31 549 Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met nationale visa en andere onderwerpen

H VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 27 september 2012

Tijdens het plenaire debat over het wetsvoorstel invoering visumplicht vreemdelingen (Kamerstukken 31 549) heeft de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel de Eerste Kamer toegezegd de uitspraak van het Hof van Justitie d.d. 26 april 2012 (zaak C -508/10) inzake legeskosten en de gevolgen hiervan voor aspecten van legesheffing te bestuderen en de Kamer daarover te informeren.1 Bij brief van 4 juli 20122 heeft de minister vervolgens een eerste reactie gegeven.

Naar aanleiding daarvan heeft de vaste commissie voor Immigratie en Asiel / JBZ-Raad de minister op 14 september 2012 een brief gestuurd.

De minister heeft op 24 september 2012 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Immigratie en Asiel / JBZ-Raad, Kim van Dooren

BRIEF AAN DE MINISTER VOOR IMMIGRATIE, INTEGRATIE EN ASIEL

Den Haag, 14 september 2012

Tijdens het plenaire debat over het wetsvoorstel invoering visumplicht vreemdelingen (Kamerstukken 31549) hebt u de Eerste Kamer toegezegd de uitspraak van het Hof van Justitie d.d. 26 april 2012 (zaak C -508/10) inzake legeskosten en de gevolgen hiervan voor aspecten van legesheffing te bestuderen en de Kamer daarover te informeren.1 Bij brief van 4 juli 2012 hebt u vervolgens een eerste reactie gegeven. Uw brief betrof uitsluitend de leges voor langdurig ingezeten derdelanders, alsmede de leges voor de verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd regulier. Met betrekking tot de gevolgen van de uitspraak van het Hof voor de overige leges, bijvoorbeeld die voor gezinshereniging en gezinsvorming, kon u nog geen uitspraken doen. U kondigde vervolgens

nader onderzoek hiernaar aan.

De commissie legt u graag de volgende vragen voor. Wat houdt het onderzoek in waarnaar u in uw brief verwijst, en welke gronden ziet u voor een mogelijk ander oordeel van het Hof van Justitie over de leges bij gezinshereniging dan bij de leges voor langdurig ingezetenen in de zin van Richtlijn 2003/109/EG? Bent u bereid om de Eerste Kamer zo spoedig mogelijk uitsluitsel te geven, in elk geval uiterlijk eind september 2012? Betekent uitstel van de beantwoording en van uw beslissing op dit punt dat alle leges die sinds het arrest van 26 april 2012 voor gezinshereniging teveel zijn of zullen worden betaald ook aan de betrokkenen zullen worden gerestitueerd?

De commissie stelt een beantwoording binnen twee weken op prijs.

Voorzitter van de vaste commissie voor Immigratie & Asiel / JBZ-raad, P. L. Meurs

BRIEF VAN DE MINISTER VOOR IMMIGRATIE, INTEGRATIE EN ASIEL

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 september 2012

In deze brief beantwoord ik de volgende vragen, die u in uw brief van 14 september jl. hebt gesteld:

  • a. Wat houdt het onderzoek in waarnaar u in uw brief van 4 juli jl. verwijst;

  • b. welke gronden u ziet voor een mogelijk ander oordeel van het Hof van Justitie over de leges bij gezinshereniging dan bij de leges voor langdurig ingezetenen in de zin van Richtlijn 2003/109/EG;

  • c. worden de leges voor gezinshereniging die te veel zijn betaald, gerestitueerd vanaf 26 april jl.

Ad. a:

Naar aanleiding van de uitspraak van het EU-Hof van 26 april jl. inzake de leges voor langdurig ingezeten derdelanders, heb ik onderzocht of deze uitspraak zou moeten leiden tot een verlaging van de leges voor de aanvraag om een mvv/verblijfsvergunning voor andere verblijfsdoelen waarop een EU-richtlijn van toepassing is. Het gaat daarbij om gezinshereniging, studie, wetenschappelijk onderzoek, arbeid en hooggekwalificeerde arbeid. Ik stel me op het standpunt dat de leges voor deze verblijfsdoelen niet verlaagd hoeven te worden, omdat de positie van langdurig ingezeten derdelanders in belangrijke mate verschilt van die van andere immigranten die voor het eerst om toelating vragen.

Ad. b:

Aangezien de zaak van de leges gezinshereniging onder de rechter (Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State) is, kan ik hierop niet uitgebreid ingaan. Wel wijs ik erop dat de positie van de vreemdeling die de status van langdurig ingezetene aanvraagt, c.q. met deze status vanuit een andere EU-lidstaat naar Nederland komt, verschilt van die van andere vreemdelingen die verblijf in Nederland aanvragen. Immers langdurig ingezeten derdelanders verblijven al ten minste vijf jaar rechtmatig in Nederland c.q. een andere EU-lidstaat, hun eerste toelating is derhalve al getoetst en zij zijn bekend bij de autoriteiten. Dit geldt niet voor de vreemdelingen die voor het eerst toelating aanvragen. Dit belangrijke verschil rechtvaardigt dan ook een verschil in de hoogte van de leges van de desbetreffende categorieën vreemdelingen.

Ad. c:

Aangezien de uitspraak van het EU-Hof van 26 april jl. betrekking heeft op de leges voor de aanvraagprocedures voor langdurig ingezeten derdelanders, worden de teveel betaalde leges voor deze aanvraagprocedure gerestitueerd. Het EU-Hof heeft zich niet uitgesproken over andere leges, waaronder die voor de aanvraagprocedure voor gezinshereniging; ik deel dan ook niet de aanname dat deze leges te hoog zijn en dat er noodzaak is voor restitutie vanaf 26 april jl.

Een afschrift van deze brief verzend ik aan de Tweede Kamer.

De minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, G. B. M. Leers


X Noot
1

Toezegging T01502 op www.eerstekamer.nl

X Noot
2

Kamerstukken I, vergaderjaar 2011–2012, 31 549, G.

Naar boven