteijn (PvdA)

X Noot
2

Kamerstukken I 2011/12, 31 570, B

X Noot
3

Kamerstukken I 2011/12, 31 570, C

X Noot
4

Kamerstukken I 2011/12, 31 570, B.

X Noot
5

Kamerstukken I 2012/13, 31 570, G.

X Noot
6

Handelingen I 2012/13, nr. 36, item 4, p. 5–13; toezegging T01775 op www.eerstekamer.nl

X Noot
7

Kamerstukken I 2011/12, 31 570, C.

X Noot
8

Kamerstukken I 2013/14, 31 570, H.

X Noot
9

Kamerstukken I 2013/14, 31 570, I Herdruk.

Naar boven