31 560 Voorstel van wet van de leden Ten Hoopen, Slob en Van der Burg tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, de Leegstandwet, en enige andere wetten in verband met het verder terugdringen van kraken en leegstand (Wet kraken en leegstand)

E NADER VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIES1 VOOR VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEU / WONEN, WIJKEN EN INTEGRATIE EN VOOR JUSTITIE

Vastgesteld 15 april 2010

De memorie van antwoord heeft de commissies aanleiding gegeven tot het maken van de volgende nadere opmerkingen en het stellen van de volgende nadere vragen.

1. Inleiding

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van de memorie van antwoord van de indieners2 en de reactie van de regering3 op het voorlopig verslag. Deze leden hebben nog enkele vragen en opmerkingen aan de indieners van het voorstel.

De leden van de PvdA-fractie wensen hun waardering uit te spreken voor de uitgebreide beantwoording van de zijde van de indieners op de vele aan hen gestelde vragen. Zij willen hen, in aanvulling op wat er over dit thema is gewisseld, nog de volgende vragen voorleggen.

De leden van de fracties van Groen Links en SP sluiten zich aan bij de vragen van CDA en en PvdA onder het kopje «op welke schaal doet het kraakprobleem zich voor?»

2. Noodzaak en doelstelling

Frictie leegstand – overschot woningzoekenden

Uit recente gegevens (zie De Vitale Stad, december 2009, jaargang 12) kan worden afgeleid dat 40.000 verdiepingen boven winkels leeg staan, terwijl er een overschot is aan woningzoekenden. De vraag werpt zich op, op welke wijze dit wetsvoorstel voorziet in de aanpak van juist deze problematiek.

Ook vragen de leden van de CDA-fractie zich af of de indieners het met deze leden eens zijn dat aangaande de hier geschetste problematiek gemeenten, corporaties en eigenaren van panden een adequaat antwoord zullen moeten vinden. Hoe zien de indieners dat, zo is de vraag.

Op welke schaal doet het kraakprobleem zich voor?

Een belangrijk onderdeel van de analyse van de problematiek is de vraag in welke mate het kraakprobleem zich ook buiten de stad Amsterdam voordoet, althans in die mate dat een regeling bij formele wet evenredig en proportioneel is. Uit de memorie van antwoord leiden de leden van de CDA- en PvdA-fractie af dat ook de indieners herhaaldelijk Amsterdam aanhalen als het centrum van de kraakwereld en -problematiek.

Uit recent onderzoek door de afdeling Strafrecht en Criminologie van de Vrije Universiteit van Amsterdam, F. van Gemert et al, 2010, «Kraken in Amsterdam anno 2009», kan worden afgeleid dat niet alleen het aantal het aantal krakers in juist Amsterdam fors is gedaald, maar dat tevens de problematiek zich ook beperkt tot datzelfde Amsterdam. Conclusie van de onderzoekers is onder meer dat er ook niet gesproken kan worden van een verharding van de problematiek, zie p. 74 van het rapport.

Uit het voornoemde onderzoek van de VU over kraken in Amsterdam anno 2009 komen als voornaamste conclusies naar voren, dat de Nederlandse kraakbeweging is «gepacificeerd» en dat ontruimingen in de meeste gevallen volgens een bepaald vast ritueel verlopen, waarin ook van de kant van de politie de-escalerend optreden de norm is. De leden van de CDA- en PvdA-fractie vragen of de indieners dit beeld herkennen. Zijn zij niet beducht dat een strafbaarstelling de door gemeente, politie en justitie opgebouwde de-escalatie teniet zal doen? Zo nee, waarom niet? Hoe waarderen zij in dit verband de observatie aan het slot van het rapport, dat de vorm en de aanpak van kraken in landen waar kraken verboden is meer verbonden is met geweld en illegaliteit? Achten zij dit signaal niet relevant, en zo ja waarom?

Deze leden verzoeken, mede namens de leden van de fracties van Groen Links en SP, de indieners een reactie te geven op de uitkomsten van dit onderzoek en verzoeken tevens aan te geven welke gevolgen deze uitkomsten hebben voor het wetsvoorstel zoals dat nu aan de Eerste Kamer voorligt.

3. Leegstandbeleid gemeenten en uitvoeringsaspecten

«Voordracht» in plaats van «vordering»

In de memorie van antwoord geven de indieners aan dat het met dit wetsvoorstel geïntroduceerde strafrechtelijke verbod op kraken een lang gekoesterde wens is van de Tweede Kamer, omdat hierin tot uitdrukking komt «dat kraken niet kan en niet mag» (memorie van antwoord, pag. 9). Bezwaren over een verstoring van het in de loop der jaren bereikte evenwicht tussen de belangen van huiseigenaren (en soms speculanten) die een huis of gebouw lang, tot zeer lang laten leegstaan en woningzoekenden die mede hierdoor onnodig lang op geschikte woonruimte moeten wachten, worden gepareerd met het argument dat het wetsvoorstel gemeenten meer handvatten biedt om op te treden tegen leegstand. Daarbij is, mede op verzoek van de gemeenten, in de formulering gekozen voor een «voordracht» in plaats van een «vordering», aldus de memorie van antwoord. Gemeenten immers hebben de indieners laten weten dat een «vordering» het probleem teveel naar de gemeente toe haalt. Wordt hiermee bedoeld dat een «vordering» voor gemeenten minder vrijblijvend is dan een voordracht, ofwel gemeenten meer beleidsruimte biedt om al dan niet te acteren? Zo nee, wat wordt er dan wel bedoeld?

Een goed gebruik van de instrumenten

Het gebruik van het instrument is afhankelijk van de vraag of de gemeente overtuigd is van nut en noodzaak, aldus de indieners (memorie van antwoord, pag. 12). Op de vraag van de leden van de PvdA-fractie of zij niet beducht zijn dat deze tegenhanger van het kraakverbod in de praktijk een lege huls zal blijken te zijn, luidt hun antwoord op diezelfde pagina dat «een goed gebruik van de aangeboden leegstand instrumenten er toe leidt dat er geen sprake is van een lege huls». Kunnen de indieners aangeven wat zij met deze kwalificatie bedoelen? Op welk moment is er in hun visie sprake van een «goed gebruik»? En, nog belangrijker, welke indicatie hebben zij dat gemeenten dit «goede gebruik» ook zullen aanwenden, nu zowel de VNG als de G-4 hebben laten weten geen voorstander van dit wetsvoorstel te zijn en er hiervoor geen extra middelen ter beschikking worden gesteld? Is het hierboven aangehaalde antwoord op de vraag naar het gevaar van de «lege huls» daarmee niet meer een formeel dan een inhoudelijk antwoord? Zo nee, waarom niet? Hoeveel gemeenten zijn er nu wèl voorstander van dit wetsvoorstel, en welke zijn dit? Kunnen de indieners hier een lijst van produceren?

4. Juridische aspecten – strafmaat

De leden van de CDA-fractie herhalen hun vraag betreffende de strafmaat die wordt voorgesteld in het voorstel van wet. In het voorstel wordt deze stafmaat flink verhoogd. In het oorspronkelijke wetsvoorstel was sprake van een gevangenisstraf van 4 maanden of geldboete van de derde categorie en bij meerdere personen een verhoging van de straf met een derde. Door nota van wijziging4 (31 560, nr. 20) komt het voorstel nu te luiden: «gevangenisstraf van een jaar» en (bij meerdere personen) «twee jaren of geldboete van de vierde categorie». Deze forse verhoging roept bij de leden van de CDA-fractie de vraag op of de indieners willen aangeven op welke gronden zij menen dat de stafmaat op deze wijze verhoogd moet worden, anders dan op basis van het feit dat de indieners beoogden om een meerderheid in de Tweede Kamer voor het voorstel te krijgen.

De leden van de commissies zien de reactie van de indieners met belangstelling tegemoet.

De voorzitter van de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu / Wonen, Wijken en Integratie,

Meindertsma

De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie,

Van de Beeten

De griffier van de commissies,

Kim van Dooren


XNoot
1

Samenstelling: Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu / Wonen, Wijken en Integratie:

Van den Berg (SGP), Meindertsma (PvdA) voorzitter, Meulenbelt (SP), Rosenthal (VVD), Swenker (VVD), Slagter-Roukema (SP), Schouw (D66), Putters (PvdA), Eigeman (PvdA), Leijnse (PvdA), Thissen (GL), Slager (SP), Hendrikx (CDA), De Boer (CU), Willems (CDA), Hofstra (VVD), Asscher (VVD), Goijert (CDA), Huijbregts-Schiedon (VVD), Laurier (GL), Meurs (PvdA), Leunissen (CDA), De Vries-Leggedoor (CDA) vicevoorzitter, Janse de Jonge (CDA), Koffeman (PvdD), Böhler (GL), Kuiper (CU), Lagerwerf-Vergunst (CU), Smaling (SP) en Yildirim (Fractie-Yildirim).

Samenstelling Justitie:

Holdijk (SGP), Dölle (CDA), Tan (PvdA), Van de Beeten (CDA) voorzitter, Broekers-Knol (VVD), De Graaf (VVD), Kneppers-Heynert (VVD), Kox (SP), Westerveld (PvdA) vicevoorzitter, Doek (CDA), Engels (D66), Franken (CDA), Peters (SP), Quik-Schuijt (SP), Haubrich-Gooskens (PvdA), Ten Horn (SP), Janse de Jonge (CDA), Koffeman (PvdD), Böhler (GL), Van Bijsterveld (CDA), Strik (GL), Lagerwerf-Vergunst (CU), De Vries (PvdA), Duthler (VVD) en Yildirim (Fractie-Yildirim).

XNoot
2

Kamerstuk EK, 2009–2010, 31 560, C.

XNoot
3

Kamerstuk EK, 2009–2010, 31 560, D.

XNoot
4

Kamerstuk TK, 2009–2010, 31 560, 20.

Naar boven