31 568 Staatkundig proces Nederlandse Antillen

Nr. 177 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 27 juni 2016

Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van de Minister en Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 12 april jl. over de voortgang verbeteringen kwaliteit onderwijs Caribisch Nederland (Kamerstuk 31 568, nr. 173). Bij brief van 27 juni 2016 hebben de Minister en Staatssecretaris deze beantwoord. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Wolbert

Adjunct-griffier van de commissie, Bošnjaković

I

Vragen en opmerkingen uit de fracties

2

 

Algemeen

2

 

Primair onderwijs

2

 

Voortgezet onderwijs

3

 

Middelbaar beroepsonderwijs

4

 

Sociale kanstrajecten jongeren (SKJ)

5

 

Expertisecentra Onderwijszorg (EOZ)

5

 

Taal

5

 

Tot slot

5

II

Reactie van de Minister en Staatssecretaris

6

I Vragen en opmerkingen uit de fracties

Algemeen

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige brief en naar aanleiding daarvan leven er bij de leden van deze fractie nog enkele vragen aan de Minister en Staatssecretaris.

De leden waarderen de inzet van de Minister en de staatsecretaris om het onderwijs in Caribisch Nederland te verbeteren en dat zij rekening houden met de uitdagingen die de schaal, geografische ligging en uitgangssituatie met zich meebrengt. Toch zijn er bij de leden zorgen over de manier en snelheid waarop zaken worden benaderd en opgepakt. Onderwijs is de toekomst van onze kinderen. Dat geldt in Europees Nederland, maar ook voor Caribisch Nederland. De leden zijn van mening dat, als de scholen in Caribisch Nederland dezelfde bekostiging ontvangen en dezelfde diploma's afgeven als Nederlandse scholen, zij aan dezelfde kwaliteitseisen moeten voldoen. Zijn de bewindspersonen dat met deze leden eens en is daar inmiddels sprake van? Geldt ook in Caribisch Nederland dat als opleidingen niet tijdig aan de kwaliteitseisen voldoen deze opleidingen worden gesloten? Worden de scholen in Europees Nederland en Caribisch Nederland precies hetzelfde behandeld? Graag ontvangen zij een toelichting.

Deze leden vragen voorts welke cijfers er bekend zijn over het succesvol doorstromen van leerlingen uit Caribisch Nederland naar het vervolgonderwijs in Europees Nederland. Hoe is de kwaliteit van het onderwijs als je het vergelijkt in de Caribische regio, zo vragen de leden.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de onderhavige brief. Zij wensen de ontwikkelingen vooral te bezien vanuit het belang van de scholieren en studenten. Mede in dit licht verheugt het de leden dat steeds meer onderwijsinstellingen in Caribisch Nederland hun onderwijs op voldoende niveau krijgen.

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige brief. Deze leden maken zich zorgen om de onderwijskwaliteit op Caribisch Nederland en hebben hierover nog enkele vragen.

Primair onderwijs

De leden van de VVD-fractie vragen waarom de onderwijstijd niet efficiënt en gedifferentieerd wordt gebruikt. Kunt u dit nader uitleggen? Welke rol speelt de keuze voor taal hierin? Kunt u tevens aangeven waarom de transitie naar het Engels zo lang duurt? Wat zijn de obstakels? Wat kunt u doen om deze weg te nemen? Kunt u tevens aangeven hoe lang een transitie naar Engels als onderwijs taal op Nederlandse scholen duurt, zo vragen de leden.

De leden zijn geschrokken van de paragraaf over het financieel beheer. Waarom is het financieel beheer zo slecht? Wordt men hierin niet begeleid? Waarom informeren de besturen de Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie) over de financiën? Is de staatsecretaris het met deze leden eens dat dit beter door een accountant vanuit het ministerie kan worden gecontroleerd, gezien de grote fouten en wanbeheer uit het verleden? Moeten scholen niet aan de Europees Nederlandse eisen voldoen als het gaat om financieel beheer? Controleert de inspectie wel voldoende of onderwijsgeld daadwerkelijk voor onderwijs wordt ingezet? Is het in het verleden al eens gebeurd dat geld voor onderwijsmateriaal daaraan niet werd besteed? De leden vragen of de ingezette middelen effectief worden besteed. Is hier zicht op vanuit het ministerie, zo vragen de genoemde leden.

De leden van de D66-fractie lezen dat bij drie basisscholen nog geen basiskwaliteit is bereikt en dat de verbeterpunten onder andere liggen op het terrein van het onderwijsleerproces en een efficiënter en gedifferentieerder gebruik van onderwijstijd. Kan nader worden uitgelegd welke leemtes er liggen op deze punten? De bewindslieden geven aan dat in samenwerking met de Expertisecentra Onderwijszorg aan een goede ondersteuning van zorgleerlingen wordt gewerkt. Op welke manier verloopt deze ondersteuning, zo vragen de leden.

De leden lezen voorts dat de scholen op Caribisch Nederland zijn overgegaan op een nieuwe bekostigingssystematiek. Deze leden vragen op welke manier de opslag voor zorgleerlingen wordt berekend en hoe zal worden geëvalueerd of dit voldoende is om alle zorgleerlingen goed te kunnen begeleiden.

Voortgezet onderwijs

De leden van de VVD-fractie zijn verbaasd dat de verschillen in het voorgezet onderwijs tussen de scholen zo groot zijn. Is dit een bestuurlijk probleem? Kan de staatsecretaris aangeven wat de problemen in het arbeidsklimaat waren en hoe deze zijn verbeterd? Klopt het dat de discontinuïteit in het team komt doordat het bestuur geen klachten van het personeel accepteerde? De leden vinden het onbestaanbaar dat het verbeterproces bij de SGB1 nog niet eens op gang is gekomen, de kwaliteit onvoldoende verbetert en dat er überhaupt nog geen zicht is op wanneer deze basiskwaliteit gaat worden bereikt. Is er sprake van sabotage door belanghebbenden, temeer omdat dit de enige school is van Bonaire? Kan de staatsecretaris aangeven hoe hij omgaat met het dilemma dat er geen alternatief is op het eiland? Moet de staatsecretaris niet direct ingrijpen en mensen uit hun functie gaan ontheffen? Wie heeft hier de regie? Waarom wordt er zo laat ingegrepen? Welke rol heeft de inspectie hierin? Zou de inspectie dergelijke toestanden ook toestaan bij een school in Europees Nederland, zo vragen de leden van de genoemde fractie.

De leden van de PvdA-fractie hebben met waardering kennisgenomen van de kwaliteitsverbetering bij de Gwendoline van Puttenschool op St. Eustatius. Twee jaar geleden was daar nog erg veel mis. De leden juichen toe dat zoveel vooruitgang is geboekt.

Voorts merken de leden op dat zij het wenselijk vinden dat zo spoedig mogelijk het onderwijs op alle scholen voor het voortgezet onderwijs en het mbo moeten voldoen aan de basiskwaliteit. Kunnen de bewindslieden benoemen wat hun doelstellingen zijn in dezen? De leden wijzen op de urgentie van de zaak, mede in het licht van de toekomstkansen van de betrokken scholieren en studenten. Delen de bewindslieden hun oordeel dat het niet te lang mag duren voordat er overal in Caribisch Nederland onderwijs van basiskwaliteit wordt geboden?

Tevens merken de leden op dat het hen verontrust dat de SGB nog geen basiskwaliteit heeft bereikt en dat daar het verbeterproces nog niet echt op gang is gekomen. Zij wijzen in dit verband ook op de mondelinge vragen die het lid Van Laar nog in januari 2016 stelde over het besluit van de SGB om dit schooljaar geen examens in het mbo toe te laten vanwege het onvoldoende functioneren van de examencommissie2. De inspectie heeft in februari 2016 gemeld weer voldoende vertrouwen te hebben in het plan van aanpak en daarom ook hervatting van de mbo-examinering en -diplomering verantwoord te vinden. Wat zijn de uitkomsten van het onderzoek dat de inspectie in april 2016 deed naar de uitvoering van de ontwikkelde plannen voor de verbetering van de examenkwaliteit? Kan de Minister toelichten wat nu concreet het probleem was en wat er verbeterd is bij de SGB, behalve het plan van aanpak? Is de examencommissie ook vervangen/versterkt? Als er op dit moment nog niets is verbeterd, wat betekent dat dan voor de examinering en diplomering? Is die ver onder de maat, wordt er gefraudeerd, etc.? De inspectie heeft in november 2015 geconstateerd dat er door de SGB twee mbo-opleidingen werden verzorgd waarvoor de instelling geen erkenning heeft. Kan de Kamer zo spoedig mogelijk worden geïnformeerd als er niet-erkende opleidingen niet met terugwerkende kracht worden erkend? En als dat niet gebeurt, wat daar de gevolgen van zijn voor de betreffende studenten? Welke rol speelt bij de SGB het gegeven dat dit ook de enige school voor voortgezet onderwijs op Bonaire is, bij het bewustzijn van het bestuur van de grote opgave waarvoor het staat? Zijn er ook plannen voor het oprichten van een tweede school voor voortgezet onderwijs op Bonaire? In hoeverre is het ministerie daarbij betrokken is? Hoe denkt de Staatssecretaris over een eventuele tweede school? Kan de Staatssecretaris ook specificeren welke maatregelen het bestuur voor het voortgezet onderwijs heeft genomen sinds de publicatie van de onderhavige brief, en welke maatregelen het bestuur nog in gang gaat zetten? Kan de Staatssecretaris de actuele stand van zaken uitdrukken in termen van zicht op het bereiken van basiskwaliteit, zo vragen de genoemde leden.

De leden van de D66-fractie vinden het zeer zorgelijk dat de SGB nog geen basiskwaliteit heeft bereikt en dat deze basiskwaliteit ook niet in zicht is. Deze leden vragen welk traject nu wordt gevolgd om de kwaliteit te verbeteren en welke voorwaarden daarvoor noodzakelijk worden geacht.

Middelbaar beroepsonderwijs

De leden van de VVD-fractie vragen hoe het komt dat de problemen bij het mbo pas zo laat zichtbaar zijn. Hoe kan het dat de drie mbo-scholen niet voldoen aan de eisen van de basiskwaliteit? Kan de Minister nader specificeren aan welke aspecten deze scholen nog niet voldoen? Kan de Minister aangeven welke gevolgen het ontbreken van accreditatie heeft voor de leerlingen? Hoe kan een school opleidingen aanbieden die niet erkend zijn? Hoe lang is dit al? Waarom hadden ze geen erkenning? Wat doet de Minister als dit nogmaals gebeurt, zo vragen de leden.

De leden van de D66-fractie lezen dat twee mbo-opleidingen op de SGB niet erkend waren. Deze leden vragen wanneer de (oud-)leerlingen van deze opleidingen zekerheid krijgen of hun opleidingen alsnog worden erkend.

Sociale kanstrajecten jongeren (SKJ)

Het is de leden van de VVD-fractie opgevallen dat er sinds 2010 weinig studenten zijn ingestroomd in de sociale kanstrajecten. Kan de Minister aangeven waarom dit zo is? Waarom maakt een groot deel van hen het traject niet af? Heeft de Minister absolute aantallen? De leden hebben met verbazing gelezen dat de SKJ sinds 2013 niet opnieuw bezocht is door de inspectie. Kan de Minister aangeven of zij dit spoedig wel gaat doen? Zo nee, waarom niet, zo vragen de leden.

Expertisecentra Onderwijszorg (EOZ)

De leden van de D66-fractie lezen dat het Expertisecentrum Onderwijszorg Bonaire nog geen basiskwaliteit heeft. Deze leden willen weten welke gevolgen dit heeft voor de zorgleerlingen op Bonaire en of zij ook alternatieve ondersteuning krijgen. Ook vragen deze leden op welke manier ervoor zal worden gezorgd dat het Expertisecentrum zo snel mogelijk wel aan de basiskwaliteit zal voldoen.

Taal

De leden van de VVD-fractie vragen of de Minister zich ervan bewust is dat een keuze voor onderwijs in het Papiaments tot gevolg heeft dat aansluiting op onderwijs in het buitenland wordt bemoeilijkt.

Tot slot

De leden van de VVD-fractie begrijpen dat het verbeteren van de onderwijskwaliteit tijd kost, maar acht jaar vinden de leden behoorlijk lang. In 2008 schoten alle scholen ernstig tekort, in 2011 is verbetering ingezet en anno 2016 zijn we er nog steeds niet. Waarom duurt dit traject zo lang? Dit gaat, zo merken de leden op, ten koste van de leerlingen. Kunnen de Minister en de staatsecretaris aangeven of er in sommige gevallen misbruik wordt gemaakt van de situatie doordat er geen alternatieven zijn? Moeten de Minister en staatsecretaris niet harder doorpakken en steviger inzetten om de kwaliteit sneller op niveau te brengen? Wat voor ondersteuning geven bewindslieden om de kwaliteit van het onderwijs en de kennis en kunde van de onderwijzers te verbeteren? Functioneert de inspectie wel naar behoren? Is er sprake van andere maatstaven bij de inspectie tussen scholen in Caribische Nederland en Europees Nederland?

Voorts vinden de leden dat het lokaal bestuur op de BES3op dit vlak uiteraard ook een heel duidelijke verantwoordelijkheid heeft. Hoe pakt men dit samen op? Hoe staat het met de effecten van het beleid? Zijn de middelen goed ingezet en verantwoord? Het gaat daarbij zowel om inzet van expertise als om inzet van geld. Kan worden gezegd dat deze middelen op de goede plek terecht zijn gekomen, zo vragen deze leden.

De leden van de PvdA-fractie merken op dat naar verwachting in het najaar een nieuwe onderwijsagenda kan worden vastgesteld. De leden zijn positief gestemd over deze aanpak, maar zij vragen de Minister en Staatssecretaris of zij een indicatie kunnen geven wat daar ongeveer in komt te staan en of er al iets meer bekend is over succesfactoren.

II Reactie van de Minister en Staatssecretaris

Algemeen

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige brief en naar aanleiding daarvan leven er bij de leden van deze fractie nog enkele vragen aan de Minister en Staatssecretaris.

De leden waarderen de inzet van de Minister en de staatsecretaris om het onderwijs in Caribisch Nederland te verbeteren en dat zij rekening houden met de uitdagingen die de schaal, geografische ligging en uitgangssituatie met zich meebrengt. Toch zijn er bij de leden zorgen over de manier en snelheid waarop zaken worden benaderd en opgepakt. Onderwijs is de toekomst van onze kinderen. Dat geldt in Europees Nederland, maar ook voor Caribisch Nederland. De leden zijn van mening dat, als de scholen in Caribisch Nederland dezelfde bekostiging ontvangen en dezelfde diploma's afgeven als Nederlandse scholen, zij aan dezelfde kwaliteitseisen moeten voldoen. Zijn de bewindspersonen dat met deze leden eens en is daar inmiddels sprake van?

De scholen in Caribisch Nederland moeten aan dezelfde kwaliteitseisen voldoen als de scholen in Europees Nederland. Deze ambitie is neergelegd in de onderwijsagenda 2011–2016 (Kamerstukken II, 2010–2011, 32 500 VIII, nr. 166), waarin is afgesproken dat in 2016 de onderwijskwaliteit van de scholen in Caribisch Nederland op een naar Nederlandse en Caribische maatstaven aanvaardbaar niveau zou zijn. De onderwijskwaliteit is de afgelopen jaren aanzienlijk verbeterd. Dit heeft geresulteerd in basiskwaliteit voor alle scholen voor primair onderwijs, één school voor voortgezet onderwijs met basiskwaliteit, één school voor voortgezet onderwijs waar een gunstige uitgangspositie is gecreëerd voor het mogelijk bereiken van basiskwaliteit in 2016 en één school voor voortgezet onderwijs die nog geen basiskwaliteit heeft. Ook twee van de drie Expertisecentra Onderwijszorg en twee van de drie instellingen voor sociale kanstrajecten jongeren hebben basiskwaliteit. De onderwijsagenda 2011–2016 is inmiddels geëvalueerd. Deze wordt u separaat toegezonden. Uit de evaluatie blijkt dat er grote inspanningen van betrokkenen gevraagd zijn, wat voor hen, gelet op het hoge tempo van de verbeteracties, niet makkelijk is geweest. Voor de nieuwe onderwijsagenda wordt voor de resterende scholen die de basiskwaliteit nog niet hebben bereikt ingezet op het zo snel mogelijk bereiken hiervan. Voor die scholen die al wel basiskwaliteit hebben ligt de focus op het borgen van de behaalde resultaten en verder uitbouwen.

Geldt ook in Caribisch Nederland dat als opleidingen niet tijdig aan de kwaliteitseisen voldoen deze opleidingen worden gesloten? Worden de scholen in Europees Nederland en Caribisch Nederland precies hetzelfde behandeld? Graag ontvangen zij een toelichting.

In Caribisch Nederland geldt hetzelfde governancemodel als in Europees Nederland: de bestuursstructuren, de overheidssturing en -financiering en het toezicht zijn identiek. De inspectie hanteert dezelfde normen voor het onderwijsproces en de wettelijke vereisten, maar vooralsnog zijn er geen normen voor de opbrengsten. Interventies, bijvoorbeeld vanwege ontoereikende kwaliteit of wanbeheer, kunnen uiteindelijk leiden tot het sluiten van een school of opleiding. De overheid heeft echter de plicht ervoor zorg te dragen dat onderwijs wordt aangeboden, en dit financieel te faciliteren. In het uiterste geval van een sluiting zou een nieuwe school moeten worden opgericht (en bekostigd) waarbij de nieuwe bestuurders en het personeel opnieuw geworven moeten worden uit dezelfde kleine populatie.

Deze leden vragen voorts welke cijfers er bekend zijn over het succesvol doorstromen van leerlingen uit Caribisch Nederland naar het vervolgonderwijs in Europees Nederland.

Op dit moment is er geen exact beeld van het aantal studenten dat naar Europees Nederland gaat om een opleiding te volgen. We zullen een monitor ontwikkelen over studievoortgang en studierendement van studenten aan Nederlandse hogescholen en universiteiten die hun vooropleiding hebben afgerond in de Caribische landen (Curaçao, Aruba en Sint Maarten) of in de drie openbare lichamen van Caribisch Nederland (Bonaire, Sint Eustatius en Saba). Het onderzoek vindt plaats in goed overleg met de overheden van de Caribische landen, mede gelet op de vergelijking met de resultaten van studenten uit het Caribisch deel van het Koninkrijk die elders studeren.

Hoe is de kwaliteit van het onderwijs als je het vergelijkt in de Caribische regio, zo vragen de leden.

Een vergelijking is moeilijk te maken, omdat de Nederlandse Inspectie van het Onderwijs geen toezicht houdt op onderwijsinstellingen in Curaçao, Aruba en Sint Maarten. Deze eilanden hebben hun eigen inspectie. Ons beeld is dat de kwaliteit van het primair onderwijs in Caribisch Nederland zeker niet onderdoet voor de Caribische regio.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de onderhavige brief. Zij wensen de ontwikkelingen vooral te bezien vanuit het belang van de scholieren en studenten. Mede in dit licht verheugt het de leden dat steeds meer onderwijsinstellingen in Caribisch Nederland hun onderwijs op voldoende niveau krijgen.

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige brief. Deze leden maken zich zorgen om de onderwijskwaliteit op Caribisch Nederland en hebben hierover nog enkele vragen.

Primair onderwijs

De leden van de VVD-fractie vragen waarom de onderwijstijd niet efficiënt en gedifferentieerd wordt gebruikt. Kunt u dit nader uitleggen?

Alle basisscholen in Caribisch Nederland hebben inmiddels de basiskwaliteit behaald. Dit is de bekroning van de grote stappen voorwaarts die de basisscholen in Caribisch Nederland de afgelopen jaren hebben gezet en wil onder andere zeggen dat de onderwijstijd op Caribisch Nederland in voldoende mate efficiënt en gedifferentieerd wordt gebruikt. Dit neemt echter niet weg dat de behaalde resultaten broos zijn en dat er nog ruimte voor verbetering is. Zo ziet de inspectie mogelijkheden om de onderwijstijd nog efficiënter en gedifferentieerder te gebruiken.

Welke rol speelt de keuze voor taal hierin? Kunt u tevens aangeven waarom de transitie naar het Engels zo lang duurt? Wat zijn de obstakels? Wat kunt u doen om deze weg te nemen? Kunt u tevens aangeven hoe lang een transitie naar Engels als onderwijs taal op Nederlandse scholen duurt, zo vragen de leden.

De transitie naar het Engels als instructietaal is voor de basisscholen op Sint Eustatius snel verlopen. Na één jaar voorbereiding, waarin veel werk is verzet door alle betrokkenen, is het basisonderwijs met ingang van augustus 2015 geheel overgegaan naar Engelstalig onderwijs. Voor het voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs was dit niet mogelijk, onder meer omdat hier naast de transitie naar een andere instructietaal ook de transitie naar een andere onderwijssystematiek plaatsvindt. Daarom vindt de transitie in het voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs cohortgewijs plaats. Een voorbereidingsperiode van een jaar en vervolgens een cohortgewijze invoering is ook gebruikelijk in Europees Nederland als het gaat om de invoering van tweetalig onderwijs.

De leden zijn geschrokken van de paragraaf over het financieel beheer. Waarom is het financieel beheer zo slecht? Wordt men hierin niet begeleid? Waarom informeren de besturen de Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie) over de financiën? Is de staatsecretaris het met deze leden eens dat dit beter door een accountant vanuit het ministerie kan worden gecontroleerd, gezien de grote fouten en wanbeheer uit het verleden? Moeten scholen niet aan de Europees Nederlandse eisen voldoen als het gaat om financieel beheer? Controleert de inspectie wel voldoende of onderwijsgeld daadwerkelijk voor onderwijs wordt ingezet? Is het in het verleden al eens gebeurd dat geld voor onderwijsmateriaal daaraan niet werd besteed? De leden vragen of de ingezette middelen effectief worden besteed. Is hier zicht op vanuit het ministerie, zo vragen de genoemde leden.

De besturen van scholen in Caribisch Nederland zijn, net als de schoolbesturen in Europees Nederland, verantwoordelijk voor de uitgaven van de school conform de geldende regelgeving. Hierin is geen onderscheid tussen Europees Nederland en Caribisch Nederland. Daarom spreekt de inspectie ook altijd het schoolbestuur aan voor het leveren van (financiële) informatie. Het jaarverslag is een document dat ieder schoolbestuur verplicht moet aanleveren. Schoolbesturen laten hun jaarverslag altijd controleren door de accountant. Deze controleert de rechtmatigheid van de uitgaven. In de afgelopen jaren is het beperkt voorgekomen dat er sprake is van een onrechtmatigheid in de besteding.

De leden van de D66-fractie lezen dat bij drie basisscholen nog geen basiskwaliteit is bereikt en dat de verbeterpunten onder andere liggen op het terrein van het onderwijsleerproces en een efficiënter en gedifferentieerder gebruik van onderwijstijd. Kan nader worden uitgelegd welke leemtes er liggen op deze punten? De bewindslieden geven aan dat in samenwerking met de Expertisecentra Onderwijszorg aan een goede ondersteuning van zorgleerlingen wordt gewerkt. Op welke manier verloopt deze ondersteuning, zo vragen de leden.

Inmiddels hebben ook de laatste drie basisscholen basiskwaliteit bereikt. Dit betekent dat het onderwijsleerproces op orde is en dat er efficiënt en gedifferentieerd gebruik wordt gemaakt van de onderwijstijd. Er is dan ook geen sprake van leemtes, maar de inspectie ziet wel de mogelijkheid tot verdere verbetering. Het zal echter aandacht en inzet blijven vragen om de basiskwaliteit voor al de basisscholen in Caribisch Nederland te behouden en om voortgang te blijven boeken.

In de ondersteuning van zorgleerlingen wordt onderscheid gemaakt tussen eerste- en tweedelijnszorg. De eerstelijnszorg wordt door de basisscholen zelf verzorgd. Het gaat hier om incidentele ondersteuning. De tweedelijnszorg wordt verzorgd door de Expertisecentra Onderwijszorg, in samenwerking met de basisscholen. Deze Expertisecentra Onderwijszorg (op elke eiland één) bieden deskundige ondersteuning (dat wil zeggen extra zorg of specialistisch onderwijs) aan leerlingen met een specifieke onderwijsbehoefte. Dit kan plaatsvinden op de instelling waar een leerling staat ingeschreven of op de locatie van het Expertisecentrum Onderwijszorg.

De leden lezen voorts dat de scholen op Caribisch Nederland zijn overgegaan op een nieuwe bekostigingssystematiek. Deze leden vragen op welke manier de opslag voor zorgleerlingen wordt berekend en hoe zal worden geëvalueerd of dit voldoende is om alle zorgleerlingen goed te kunnen begeleiden.

Op basis van onder andere gesprekken met de basisscholen in Caribisch Nederland, de jaarverslagen van deze scholen en de ervaringen van de afgelopen jaren met de bekostiging van deze scholen en de scholen in Europees Nederland, is de nieuwe bekostigingssystematiek voor de basisscholen in Caribisch Nederland ontworpen. In deze systematiek zijn de zorgbehoeften van de leerlingen in Caribisch Nederland en de rol die de basisscholen daarin vervullen verwerkt via een generieke opslag van 14,77 procent over het totaal aan reguliere middelen. Deze nieuwe bekostigingssystematiek is uitgewerkt in de Regeling bekostiging personeel PO BES 2016–2017. Naast de opslag die in de bekostiging is verwerkt, zijn aanvullende middelen beschikbaar gesteld voor de Expertisecentra Onderwijszorg. We gaan er vanuit dat de nieuwe bekostiging samen met de opslag voor de Expertisecentra Onderwijszorg voldoende is om de zorgleerlingen goed te kunnen begeleiden. Uiteraard zal aan het einde van de onderwijsagenda 2016–2020 worden bezien of deze nieuwe bekostiging naar behoren functioneert.

Voortgezet onderwijs

De leden van de VVD-fractie zijn verbaasd dat de verschillen in het voorgezet onderwijs tussen de scholen zo groot zijn. Is dit een bestuurlijk probleem? Kan de staatsecretaris aangeven wat de problemen in het arbeidsklimaat waren en hoe deze zijn verbeterd? Klopt het dat de discontinuïteit in het team komt doordat het bestuur geen klachten van het personeel accepteerde?

De verschillen tussen de scholen in het voortgezet onderwijs kunnen niet toegeschreven worden aan enkel bestuurlijke problemen. Een andere belangrijke factor voor succes is de mate waarin de besturen er in slagen goed management aan te stellen en expliciet onderwijskundig leiderschap te generen. Dit wordt bemoeilijkt omdat de eilanden ook te maken hebben met diverse andere complexe factoren, zoals de kleinschaligheid van de eilanden, de geografische ligging, de hoge populatie zorgleerlingen, de grootte van de school en de vele wisselingen binnen het personeel waarop weinig invloed uit te oefenen is.

De scholen voor voortgezet onderwijs zijn veelal afhankelijk van leerkrachten die worden geworven buiten de eilanden, dit kan zijn in Europees Nederland of in de omliggende eilanden en landen. Het aantal leerkrachten dat zich permanent op de eilanden vestigt, is niet heel groot. Dit maakt dat er jaarlijks meer wijzigingen in het personeelsbestand voorkomen dan zich in Europees Nederland voordoen. De scholen voor voortgezet onderwijs in Caribisch Nederland zijn zich hiervan bewust.

De leden vinden het onbestaanbaar dat het verbeterproces bij de SGB4 nog niet eens op gang is gekomen, de kwaliteit onvoldoende verbetert en dat er überhaupt nog geen zicht is op wanneer deze basiskwaliteit gaat worden bereikt. Is er sprake van sabotage door belanghebbenden, temeer omdat dit de enige school is van Bonaire? Kan de staatsecretaris aangeven hoe hij omgaat met het dilemma dat er geen alternatief is op het eiland? Moet de staatsecretaris niet direct ingrijpen en mensen uit hun functie gaan ontheffen? Wie heeft hier de regie? Waarom wordt er zo laat ingegrepen? Welke rol heeft de inspectie hierin? Zou de inspectie dergelijke toestanden ook toestaan bij een school in Europees Nederland, zo vragen de leden van de genoemde fractie.

De SGB moet van ver komen en heeft daarbij een zeer moeilijk jaar achter de rug, waarin het bestuur dat in 2015 is aangetreden voornamelijk bezig is geweest met incidenten en het bewaren van rust in de school. Dit alleen al was meer dan een dagtaak voor het bestuur. Het inspectierapport (uit 2014) over het bestuurlijk handelen heeft geleid tot een voornemen tot aanwijzing van onze kant. Die aanwijzing drong aan op het aftreden van het bestuur. Uiteindelijk heeft een bestuurswisseling plaatsgevonden en is het voornemen tot aanwijzing niet omgezet in een definitieve aanwijzing. De voorgenomen aanwijzing heeft aan alle partijen duidelijk gemaakt dat de situatie op de SGB niet langer acceptabel was. Het vormen van een nieuw bestuur heeft tijd gekost. Dit heeft hoe dan ook zijn weerslag gehad op de verbetering van onderwijskwaliteit van de SGB. Het bestuur dat is aangetreden in mei 2015 erkent de urgentie op dit punt en is hard bezig om de verbetering van de onderwijskwaliteit op de rails te krijgen en deze een nieuwe impuls te geven. Dit heeft geresulteerd in de aanstelling van een nieuwe algemeen directeur per 1 april 2016 en het ondersteunen van het bestuur door het programma «leren verbeteren» van de VO-raad.

De leerlingen en ook alle andere belanghebbenden hebben belang bij kwalitatief goed onderwijs op Bonaire en niemand is erbij gebaat om dit proces opzettelijk te saboteren. De scholen in Caribisch Nederland hebben net als de scholen in Europees Nederland een grote autonomie. De scholen zijn zelf verantwoordelijk voor het personeelsbeleid. Personeelsleden uit hun functie ontheffen valt onder het personeelsbeleid van de scholen.

Ook wij maken ons grote zorgen over de tot nu toe onvoldoende kwaliteitsverbetering op de SGB terwijl de SGB de enige school voor voortgezet onderwijs is op Bonaire. Een goede stap in de richting is echter gezet met het aantreden van dit bestuur, dat zich bewust is van de grote opgave waarvoor het staat, en met de aanstelling van de nieuwe algemeen directeur per 1 april 2016. Wij volgen de situatie op de SGB intensief en hebben meer dan met iedere andere school in Europees Nederland, contact met het bestuur, direct dan wel indirect via onze afdeling OCW bij de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN/OCW) en de inspectie. Het bestuur wordt ondersteund door het programma «leren verbeteren» dat de VO-raad met subsidie van OCW uitvoert. De inspectie is toezichthouder. Zij bezoekt jaarlijks de scholen in Caribisch Onderwijs voor een kwaliteitsonderzoek. Op basis van de inhoud van dit kwaliteitsonderzoek is het aan ons om in te grijpen. Wij zien op dit moment geen verdere reden tot ingrijpen en vinden het belangrijk dat het nieuwe bestuur en de nieuwe algemeen directeur de ruimte krijgen om hun plannen voor de verbetering van de kwaliteit uit te voeren.

De leden van de PvdA-fractie hebben met waardering kennisgenomen van de kwaliteitsverbetering bij de Gwendoline van Puttenschool op St. Eustatius. Twee jaar geleden was daar nog erg veel mis. De leden juichen toe dat zoveel vooruitgang is geboekt.

Voorts merken de leden op dat zij het wenselijk vinden dat zo spoedig mogelijk het onderwijs op alle scholen voor het voortgezet onderwijs en het mbo moeten voldoen aan de basiskwaliteit. Kunnen de bewindslieden benoemen wat hun doelstellingen zijn in dezen? De leden wijzen op de urgentie van de zaak, mede in het licht van de toekomstkansen van de betrokken scholieren en studenten. Delen de bewindslieden hun oordeel dat het niet te lang mag duren voordat er overal in Caribisch Nederland onderwijs van basiskwaliteit wordt geboden?

Wij delen de mening dat het niet te lang mag duren voordat er overal in Caribisch Nederland onderwijs van basiskwaliteit wordt aangeboden. Aan de andere kant is, zoals ook al eerder is aangegeven, de afgelopen jaren hard gewerkt door de scholen, vaak onder hoge druk. Voor die scholen die nog niet de basiskwaliteit hebben behaald, is het behalen van basiskwaliteit topprioriteit binnen de nieuwe onderwijsagenda. De afspraken in de onderwijsagenda zijn er dan ook op gericht om zo snel mogelijk de basiskwaliteit op alle aspecten te behalen en vervolgens het onderwijs verder te verbeteren.

Tevens merken de leden op dat het hen verontrust dat de SGB nog geen basiskwaliteit heeft bereikt en dat daar het verbeterproces nog niet echt op gang is gekomen. Zij wijzen in dit verband ook op de mondelinge vragen die het lid Van Laar nog in januari 2016 stelde over het besluit van de SGB om dit schooljaar geen examens in het mbo toe te laten vanwege het onvoldoende functioneren van de examencommissie5. De inspectie heeft in februari 2016 gemeld weer voldoende vertrouwen te hebben in het plan van aanpak en daarom ook hervatting van de mbo-examinering en -diplomering verantwoord te vinden. Wat zijn de uitkomsten van het onderzoek dat de inspectie in april 2016 deed naar de uitvoering van de ontwikkelde plannen voor de verbetering van de examenkwaliteit? Kan de Minister toelichten wat nu concreet het probleem was en wat er verbeterd is bij de SGB, behalve het plan van aanpak? Is de examencommissie ook vervangen/versterkt? Als er op dit moment nog niets is verbeterd, wat betekent dat dan voor de examinering en diplomering? Is die ver onder de maat, wordt er gefraudeerd, etc.?

De inspectie heeft vorig jaar, in het kader van kwaliteitsonderzoeken bij de SGB, geconstateerd dat de examinering onvoldoende van kwaliteit was. Redenen hiervoor zijn onder andere dat het examen van één van de onderzochte opleidingen onvoldoende aansluit bij het kwalificatiedossier en dat er geen praktijkexamen is gedaan. Ook is geconstateerd dat de examencommissie onvoldoende in staat was om de kwaliteit van de examinering en diplomering te borgen. Verder bleek uit informatie van de instelling dat er diploma’s van de opleiding Technical Maintenance Assistant-duiken onterecht waren afgegeven, omdat er geen examinering over het duiken was afgenomen.

Naar aanleiding van de bevindingen van de inspectie eind vorig jaar heeft de SGB voortvarend gewerkt aan plannen om de examenkwaliteit te verbeteren. Het plan betreft een vernieuwing van de hele examenorganisatie bij de SGB en een plan ter versterking van de examencommissie. Acties zijn bijvoorbeeld het laten plaatsvinden van een externe audit en training van de leden van de examencommissie en andere examenfunctionarissen. Ook bevat het plan de stappen die de examencommissie zal zetten om de kwaliteit van de examinering en diplomering continu te kunnen borgen, onder andere door vaker controles uit te voeren op de examens en de examendossiers en vaker evaluatiemomenten in te bouwen.

De plannen hebben ertoe geleid dat de inspectie in februari 2016 heeft aangegeven weer voldoende vertrouwen te hebben in hervatting van de examinering bij de SGB. De periode tussen februari 2016 en april 2016 was kort en volgens de inspectie zijn de plannen op dit moment daarom nog niet geheel geïmplementeerd.

De onderzoeken hebben laten zien dat de kwaliteit van de examinering bij de SGB onder de maat was. Dit brengt risico’s met zich mee voor het vertrouwen in diploma’s en vraagt dus om snelle en duidelijke actie van de SGB. Wij vertrouwen erop dat er met het huidige bestuur en de nieuwe algemeen directeur de komende periode duidelijke stappen zullen worden gezet in de verbetering van de examinering en de versterking van de examencommissie. Via de inspectie volgen wij de ontwikkeling op dit gebied. De inspectie doet jaarlijks onderzoek naar de kwaliteit van examinering en diplomering. Dit gebeurt steekproefsgewijs bij verschillende opleidingen. Als examinering en diplomering onvoldoende is beoordeeld, volgt een heronderzoek na een jaar.

De inspectie heeft in november 2015 geconstateerd dat er door de SGB twee mbo-opleidingen werden verzorgd waarvoor de instelling geen erkenning heeft. Kan de Kamer zo spoedig mogelijk worden geïnformeerd als er niet-erkende opleidingen niet met terugwerkende kracht worden erkend? En als dat niet gebeurt, wat daar de gevolgen van zijn voor de betreffende studenten?

Uit informatie die van de SGB is ontvangen, is gebleken dat er meer mbo-opleidingen worden verzorgd zonder erkenning. Grotendeels betreft het opleidingen waarvoor de SGB erkenning heeft ontvangen voor het verzorgen van oudere, eindtermgerichte opleidingen, maar waarvoor de SGB nu nieuwere, beroepsgerichte opleidingen aanbiedt. Voor deze opleidingen zijn inmiddels door de SGB opleidingsplannen ingediend die aansluiten bij de beroepsgerichte opleidingen. Dit geldt ook voor de twee opleidingen waarvoor de SGB geen erkenning heeft voor oudere, eindtermgerichte opleidingen. Onlangs heb ik door middel van een beschikking deze opleidingen met terugwerkende kracht erkend. Voor een aantal opleidingen geldt dat de SGB geen nieuwe cohorten mag starten vanaf het studiejaar 2016–2017, omdat op de arbeidsmarkt geen ruimte is voor extra afgestudeerden van deze opleidingen naast degene die de opleidingen nu al volgen.

Welke rol speelt bij de SGB het gegeven dat dit ook de enige school voor voortgezet onderwijs op Bonaire is, bij het bewustzijn van het bestuur van de grote opgave waarvoor het staat? Zijn er ook plannen voor het oprichten van een tweede school voor voortgezet onderwijs op Bonaire? In hoeverre is het ministerie daarbij betrokken is? Hoe denkt de Staatssecretaris over een eventuele tweede school? Kan de Staatssecretaris ook specificeren welke maatregelen het bestuur voor het voortgezet onderwijs heeft genomen sinds de publicatie van de onderhavige brief, en welke maatregelen het bestuur nog in gang gaat zetten? Kan de Staatssecretaris de actuele stand van zaken uitdrukken in termen van zicht op het bereiken van basiskwaliteit, zo vragen de genoemde leden.

Het bestuur van de SGB is zich zeer bewust dat de leerlingen op Bonaire geen andere keuze hebben voor het voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs. Het bestuur weet dat de leerlingen voor hun verdere carrière afhankelijk zijn van het onderwijs en de kwaliteit die de SGB levert. Het bestuur ervaart dit als een grote verantwoordelijkheid en doet er alles aan om de kwaliteit zo snel mogelijk te verbeteren.

Een tweede school voor voortgezet onderwijs op Bonaire kan worden opgericht indien wordt voldaan aan de vereisten die staan in de Wet Voortgezet onderwijs BES. In deze wet is aangegeven door wie en hoe een school in Caribisch Nederland kan worden opgericht. De stichtingsnormen zijn zo geformuleerd dat er in de praktijk op Bonaire niet snel een tweede school voor voortgezet onderwijs van dezelfde richting zal kunnen worden opgericht. Van een aanvraag voor een tweede school is tot nu toe geen sprake, dat maakt dat primair wordt ingezet om de kwaliteit bij de SGB te verbeteren. Scholen in Caribisch Nederland hebben dezelfde autonomie als de scholen in Europees Nederland. Het bestuur is begonnen met het herstellen van rust in de school. Daarnaast is het bestuur bezig (geweest) om de schoolorganisatie door te lichten. Het bestuur heeft een nieuwe algemeen directeur aangesteld per 1 april 2016 en het bestuur laat zich ondersteunen door het programma «leren verbeteren». OCW, inspectie en bestuur hebben ieder hun eigen rol met eigen verantwoordelijkheden. De inspectie is de toezichthouder. Zij bezoekt jaarlijks de scholen in Caribisch Onderwijs voor een kwaliteitsonderzoek. Het is nu nog te vroeg om aan te geven wanneer de SGB zicht heeft op het bereiken van de basiskwaliteit, daarvoor wachten we op de uitkomsten van het volgende kwaliteitsonderzoek.

De leden van de D66-fractie vinden het zeer zorgelijk dat de SGB nog geen basiskwaliteit heeft bereikt en dat deze basiskwaliteit ook niet in zicht is. Deze leden vragen welk traject nu wordt gevolgd om de kwaliteit te verbeteren en welke voorwaarden daarvoor noodzakelijk worden geacht.

Een bestuur en een algemeen directeur die bewust zijn van hun verantwoordelijkheid binnen de school zijn belangrijke randvoorwaarden voor het kunnen bereiken van basiskwaliteit. Het huidige bestuur van de SGB heeft zicht en begint grip te krijgen op haar positie binnen de SGB. Dit heeft geresulteerd in het per 1 april 2016 aanstellen van een nieuwe algemeen directeur. Met de invulling van de randvoorwaarden op dit moment, moeten er stappen worden gezet naar het zo snel mogelijk behalen van de basiskwaliteit. De inspectie is als toezichthouder degene die uiteindelijk aangeeft of de SGB de basiskwaliteit heeft behaald. In de nieuwe onderwijsagenda wordt voor de resterende scholen die de basiskwaliteit nog niet hebben bereikt ingezet op het zo snel mogelijk bereiken hiervan.

Middelbaar beroepsonderwijs

De leden van de VVD-fractie vragen hoe het komt dat de problemen bij het mbo pas zo laat zichtbaar zijn. Hoe kan het dat de drie mbo-scholen niet voldoen aan de eisen van de basiskwaliteit? Kan de Minister nader specificeren aan welke aspecten deze scholen nog niet voldoen?

Voordat Bonaire, Saba en Sint Eustatius openbare lichamen van Nederland werden, was er op deze eilanden geen sprake van mbo. In Bonaire was er wel iets vergelijkbaars, namelijk het secundair beroepsonderwijs, maar omdat dit niet hetzelfde betreft heeft de invoering van het mbo veel met zich meegebracht. Daarbij zijn er nog enkele bijkomende factoren, zoals de omvang van met name de mbo-afdelingen in Saba en Sint Eustatius en het verloop onder personeel, die ervoor zorgen dat de kwaliteit van het onderwijs en de examinering op de mbo-scholen in Caribisch Nederland nog niet op orde is. Wel zijn er de afgelopen jaren grote stappen gezet, zoals ook blijkt uit het rapport van Ecorys met de evaluatie van de Onderwijsagenda Caribisch Nederland.

De inspectie heeft de afgelopen jaren de mbo-afdelingen van de scholen twee maal per jaar bezocht (één keer voor onderzoek naar de examenkwaliteit en voor voortgangsgesprekken en één keer voor onderzoek naar de overige aspecten van de kwaliteit van het onderwijs). De rapporten van deze onderzoeken zijn beschikbaar op de website van de inspectie. Uit de rapporten valt op te maken dat aspecten waar nog geen basiskwaliteit is behaald, verschillen per mbo-afdeling. Duidelijk is dat de mbo-afdelingen langer de tijd nodig zullen hebben om de basiskwaliteit op alle aspecten te behalen, waarbij het tussen de afdelingen onderling verschilt hoeveel stappen er nog gezet moeten worden. Om zo snel mogelijk op alle mbo-afdelingen en voor alle aspecten te komen tot de basiskwaliteit zal in de nieuwe Onderwijsagenda Caribisch Nederland worden ingezet op het zo snel mogelijk bereiken hiervan.

Kan de Minister aangeven welke gevolgen het ontbreken van accreditatie heeft voor de leerlingen? Hoe kan een school opleidingen aanbieden die niet erkend zijn? Hoe lang is dit al? Waarom hadden ze geen erkenning? Wat doet de Minister als dit nogmaals gebeurt, zo vragen de leden.

Zoals we al hebben aangegeven worden alle opleidingen met terugwerkende kracht erkend en hierdoor heeft het verzorgen van opleidingen zonder erkenning geen gevolgen voor de studenten. Voordat een mbo-opleiding door de instelling aangeboden mag worden, moet hiervoor een opleidingsplan zijn ingediend en moet een erkenning worden verleend. Bij de meeste opleidingen die zonder erkenning worden verzorgd heeft de SGB erkenning ontvangen voor het verzorgen van oudere, eindtermgerichte opleidingen, maar biedt de SGB nu nieuwere, beroepsgerichte opleidingen aan. Mogelijk heeft de SGB zich niet gerealiseerd dat er voor het aanbieden van nieuwere, beroepsgerichte opleidingen opnieuw erkenning aangevraagd had moeten worden. De meeste opleidingen worden vanaf 1 augustus 2012 of 1 augustus 2013 verzorgd. We hebben de SGB gevraagd om maatregelen te nemen om te voorkomen dat er in de toekomst niet-erkende opleidingen worden aangeboden. Als de SGB in de toekomst opleidingen zonder erkenning aanbiedt dan zal worden overgaan tot het opleggen van sancties. Hierbij kunt u bijvoorbeeld denken aan bekostigingssancties.

De leden van de D66-fractie lezen dat twee mbo-opleidingen op de SGB niet erkend waren. Deze leden vragen wanneer de (oud-)leerlingen van deze opleidingen zekerheid krijgen of hun opleidingen alsnog worden erkend.

Zoals we hierboven al hebben aangegeven werden er meer opleidingen verzorgd zonder erkenning. We hebben de SGB onlangs geïnformeerd dat deze opleidingen alsnog erkend worden.

Sociale kanstrajecten jongeren (SKJ)

Het is de leden van de VVD-fractie opgevallen dat er sinds 2010 weinig studenten zijn ingestroomd in de sociale kanstrajecten. Kan de Minister aangeven waarom dit zo is? Waarom maakt een groot deel van hen het traject niet af? Heeft de Minister absolute aantallen? De leden hebben met verbazing gelezen dat de SKJ sinds 2013 niet opnieuw bezocht is door de inspectie. Kan de Minister aangeven of zij dit spoedig wel gaat doen? Zo nee, waarom niet, zo vragen de leden.

De aantallen studenten in de SKJ moeten in verhouding gezien worden tot de eilandpopulatie. Met name op Sint Eustatius lijkt het aantal studenten (relatief) laag en is de ongediplomeerde uitstroom hoog. De instellingen voor SKJ geven in het algemeen aan dat de lage onkostenvergoeding voor de studenten het voortijdig beëindigen van het SKJ-traject versterkt. Wanneer hen een (tijdelijke) betaalde baan wordt aangeboden, accepteren ze die vaak en stoppen ze met het traject. Omdat het vaak gaat om tijdelijke banen zonder doorgroeimogelijkheden komen de studenten daarna weer in de oude positie terecht. Soms melden ze zich dan ook weer voor het SKJ aan. In Sint Eustatius waren in 2015 12 deelnemers aan de SKJ. In de jaren daarvoor was dat aantal beduidend lager. Op Bonaire waren er circa 120 deelnemers en op Saba ongeveer 5.

De inspectie heeft sinds 2013 geen kwaliteitsonderzoeken uitgevoerd bij Forma, de SKJ-instelling op Bonaire, omdat de basiskwaliteit (als eerste instelling in Caribisch Nederland) was bereikt, maar heeft de instelling wel bezocht. Dit sluit aan bij het idee van proportioneel toezicht, zoals we dat ook in Europees Nederland kennen. Er zijn voortgangsgesprekken gevoerd met Forma en er is en tussentijds contact geweest. Verder heeft de instelling de inspectie geïnformeerd over de ontwikkelingen op de instelling (resultaten en ontwikkeling kwaliteitszorg). In september/oktober 2016 doet de inspectie weer onderzoek naar de kwaliteit bij Forma, conform de afspraken in de onderwijsagenda. De SKJ’s op de bovenwinden zijn de afgelopen jaren twee keer per jaar bezocht. Op Sint Eustatius is bij elk bezoek ook overleg geweest met de Raad van Toezicht.

Expertisecentra Onderwijszorg (EOZ)

De leden van de D66-fractie lezen dat het Expertisecentrum Onderwijszorg Bonaire nog geen basiskwaliteit heeft. Deze leden willen weten welke gevolgen dit heeft voor de zorgleerlingen op Bonaire en of zij ook alternatieve ondersteuning krijgen. Ook vragen deze leden op welke manier ervoor zal worden gezorgd dat het Expertisecentrum zo snel mogelijk wel aan de basiskwaliteit zal voldoen.

Om de ontwikkeling van het Expertisecentrum Onderwijszorg Bonaire te ondersteunen, zijn vanaf het schooljaar 2015–2016 aanvullende middelen ter beschikking gesteld. Deze middelen worden tot 2020 gecontinueerd. Ook de Expertisecentra Onderwijszorg op Saba en Sint Eustatius krijgen tot 2020 aanvullende middelen.

Om basiskwaliteit te bereiken is het nodig dat het Expertisecentrum Onderwijszorg Bonaire zelf de expertise ontwikkelt om de nodige onderwijskundige ondersteuning op de werkvloer te bieden. Volgens de inspectie is op dit punt een positieve ontwikkeling ingezet doordat het bestuur een nieuwe directeur en enkele nieuwe medewerkers heeft kunnen aanstellen. Verder wordt het Expertisecentrum Onderwijszorg ondersteund door een bestuurscoach.

Taal

De leden van de VVD-fractie vragen of de Minister zich ervan bewust is dat een keuze voor onderwijs in het Papiaments tot gevolg heeft dat aansluiting op onderwijs in het buitenland wordt bemoeilijkt.

We zijn ons ervan bewust dat de instructietaal/-talen in het onderwijs zodanig moeten zijn gekozen dat leerlingen in staat zijn om het onderwijs goed te kunnen volgen en zich zo kunnen ontwikkelen dat ze goed zijn voorbereid op hun vervolgopleiding. Zoals u bekend is heeft de Taalunie geadviseerd het Nederlands al vroeg in het basisonderwijs te introduceren, maar wel met versterkte aandacht voor behoud en versterking van het Papiaments in en buiten de school. Op basis van gesprekken die de Taalunie op Bonaire en de andere Benedenwindse eilanden heeft gevoerd, constateert zij dat het beschikbare aanbod aan Papiamentstalig schriftelijk materiaal niet voldoende is om de algemene ontwikkeling van kinderen over de volle breedte te kunnen stimuleren. De consequentie daarvan is dat gebruik moet worden gemaakt van het grotere aanbod aan materialen in andere talen.

Tot slot

De leden van de VVD-fractie begrijpen dat het verbeteren van de onderwijskwaliteit tijd kost, maar acht jaar vinden de leden behoorlijk lang. In 2008 schoten alle scholen ernstig tekort, in 2011 is verbetering ingezet en anno 2016 zijn we er nog steeds niet. Waarom duurt dit traject zo lang? Dit gaat, zo merken de leden op, ten koste van de leerlingen.

Gerealiseerd moet worden dat scholen in Caribisch Nederland is gevraagd om zaken voor elkaar te krijgen waar scholen in het Europese deel van Nederland vaak veel langer de tijd voor hebben gekregen. Dit heeft veel inzet van de betrokkenen en een goede ondersteuning gevergd.

Ecorys heeft in opdracht van OCW de resultaten van de Onderwijsagenda voor Caribisch Nederland geëvalueerd en zij geeft juist aan dat op onderdelen de doelstellingen in de onderwijsagenda ambitieuzer zijn geformuleerd dan in de praktijk realistisch bleek. Zo is onderschat hoeveel er gevraagd werd van het absorptievermogen van besturen, directies, leerkrachten en leerlingen om gelijktijdig aan vele verbeterpunten te werken in een relatief kort tijdsbestek.

Vastgesteld moet worden dat er door zeer veel betrokkenen in het onderwijsveld in Caribisch Nederland bijzonder hard gewerkt is.

Kunnen de Minister en de staatsecretaris aangeven of er in sommige gevallen misbruik wordt gemaakt van de situatie doordat er geen alternatieven zijn? Moeten de Minister en staatsecretaris niet harder doorpakken en steviger inzetten om de kwaliteit sneller op niveau te brengen? Wat voor ondersteuning geven bewindslieden om de kwaliteit van het onderwijs en de kennis en kunde van de onderwijzers te verbeteren?

Wij hebben geen aanwijzingen dat er misbruik wordt gemaakt van de situatie doordat er geen alternatieven zijn. De besturen willen kwalitatief goed onderwijs aan hun leerlingen bieden. Zoals eerder aangegeven, heeft het voornemen tot het geven van een aanwijzing aan het bestuur van de SGB geleid tot een volledig nieuwe samenstelling van dat bestuur. Scholen worden ondersteund via bestuurscoaches en docentcoaches. Extra financiële middelen zijn ingezet om leraren via scholing bevoegd dan wel bekwaam te maken.

Functioneert de inspectie wel naar behoren? Is er sprake van andere maatstaven bij de inspectie tussen scholen in Caribische Nederland en Europees Nederland?

Wij hebben het volste vertrouwen in het functioneren van de inspectie. Ook de onderwijsprofessionals op de eilanden zijn tevreden over de werkwijze van de inspectie. Zij zeggen in de rapporten van het SCP «Vijf jaar Caribisch Nederland gevolgen voor de bevolking» en van Pro Facto «Vijf jaar Caribisch Nederland werking van de wetgeving»6 dat de inspectie weliswaar kritisch is, maar dat dit de school scherp houdt en dat de inspectie meedenkt met de scholen.

Voor Caribisch Nederland gelden dezelfde maatstaven, maar de inspectie geeft geen eindoordeel over de opbrengsten omdat dit vanwege de taalsituatie (voor het merendeel van de leerlingen is Nederlands niet de moedertaal) niet te vergelijken is. De werkwijze voor de scholen die basiskwaliteit hebben bereikt verandert per 1 augustus 2017. Deze scholen krijgen minder intensief toezicht; tweejaarlijks onderzoek dat gericht is op de verdere verbetering van het onderwijs. De inspectie zal de scholen informeren over het waarderingskader.

Voorts vinden de leden dat het lokaal bestuur op de BES7op dit vlak uiteraard ook een heel duidelijke verantwoordelijkheid heeft. Hoe pakt men dit samen op? Hoe staat het met de effecten van het beleid? Zijn de middelen goed ingezet en verantwoord? Het gaat daarbij zowel om inzet van expertise als om inzet van geld. Kan worden gezegd dat deze middelen op de goede plek terecht zijn gekomen, zo vragen deze leden.

Met het lokale bestuur wordt door onder andere RCN/OCW regelmatig over de voortgang van de verbetering van de kwaliteit van het onderwijs gesproken.

De door Ecorys uitgevoerde evaluatie geeft een goed zicht op de effecten van het beleid. Ecorys concludeert dat er binnen een relatief korte periode zichtbare en indrukwekkende resultaten zijn geboekt. Zo is de basiskwaliteit behaald bij 15 van de 24 instellingen. Ook zijn er grote stappen gezet in het verbeteren van de governance structuur op de scholen en zijn er zichtbare resultaten op het gebied van betere huisvesting en de beschikbaarheid van lesmaterialen. Ecorys stelt dat er op de goede prioriteiten is ingezet en dat bijna alle ingezette instrumenten doelmatig waren. Ecorys is met name positief over de inzet van de schoolcoach en bestuurscoach voor het primair onderwijs. Over het algemeen kan worden gesteld dat de middelen van de onderwijsagenda goed om hun plek terecht zijn gekomen.

De leden van de PvdA-fractie merken op dat naar verwachting in het najaar een nieuwe onderwijsagenda kan worden vastgesteld. De leden zijn positief gestemd over deze aanpak, maar zij vragen de Minister en Staatssecretaris of zij een indicatie kunnen geven wat daar ongeveer in komt te staan en of er al iets meer bekend is over succesfactoren.

Op dit moment wordt door RCN/OCW en de scholen, samen met andere betrokkenen zoals de openbare lichamen, aan de voorbereiding van een nieuwe onderwijsagenda gewerkt. Daarbij zullen wij ons conform de aanbevelingen van Ecorys grotendeels richten op dezelfde prioriteiten die ook in de huidige onderwijsagenda staan. Ook in de inspectierapporten komen deze onderwerpen terug. Het gaat dan om thema’s als de zorgstructuur, versterken bestuurskracht, verder verbeteren van de kwaliteit en de onderwijsresultaten. We kunnen nog niet vooruit lopen op de invulling van de thema’s, omdat we nog gesprekken voeren met de onderwijsprofessionals op de eilanden.


X Noot
1

SGB: Scholengemeenschap Bonaire.

X Noot
2

Handelingen II 2015/16, nr. 40, item 2.

X Noot
3

BES: eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

X Noot
4

SGB: Scholengemeenschap Bonaire.

X Noot
5

Handelingen II 2015/16, nr. 40, item 2.

X Noot
6

Onderzoeksrapporten behorende bij het rapport van de evaluatiecommissie Caribisch Nederland, onder voorzitterschap van mw. drs. J.W.E. Spies, over de uitwerking van de nieuwe staatkundige structuur van Caribisch Nederland: «Vijf jaar verbonden: Bonaire, Sint Eustatius en Saba en Europees Nederland» (Kamerstuk 34 300 IV, nr. 23)

X Noot
7

BES: eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

Naar boven