31 570 Herziening Grondwet

I BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 februari 2014

Op 10 september 2013 heeft uw Kamer een plenair debat met mij gevoerd over de brief van 6 juni 2013 van het kabinet inzake de motie Engels c.s. en de motie Lokin-Sassen c.s. (Kamerstukken I, 2012/13, 31 570, G). In dat debat heb ik toegezegd beide moties uit te voeren.1

In de motie Engels c.s. wordt de regering verzocht, met inachtneming van het advies van de Staatscommissie en van de kabinetsreactie, een voorstel te (doen) ontwikkelen voor de formulering van een algemene bepaling in de Grondwet, waarin wordt uitgedrukt dat Nederland een democratische rechtsstaat is, zo mogelijk uitgewerkt dan wel aangevuld met nadere voorschriften (Kamerstukken I, 2011/12, 31 570, B). Bijgaande notitie2 dient ter uitvoering van deze motie.

Daarbij overweeg ik het volgende. In het kabinetsstandpunt over het advies van de Staatscommissie Grondwet en in de daarop volgende gedachtewisseling met uw Kamer heeft het vorige kabinet aangegeven geen voorstander te zijn van het opnemen van een algemene bepaling in de Grondwet.3 Dat geldt, zoals ik in het debat van 10 september 2013 heb toegelicht, ook voor het huidige kabinet.4 De regering is dan ook niet voornemens zelf een daartoe strekkend wetsvoorstel in te dienen. Zoals ik in voornoemd debat heb vermeld, laat dit uiteraard onverlet het bepaalde in artikel 82 Grondwet op grond waarvan de Tweede Kamer zelfstandig zou kunnen besluiten tot een dergelijk wetsvoorstel.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk


X Noot
1

Zie voor de procedure en het tijdpad van de uitvoering van de motie Lokin-Sassen de brief van 25 september 2013 (Kamerstukken I, 2013/14, 31 570, H).

X Noot
2

Ter inzage op het Centraal informatiepunt onder griffie nr. 147983.04

X Noot
3

Kamerstukken II, 2011/2012, 31 570, nr. 20; Kamerstukken I, 2011/2012, 31 570, A; Handelingen I, 7 februari 2012, EK 18–5.

X Noot
4

Zie ook Kamerstukken I, 6 juni 2013, 2012/13, 31 570, G.

Naar boven