31 568 Staatkundig proces Nederlandse Antillen

34 775 IV Vaststelling van de begrotingsstaten van Koninkrijksrelaties (IV) en het BES-fonds (H) voor het jaar 2018

F1 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 22 juni 2018

Op 6 juli 2010 heeft de ambtsvoorganger van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de Eerste Kamer toegezegd bij de eerder toegezegde evaluatie van de nieuwe staatkundige structuur van het Koninkrijk ook de mogelijkheden voor vereenvoudiging van de BES-wetgeving te betrekken (toezegging T01224). In de reactie op het halfjaarlijkse toezeggingenrappel van de Kamer heeft de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de Kamer verzocht de einddatum van de toezegging te verschuiven naar 31 oktober 2018.2 Naar aanleiding hiervan heeft de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties3 de staatsecretaris op 4 april 2018 een brief gestuurd.

De Staatssecretaris heeft op 22 juni 2018 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties, Bergman

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Den Haag, 4 april 2018

Op 6 juli 2010 heeft uw ambtsvoorganger de Eerste Kamer toegezegd bij de eerder toegezegde evaluatie van de nieuwe staatkundige structuur van het Koninkrijk ook de mogelijkheden voor vereenvoudiging van de BES-wetgeving te betrekken (toezegging T01224). In de reactie op het halfjaarlijkse toezeggingenrappel van de Kamer hebt u de Kamer verzocht de einddatum van de toezegging te verschuiven naar 31 oktober 2018.4 De commissie constateert dat dit niet de eerste keer is dat verzocht wordt de deadline te verschuiven zonder dat dit verzoek inhoudelijk wordt gemotiveerd. Eerder gebeurde dit al bij brief van 13 maart 2017.5 De commissie verzoekt u daarom binnen vier weken na dagtekening van deze brief gemotiveerd aan te geven hoe u deze toezegging gestand zal doen en welke termijn u daarbij voor ogen staat.

De voorzitter van de commissie voor Koninkrijksrelaties, R.R. Ganzevoort

BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 juni 2018

Via deze brief reageer ik op uw brief d.d. 4 april 2018 met betrekking tot de toezegging van mijn ambtsvoorganger van 6 juli 2010 om de mogelijkheden van vereenvoudiging van de BES-wetgeving te betrekken bij de evaluatie van de (destijds) nieuwe staatkundige structuur van het Koninkrijk (T01224). De evaluatie van de uitwerking van de nieuwe staatkundige structuur is door de Commissie Spies uitgevoerd en de uitkomsten hiervan zijn in oktober 2015 gepresenteerd.

De Commissie-Spies heeft de vraag gesteld in hoeverre de regelgeving rekening houdt met de lokale omstandigheden van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en hoe het is gesteld met de uitvoering en handhaving van de wetgeving. De Commissie-Spies trok ten aanzien van de uitvoering en handhaving de conclusie dat, als het gaat om de mogelijkheid om wetgeving in de lokale situatie goed uit te voeren, het beeld wisselend is. Soms wordt de uitvoering in de praktijk als lastig ervaren. Dit heeft te maken met zowel het ontbreken van voldoende financiële en personele middelen als met de inhoud van de wetgeving.

In de kabinetsreactie op het rapport van de Commissie-Spies is opgenomen dat bij het treffen van (wettelijke) maatregelen ook in de komende jaren rekening wordt gehouden met het absorptievermogen van de eilanden en dat terughoudendheid op zijn plaats is. Daar waar sprake is van nieuwe, dan wel gewijzigde wet- en regelgeving vraagt de betrokkenheid van de afzonderlijke openbare lichamen bij het opstellen daarvan bijzondere aandacht. Vanzelfsprekend geldt dit uitgangspunt nog steeds.

Ik vind het belangrijk dat de inwoners van Bonaire, Sint Eustatius en Saba concreet verschil merken in hun dagelijks leven. Het kabinet is ook bereid extra te investeren onder de voorwaarde van goed bestuur en financieel beheer. Ik heb inmiddels een aantal keren de eilanden bezocht en met diverse bestuurders gesproken. Mijn beeld is dat het bestuur en de burgers van Bonaire, Saba en Sint Eustatius nu vooral gebaat zijn bij praktische oplossingen. Bij praktische oplossingen kan uiteraard ook wetgeving worden verstaan die voorziet in een basisbehoefte van de eilanden of die knelpunten wegneemt. Als het nodig is nieuwe wetgeving in te voeren of wetswijzigingen door te voeren om vooruitgang te boeken voor de inwoners van Caribisch Nederland, dan zal dit plaats moeten vinden op een zo eenvoudig mogelijke wijze.

Waar het gaat om al bestaande wet- en regelgeving ben ik bereid, wanneer zich evidente voorbeelden aandienen van wet- en regelgeving waar vereenvoudiging aan de orde moet zijn, deze te bespreken met mijn collega tot wiens portefeuille het onderwerp behoort om te bezien of er gerichte oplossingen zijn.

Onder de voorwaarde van goed bestuur en financieel beheer kijk ik ook gericht waar beleidsruimte aan de openbare lichamen gegeven kan worden. Daarbij heb ik meerdere malen gepleit voor het «more for more, less for less» principe waar het gaat over om het overhevelen van taken en bevoegdheden. Zo is met het openbaar lichaam Saba afgesproken de invloed van Saba in het proces van de tewerkstellingsvergunningen te vergroten. Ook is er op Saba gestart met een pilot om Saba meer taken op het gebied van jeugdpreventie zelf te laten uitvoeren.

Ter versterking van mijn coördinerende rol met betrekking tot Caribisch Nederland, is voorts afgesproken dat alle ministeries in het registratiesysteem KIWI, waarin de voortgang van wet- en regelgeving wordt bijgehouden, zullen aangeven of de betreffende ontwerp wet- en regelgeving relevant is voor Caribisch Nederland. Tevens zal ik via CN-legal (forum waar interdepartementale wetgevingsjuristen regulier met elkaar speken over wetgeving met betrekking tot Caribisch Nederland) de verschillende ministeries vragen erop toe te zien dat deze afspraken worden nageleefd.

Op deze wijze doe ik gestand aan de toezegging. Uiteraard ben ik van harte bereid om bij gelegenheid met u van gedachten te wisselen over wetgeving ten behoeve van Caribisch Nederland.

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.W. Knops


X Noot
1

Letter F heeft alleen betrekking op 31 568.

X Noot
2

Kamerstukken I 2017/18, 34 775 VII / 34 775 IV, D.

X Noot
3

Samenstelling:

Engels (D66), Van Bijsterveld (CDA), Ten Hoeve (OSF), Huijbregts-Schiedon (VVD), Van Kappen (VVD), Ester (CU), Ganzevoort (GL) (voorzitter), De Graaf (D66) (vice-voorzitter), Schouwenaar (VVD), Sent (PvdA), Kok (PVV), Gerkens (SP), Vlietstra (PvdA), Don (SP), Van Hattem (PVV), Jorritsma-Lebbink (VVD), Meijer (SP), Oomen-Ruijten (CDA), Rinnooy Kan (D66), Schalk (SGP), Teunissen (PvdD), Sini (PvdA), Baay-Timmerman (50PLUS), A.J.M. van Kesteren (PVV).

X Noot
4

Kamerstukken I 2017/18, 34 775 VII / 34 775 IV, D.

X Noot
5

Kamerstukken I 2016/17, 34 550 VII, C.

Naar boven