31 568 Staatkundig proces Nederlandse Antillen

Nr. 128 BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 maart 2013

Hierbij bieden wij uw Kamer het rapport aan van de Raad voor de Rechtshandhaving over hulp aan slachtoffers van delicten in Caribisch Nederland aan.1

Inleiding

De Raad voor de Rechtshandhaving heeft onderzocht hoe de slachtofferhulp in Caribisch Nederland is vormgegeven, of slachtofferhulp en de positie van slachtoffers voldoende is geborgd in vigerende wet- en regelgeving en of de geboden hulp aan slachtoffers voldoende effectief is.

«Het slachtoffer centraal» is één van de zeven hoofdthema’s van het Ministerie van Veiligheid en Justitie voor deze kabinetsperiode. Daarom hechten wij veel waarde aan dit rapport.

In deze brief ontvangt u de in de Consensus-Rijkswet Raad voor de Rechtshandhaving voorgeschreven beleidsreactie op het genoemde rapport.

De beleidsreactie gaat in op de conclusies en aanbevelingen van het rapport.

Voorafgaand aan de inhoudelijke reactie, willen wij er nadrukkelijk op wijzen dat het kwaliteitsniveau van de dienstverlening in Caribisch Nederland niet vergeleken kan worden met het niveau in Europees Nederland. Onder verwijzing naar de brieven van 4 oktober 2010 (Kamerstuk 32 500 VI, nr. 7) en van 18 januari 2012 (Kamerstuk 31 568, nr. 91) berichten wij u dat het ministerie van Veiligheid en Justitie op de drie eilanden van Caribisch Nederland gefaseerd verbetermaatregelen doorvoert op het terrein van Veiligheid en Justitie, dat geldt ook voor de in het rapport onderzochte hulp aan slachtoffers.

Met het oog op de verwachtingen aangaande de justitievoorzieningen in Caribisch Nederland is van belang te melden dat bepaalde voorzieningen die in Europees Nederland aanwezig zijn momenteel niet beschikbaar zijn in Caribisch Nederland en er (voor een deel) ook niet zullen komen. De geografische omstandigheden, de economische situatie en de maatschappelijke behoeften in Caribisch Nederland verschillen sterk van de situatie in Europees Nederland.

In dit kader is het van belang dat een vorig kabinet in 2008 heeft besloten dat de Openbare Lichamen vooralsnog de EU-status van LGO (Landen en Gebieden Overzee) behouden en dat de Antilliaanse wetgeving in eerste instantie zoveel mogelijk wordt gehandhaafd.

Rekening houdend met voornoemde fasering en LGO-status heeft de visie op slachtoffers, die recentelijk aan uw Kamer is toegezonden (Kamerstuk 33 552, nr. 2), net als bijvoorbeeld Europese richtlijnen, geen betrekking op Caribisch Nederland.

Na de staatkundige hervorming van 10-10-2010 is er al veel geïnvesteerd om de hulp aan slachtoffers op de eilanden van Caribisch Nederland vorm te geven. De aanbevelingen van de Raad zien wij dan ook als een ondersteuning van het ingezette beleid om de slachtofferhulp zowel in Europees- als in Caribisch Nederland verder te professionaliseren.

Conclusies en aanbevelingen

In haar rapport concludeert de Raad dat het Bureau Slachtofferhulp (BSH), daar waar dit in Caribisch Nederland daadwerkelijk operationeel is, ondanks de geconstateerde tekortkomingen, naar behoren functioneert. De uitvoering van slachtofferhulp in de praktijk kenmerkt zich volgens het rapport door een praktisch en gedreven opstelling waarbij het slachtoffer centraal staat.

De Raad concludeert daarnaast dat verankering van de positie van slachtoffers in wet- en regelgeving in Caribisch Nederland minder ver gaat dan de aanbevelingen van de VN2 ten aanzien van de grondrechten voor slachtoffer van delicten. De vigerende wet- en regelgeving kent niet het begrip slachtoffer zoals opgenomen in de artikelen 1 en 2 van de VN-verklaring van basisprincipes voor slachtoffers dat als toetsingskader voor het rapport heeft gefungeerd.

De aanbevelingen van de Raad beslaan op hoofdlijnen de volgende punten:

  • 1. Behoud aandacht voor het verder professionaliseren van het BSH

    • Verbeter bedrijfsvoeringsprocessen, werkprocessen en administratie

    • Versterk de rechtspositie van de medewerkers

    • Stel roosters en piketregelingen op en zorg voor een overzichtelijke verdeling van uit te voeren werk

    • Richt bij politie een sluitende procedure in voor aanmelden van slachtoffers bij BSH

    • Ontvlecht dubbelfuncties en maak onderscheid tussen slachtofferzorg (taak Korps Politie) en slachtofferhulp (taak BSH) zowel organisatorisch als in de begroting

  • 2. Zorg op korte termijn voor faciliteiten op Saba en St. Eustatius om ook daar de primaire behoefte aan slachtofferhulp te kunnen bieden

  • 3. Bezie de mogelijkheden om de opvang van huiselijk geweld te organiseren

  • 4. Standaardiseer en implementeer de controle op de tenuitvoerlegging van vonnissen waarbij tevens een schadevergoeding aan slachtoffers is opgelegd

Beleidsreactie

Wij delen de conclusies van het rapport en zijn voornemens te blijven investeren in het professionaliseren van het BSH. Daartoe komen wij tot de volgende reactie op de aanbevelingen.

  • 1. De Minister van Veiligheid en Justitie zal, als korpsbeheerder, de korpschef van het Korps Politie Caribisch Nederland vragen om bedrijfsvoerings-processen, (financiële) administratie en werkprocessen rond slachtofferhulp verder te professionaliseren. Daarbij verdienen de piketdienst, de werkroosters en de rechtspositie van de vrijwillige medewerkers van het BSH extra aandacht.

    De aanmelding van slachtoffers, door politie bij BSH, moet administratief zo worden ingericht dat, tenzij het slachtoffer daar bezwaar tegen maakt, alle zaken gegarandeerd bij het BSH worden aangemeld.

    De aanbeveling om de dubbelfunctie van de coördinator slachtofferschap en bedrijfsmaatschappelijk werker te ontvlechten, zal met het oog op de locale context en schaalgrootte enkel ter overweging aan de korpschef worden meegegeven. De huidige situatie heeft ondanks de theoretisch tegenstrijdige belangen tot op heden nooit tot problemen geleid.

    Wat op korte termijn meer van belang wordt geacht is het helder onderscheiden van slachtofferhulp (taak BSH) en slachtofferzorg (taak OM en politie). Het advies aan de korpschef is dan ook om taken van slachtofferhulp en slachtofferzorg los van elkaar te definiëren, zodat de coördinator en de vrijwilligers van het BSH duidelijk weten wat er van hen wordt verwacht en welke taken specifiek tot politiezorg behoren.

  • 2. Rekening houdend met de kleinschaligheid wordt, samen met vrijwilligers en de ketenpartners van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), gewerkt aan een praktische inrichting van facilitaire voorzieningen op Saba en St. Eustatius voor het bieden van de primaire behoefte aan slachtofferhulp.

  • 3. Rekening houdend met de beperkte schaalgrootte en het beperkte niveau van voorzieningen zal de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie samen met de Staatssecretaris van VWS bezien op welke wijze opvang van slachtoffers van huiselijk geweld op Caribisch Nederland gerealiseerd kan worden. In dit verband is van belang te melden dat Nederland het verdrag inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld van de Raad van Europa op 14 november jl. heeft getekend. Caribisch Nederland is daarbij niet uitgesloten. Het Verdrag inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld ziet ondermeer toe op passende opvang van slachtoffers van huiselijk geweld, zowel in Europees als in Caribisch Nederland.

De Staatssecretaris van VWS, de Minister van Onderwijs Cultuur en Wetenschap (OCW) en de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie zijn bezig met het opstellen van een implementatieplan voor de invoering van uit het Verdrag voortvloeiende acties in Nederland. Naar verwachting wordt dit plan nog in 2013 aan uw Kamer toegezonden. De voorbereidingen, waaronder het in kaart brengen van de gevolgen voor Caribisch Nederland, zijn reeds in gang gezet. De mogelijkheden voor opvang van slachtoffers van huiselijk geweld alsook de opvang van daders bij het opleggen van een tijdelijk huisverbod worden daarin meegenomen.

  • 4. Op verschillende wijzen wordt het belang van het slachtoffer tijdens het strafproces door het Openbaar Ministerie bewaakt, ten aanzien van controle op de tenuitvoerlegging constateert de Raad wel enkele verbeterpunten. Wij onderschrijven de aanbeveling van de raad om de controle op de tenuitvoerlegging van vonnissen, waarbij tevens een schadevergoeding aan slachtoffers is opgelegd, te standaardiseren en om die standaarden ook binnen het werkproces te implementeren. Wij zullen de Hoofdofficier van Justitie verzoeken om hieraan uitvoering te geven.

Slot

Wij vertrouwen erop dat met het treffen van de besproken maatregelen constructief wordt bijgedragen aan een verdere professionalisering van de hulp aan slachtoffers in Caribisch Nederland.

Met het oog op de conclusie ten aanzien van het VN-verdrag hebben wij reeds gewezen op de afspraken die met de staatkundige hervorming zijn gemaakt ten aanzien van legislatieve terughoudendheid en de verschillen die daardoor tussen Europees Nederland en Caribisch Nederland bestaan. Aangezien de Raad concludeert dat het BSH is geslaagd om ondanks deze verschillen de huidige slachtofferzorg in de praktijk naar behoren in te richten, zien wij geen aanleiding om de overeengekomen legislatieve terughoudendheid op dit punt te doorbreken.

Belangrijk is dat recht wordt gedaan aan slachtoffers. Erkenning en zorgvuldige bejegening van slachtoffers is daarbij van het allergrootste belang. Het bieden van ondersteuning door het BSH aan slachtoffers voorziet in dit belang. Met de hierboven geschetste verbeteringen komt een praktische, slachtoffergerichte zorg voor nog meer slachtoffers in Caribisch Nederland daadwerkelijk binnen bereik.

De minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

X Noot
2

Declaration of Basic Principles of Justice for Victims of Crime and Abuse of Power, resolution 40/34 of 29 November 1985.

Naar boven