Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 maart 2012
Op 23 december 2011 bracht het televisieprogramma Zembla een uitzending met de titel
«handel in honger». Mede namens de minister van Financiën stuur ik u hierbij de gevraagde
reactie op de in de uitzending gepresenteerde bevindingen.
Het onderwerp van de uitzending was de hoge prijs van voedsel en de gevolgen die dit
heeft op de voedselsituatie in Kenia. Dat de hoge voedselprijzen zorgen voor soms
schrijnende situaties is duidelijk. Dit is ook reden voor de stevige inzet van het
kabinet om de voedselzekerheid te vergroten. Het beleid hiervoor is recent uitgelegd
in de Kamerbrief Uitwerking Voedselzekerheidsbeleid (TK 32 605, nr. 54). In de Kamerbrief met mijn reactie op het rapport van de Rabobank «Rethinking the
F&A Supply Chain» (TK 31 532, nr. 74) ben ik recent ingegaan op de oorzaken en mogelijke oplossingen voor de hoge prijzen
van agrarische grondstoffen. Het versterken van de voedselzekerheid door het op efficiënte
en duurzame wijze verhogen van de productie staat centraal bij die oplossingen. Een
productieve landbouw en bedrijvigheid in voedselonzekere gebieden stimuleert de noodzakelijke
economische zelfredzaamheid. De Nederlandse partijen in de topsectoren Agro & Food
en Tuinbouw & uitgangsmaterialen zijn bij uitstek geschikt om daaraan bij te dragen.
De Zembla uitzending legt een verband tussen speculatie en honger. De sprekers menen
dat speculatie zorgt voor hogere voedselprijzen en dat hogere voedsel¬prijzen zorgen
voor honger. Deze redenering en onderliggende aannamen doen de complexe werkelijkheid
geen recht.
In het AO voedselprijzen (TK 31 532, nr. 63) en de Kamerbrief van 25 november 2011 (TK 31 532, nr. 70) heb ik aangegeven dat wetenschappelijk onderzoek geen eenduidige uitkomst geeft
over een oorzakelijk verband tussen handel en beleggingen (al dan niet via derivaten)
in grondstoffen en structurele negatieve effecten op de economie, de voedselzekerheidssituatie
en de agrarische sector in het bijzonder.
Op wereldschaal kan de instroom van geld in de agrarische sector bijdragen aan efficiënte
markten en de noodzakelijke professionalisering van de sector voor de gewenste duurzame
verhoging van de productie op een mondiale schaal. Ik ben in de hierboven genoemde
brief ook ingegaan op de factoren die prijsontwikkelingen beïnvloeden. Onder andere
tegenvallende oogsten, een stijging van de vraag bij een achterblijvend aanbod, historisch
gezien lage voorraden en duurdere inputs spelen een rol bij het huidige beeld op de
agrarische grondstoffenmarkten. Door de hogere prijzen voor producten worden partijen
echter ook gestimuleerd om meer te produceren.
In uw verzoek om een brief vraagt u ook een reactie op de berichtgeving van Zembla
dat Nederlandse pensioenfondsen en banken ook investeren in agrarische grondstoffen.
Met betrekking tot de pensioenfondsen verwijs ik graag naar mijn brief van 17 november
2011 (TK 31 532, nr. 68), waar ik u bericht over de investeringen in agrarische grondstoffen door pensioenfondsen.
Ten aanzien van Nederlandse banken geldt dat het handelen voor eigen rekening een
zeer marginale activiteit is. Posities die banken innemen zijn veelal ter afdekking
van een eigen risico in het kader van het risicobeheer. Daarnaast kunnen banken posities
innemen ten behoeve van hun cliënten. Informatief in dit kader is de net verschenen
LEI-nota over agrarische termijnmarkten en voedselprijzen, waarbij ook ingegaan wordt
op activiteiten van financiële instellingen met betrekking tot agrarische grondstoffen.
Hierbij doe ik u deze nota toekomen1.
De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
H. Bleker