31 532 Voedingsbeleid

Nr. 132 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 maart 2014

Nederland is qua oppervlakte een klein land, maar op het gebied van agrofood zijn we een wereldspeler. Nederland is de tweede agro-exporteur in de wereld, vele voedselbedrijven hebben in Nederland hun onderzoeks- en innovatieafdelingen en met Wageningen UR hebben we een toonaangevende landbouwuniversiteit en -onderzoekscentrum in huis.

Die bijzondere positie hebben we over de jaren zorgvuldig opgebouwd. In Nederland worden voedseloplossingen voor de toekomst bedacht, uitgevoerd en geëxporteerd. Oplossingen voor de grote uitdagingen waar de wereld mee te maken krijgt, zoals sterke bevolkingsgroei, toenemende urbanisatie, druk op de natuur, schaarste van natuurlijke hulpbronnen en klimaatverandering. Vanuit de hele wereld wordt gekeken naar oplossingen die onze boeren, vissers en andere ondernemers bedenken, naar de efficiëntie en effectiviteit van onze kassen, onze akkers en ons agrarisch natuurbeheer, en naar onze kennis en kunde op het gebied van vruchtbaar land en het omgaan met water en natuur.

Het Nederlandse landbouwbeleid is een constante zoektocht naar een eerlijk evenwicht. Het vereist balans tussen economie en ecologie, tussen wat we kunnen en wat we willen, en tussen betaalbaarheid voor mensen en een goed leven voor dieren. Het vraagt ook om een scherp oog voor internationale vraagstukken rond voedselzekerheid en -veiligheid. Het vereist nauwe samenwerking met het bedrijfsleven en kennisinstellingen, die innovaties vinden en in de praktijk brengen. En het vraagt om een luisterend oor voor nationale en internationale maatschappelijke organisaties, die ons scherp houden en nieuwe inzichten bieden.

Nederland heeft de verantwoordelijkheid en de mogelijkheid om een belangrijke bijdrage te leveren aan de uitdaging om op een duurzame wijze de voedselproductie in de wereld te verhogen. Dat doen we vanuit onze positie als ervaringsdeskundige: ook wij zitten midden in een proces van verdere verduurzaming en ik ben ervan overtuigd dat anderen van onze ervaringen kunnen leren. De noodzaak tot een actieve inzet is onmiskenbaar. Tegen die achtergrond schets ik hieronder mijn internationale landbouwbeleid.

Mijn inzet past binnen het gezamenlijke beleid op het gebied van voedselzekerheid zoals uiteengezet in de «Uitwerking voedselzekerheidsbeleid» (Kamerstuk 32 605, nr. 54), waarbij ik in de uitvoering nauw samenwerk met de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Ook bij mijn inzet ten aanzien van de internationalisering van het Nederlandse agro-bedrijfsleven en bevordering van de internationale handel is sprake van complementariteit met de inzet van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

Wereldwijde opgaven

De landbouw staat wereldwijd voor grote opgaven. Sterke bevolkingsgroei zal ervoor zorgen dat we in 2050 ruim 9 miljard mensen moeten voeden. Volgens de Voedsel- en Landbouworganisatie (FAO) moeten we hiervoor rond de 70% meer voedsel gaan produceren. De groei van een koopkrachtige middenklasse in de wereld zal er bovendien voor zorgen dat er meer vraag zal zijn naar dierlijke eiwitten. En het voeden van de wereldbevolking moeten we doen tegen de achtergrond van klimaatverandering en binnen de grenzen van de draagkracht van de aarde.

Investeren in de agrarische sector en in verhoging van de landbouwproductiviteit is het sterkste wapen dat we hebben om deze opgaven het hoofd te bieden. De FAO en de Wereldbank hebben aangetoond dat investeren in de landbouw een motor is voor economische groei: elke dollar die in de landbouw wordt geïnvesteerd heeft twee tot drie keer zoveel effect op armoedebestrijding als een dollar die geïnvesteerd wordt in andere economische sectoren. De noodzaak om te investeren in de wereldwijde landbouw is dan ook groot: er is sprake van achterblijvende landbouwproductiviteit in veel landen in Azië, Latijns Amerika en Afrika. Duurzame verhoging van de productiviteit in deze landen is een absolute noodzaak om de honger in de wereld te bestrijden, lokale economische ontwikkeling een impuls te geven en kwetsbare natuur te beschermen.

Verhoging van de productiviteit in de agrarische sector is ook noodzakelijk om voedsel betaalbaar te houden en extreme prijsvolatiliteit tegen te gaan. Voedselprijzen zijn de laatste jaren wereldwijd gestegen. De wereld lijkt te zijn overgegaan van een periode met veel aanbod en lage prijzen, naar een periode waarin vraag en aanbod op de wereldmarkt dichter bij elkaar liggen. Dit heeft zijn weerslag op de prijzen op de wereldmarkt, die hoger en volatieler zijn geworden. Op deze nieuwe situatie reageren landen nogal eens door subsidies op levensmiddelen te verhogen of door exportrestricties in te stellen. Beide zijn echter vaak contraproductief. Op de korte termijn zijn open grenzen en het tegengaan van protectionisme onmisbaar om extreme prijsschommelingen goed op te kunnen vangen. Op de langere termijn vraagt het voorkomen en beheersen van extreme prijsvolatiliteit bovenal om investeringen in de landbouwproductiviteit en in goede infrastructuur.

Bij dit alles moet uiteraard een balans gevonden worden tussen economie en ecologie. Die balans slaat op dit moment nogal eens verkeerd uit. Afnemende bodemvruchtbaarheid en toenemende waterschaarste zijn problemen die nauw samenhangen met de landbouwproductie. Ook in de visserij is die balans vaak verkeerd. Overbevissing, vervuiling en verlies van habitats bedreigen zeeën en oceanen. Verlies van biodiversiteit ging nog nooit zo snel als nu, met een verlies in aantallen soorten en populaties van bijna 30 procent in de afgelopen 100 jaar.

Ontbossing is een van de belangrijkste oorzaken hiervan. Meer dan de helft van de resterende biodiversiteit op land is te vinden in bossen. Verhoging van de landbouwproductie heeft vaak nog tot gevolg dat bos plaats moet maken voor nieuw landbouwareaal. Wereldwijd gaat per jaar zo’n 13 miljoen hectare aan bos verloren; dat is vergelijkbaar met de oppervlakte van Portugal. Ontbossing heeft verstrekkende gevolgen voor de ruim 1,6 miljard mensen die voor hun bestaan en levensonderhoud afhankelijk zijn van bossen. Bossen dragen bij aan klimaatbeheersing, het vruchtbaar houden van de bodem, het beschermen van stroomgebieden en het terugbrengen van risico’s van natuurrampen. Verhoging van de landbouwproductiviteit kan bijdragen aan het stoppen van ontbossing doordat uitbreiding van het landbouwareaal niet meer nodig is. Het herstel van verloren of aangetaste boslandschappen naar functionele en productieve ecosystemen kan bovendien bijdragen aan het verbeteren van voedselzekerheid op het platteland, de weerbaarheid tegen klimaatverandering vergroten en de uitstoot van CO2 mitigeren.

De gevolgen van klimaatverandering zullen een zware wissel trekken op de leefbaarheid en productiecapaciteit van de aarde. Landbouw is kwetsbaarder voor klimaatverandering dan enige andere sector. In 2050 kan klimaatverandering zorgen voor een daling van 10%–20% in landbouwopbrengsten wereldwijd. Landbouw is echter ook een oorzaak van het klimaatprobleem: zij draagt direct en indirect bij aan 31% van de totale CO2-uitstoot. Deze emissies komen onder andere voort uit de veehouderij en uit de conversie van bos in landbouwgrond.

Klimaat-slimme landbouw

Duurzame verhoging van de voedselproductie is tegen deze achtergrond een noodzaak om te voorkomen dat we roofbouw op de aarde plegen. Het beslag dat de voedselproductie legt op natuurlijke hulpbronnen is te groot: dat moet minstens twee keer minder. Om dat te realiseren voel ik een sterke verantwoordelijkheid om Nederlandse kennis en kunde actief in te zetten om de uitdagingen waar de landbouw wereldwijd voor staat te overwinnen. Zoals eerder aangegeven is klimaatverandering een van die grote uitdagingen, die vraagt om een aanpak van klimaat-slimme landbouw die gelijktijdig drie doelstellingen nastreeft;

  • 1) duurzame verhoging van de landbouwproductie;

  • 2) weerbaar maken van de landbouw tegen effecten van klimaatverandering; en

  • 3) terugdringen van de broeikasgasuitstoot van de landbouwsector.

De huidige internationale aanpak slaagt hier onvoldoende in. Om die reden heeft Nederland in samenwerking met de Wereldbank en de FAO drie succesvolle internationale conferenties over Landbouw, Voedselzekerheid en Klimaatverandering georganiseerd, waarmee deze aanpak nadrukkelijk op de internationale agenda is gezet. Inmiddels is er brede consensus over het belang van klimaat-slimme landbouw. Belangrijke onderdelen van deze aanpak, die uit de conferenties naar voren kwamen, zijn: a) de nadruk op klimaat-slimme investeringen van de private sector in alle schakels van de voedselketen; b) het gebruik van een brede gebiedsbenadering met aandacht voor biodiversiteit bij het zoeken naar klimaat-slimme oplossingen; en c) het opzetten van privaat-publieke partnerschappen waarin de private sector de leiding neemt.

Om klimaat-slimme landbouw verder in de praktijk te brengen heb ik samen met de Wereldbank en de FAO het initiatief genomen om met een «coalition of the working» de Alliance for Climate Smart Agriculture op te zetten. Deze Alliance wordt een wereldwijd samenwerkingsverband voor klimaat-slimme landbouw met meer dan 75 partners uit het bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties, internationale organisaties en overheden. Ook Nederlandse bedrijven, kennisinstellingen en maatschappelijke organisaties zal ik hierin betrekken. De mijlpaal in dit proces wordt de Climate Summit van de secretaris-generaal van de VN in september van dit jaar. Daar zal de Alliance worden gelanceerd.

De Alliance moet fungeren als een platform waarin wisselende combinaties van leden activiteiten gaan opzetten om klimaat-slimme landbouw in de praktijk te brengen. Als voorbeeldprogramma’s voor de Alliance heb ik vorig jaar twee overeenkomsten gesloten met de Clinton Foundation ter waarde van $ 6 miljoen om projecten te starten in Tanzania, Malawi en Rwanda, die bijdragen aan meer voedselzekerheid, de economie versterken en de effecten van klimaatverandering tegengaan. Kennis en ervaring uit Nederland wordt daarbij ingezet om samen met lokale boeren innovatieve en klimaatbestendige productiemethoden te ontwikkelen. Ook met de Alliance for a Green Revolution for Africa (AGRA) heb ik een overeenkomst gesloten om voor € 5 miljoen te investeren in klimaat-slimme landbouwprojecten. AGRA ziet in Nederland een interessante partner, omdat de organisatie zich de komende jaren meer wil toeleggen op tuinbouw, aardappelen en zuivel. Nederland is wereldwijd toonaangevend in de tuinbouw, aardappel- en zuivelsector en op deze terreinen kunnen Nederlandse bedrijven en Wageningen UR waardevolle kennis overdragen aan boeren in Afrika. Dat is goed voor deze boeren en leidt tot economische kansen voor Nederland.

Een aanpak van klimaat-slimme landbouw begint bij goed uitgangsmateriaal voor boeren, dat gewassen oplevert die beter bestand zijn tegen de effecten van klimaatverandering. Een belangrijke rol daarin is weggelegd voor de Access to Seeds Index die op dit moment op initiatief van Nederland ontwikkeld wordt. In deze Index zal het mondiaal opererende bedrijfsleven langs de meetlat worden gelegd om te toetsen wat zij doen om kennis, technologie en zaaizaad beschikbaar te stellen voor kleine boeren in ontwikkelende landen. Door naming and faming willen we het bedrijfsleven (verder) in actie krijgen om ook kleine boeren te laten profiteren van hun expertise. Aangezien de Nederlandse zaaizaadsector wereldwijd een belangrijk positie inneemt vind ik een actieve rol van Nederland op dit vlak gewenst.

Naast een hele praktische aanpak van klimaat-slimme landbouw met het bedrijfsleven zet ik in op verdere wetenschappelijke samenwerking. Ook hierin vind ik dat Nederland het aan zijn stand verplicht is om voorop te lopen. Dat doen we onder andere door vanaf juni 2014 voorzitter te worden van de Global Research Alliance on Agricultural Greenhouse Gases (GRA). De GRA is een samenwerkingsverband van 40 ontwikkelde en ontwikkelende landen waarin overheden en onderzoeksinstellingen samen werken aan innovaties om broeikasgasemissies in de landbouw te beperken. Binnen de GRA komen onderzoek, kennisverspreiding en capaciteitsopbouw samen om zowel boeren als overheden te ondersteunen bij het verminderen van broeikasgasemissies in de landbouwproductie. Door strategische samenwerkingsverbanden met de FAO en de Wereldbank wordt bovendien maximale synergie bereikt met de activiteiten van deze organisaties. Ik zal tijdens het Nederlandse GRA-voorzitterschap zoeken naar optimale verbindingen tussen de GRA en het Nederlandse kennissysteem en ik zal aansturen op meer samenwerking van de GRA met het bedrijfsleven, zowel uit Nederland als uit andere landen.

Oceanen

In mijn internationale beleid zet ik ook in op de belangrijke rol die onze oceanen spelen voor duurzame voedselproductie, economische groei en voedselzekerheid. Klimaatverandering heeft ook op de conditie van onze oceanen een grote invloed. Om dit nadrukkelijker op de internationale agenda te zetten organiseer ik dit jaar samen met de Wereldbank, de FAO en andere partners de Global Oceans Action Summit for Food Security and Blue Growth. Deze summit zal plaatsvinden van 22–25 april 2014 in het World Forum in Den Haag. Op 24 april zal in het kader van de summit ook een High Level segment worden gehouden.

Ik wil overheden, bedrijven, kennisinstellingen en maatschappelijke organisaties bij elkaar brengen om te bespreken hoe we met bestaande en nieuwe acties en partnerschappen kunnen bijdragen aan een duurzaam gebruik van onze oceanen en aan voedselzekerheid wereldwijd. De conferentie heeft als doel om prioriteiten te identificeren voor een strategische roadmap met acties gericht op duurzaamheid. Bovendien moet de conferentie leiden tot betere uitwisseling van innovaties die succesvol zijn geweest en kunnen worden opgeschaald. Tijdens de conferentie is het de bedoeling om een Kennisportaal Oceanen te lanceren waar in samenwerking met Google aan wordt gewerkt. In dit Kennisportaal kunnen alle data teruggevonden worden die relevant zijn voor het behoud en duurzame beheer van oceanen. Tot slot verwacht ik dat de conferentie zal leiden tot meer private en publieke investeringen om de transitie naar gezonde oceanen te realiseren. In aanloop naar de conferentie wordt door middel van drie regionale conferenties het noodzakelijke momentum opgebouwd. Voor verdere informatie verwijs ik u naar mijn brief van 11 april 2013 (Kamerstuk 30 196, nr. 193).

Internationalisering van het Nederlandse agro-bedrijfsleven

De uitdaging om de wereldwijde voedselproductie op duurzame wijze te verhogen is immens, maar dankzij onze vooraanstaande internationale positie op het gebied van de land- en tuinbouw is Nederland voor veel landen een gewilde partner om deze uitdaging te lijf gaan. Als wereldspeler in innovatieve, duurzame en efficiënte voedselproductie kan Nederland maatwerkoplossingen bieden die passen bij de lokale omstandigheden. De bijzondere kennis en ervaring van ons bedrijfsleven en onze kennisinstellingen in onder andere de zuivelsector, de tuinbouw en met betrekking tot zaaizaad en ander uitgangsmateriaal kan in de rest van de wereld bijdragen aan een duurzame productiviteitsverhoging van de landbouw. Om die reden is verdere internationalisering van de Nederlandse agribusiness een onmisbaar onderdeel van mijn internationale beleid.

Verdere internationalisering van de Nederlandse agribusiness levert winst op voor het land waarin geïnvesteerd wordt en is goed voor de Nederlandse economie. De topsectoren Agro&Food en Tuinbouw en Uitgangsmaterialen zijn bij deze inzet leidend. Vanuit de topsectoren wordt actief gewerkt aan het vormen van consortia van bedrijven om, samen met Nederlandse kennisinstellingen, producten, systemen en in toenemende mate ook kennis internationaal aan de man te brengen. Belangrijk in dat kader is dat het bedrijfsleven zich realiseert dat in opkomende markten en ontwikkelende landen vaak meer nodig is dan een pure exportrelatie: structurele internationalisering vraagt om lokale investeringen in persoonlijke en financiële zin.

Doordat de economische marktsturing in veel opkomende en ontwikkelende landen in publieke handen is, is ook een actieve rol van de Nederlandse overheid noodzakelijk om internationalisering van het agro-bedrijfsleven te realiseren. Daar zetten we in de eerste plaats ons brede netwerk van landbouwraden en -attachés in het buitenland voor in. Zij zijn onze ogen en oren in de landen waar zij werken en fungeren als vraagbaak en gids voor Nederlandse bedrijven die willen investeren en exporteren. Het initiatief hiervoor ligt vanzelfsprekend bij het bedrijfsleven, maar waar mogelijk ondersteun ik het bedrijfsleven om voet aan de grond te krijgen in nieuwe markten. Een belangrijk middel hiervoor zijn mijn economische missies. Dit jaar plan ik onder andere om China, Maleisië en India te bezoeken waar veel vraag is naar Nederlandse kennis en expertise. Bovendien wil ik Rwanda bezoeken waar kansen liggen voor de Nederlandse tuinbouw, onder andere op het terrein van klimaat-slimme landbouw.

Een ander middel dat ik voor de internationalisering van het Nederlandse bedrijfsleven inzet is het Programma Internationale Agroketens. Vanuit dit programma werk ik aan de versterking van de beleidsdialoog met andere overheden en faciliteer ik activiteiten ter ondersteuning van het bedrijfsleven. Dit gaat om activiteiten variërend van het opzetten van het prachtige Holland Paviljoen op de Grüne Woche in Berlijn, tot het ondersteunen van een verkennende missie van de Nederlandse zuivelsector naar Ethiopië, en van het faciliteren van deelname van de Nederlandse tuinbouwsector aan de belangrijke HortiASIA beurs in Bangkok, tot het organiseren van een seminar met Nederlandse en lokale bedrijven in Zuid-Afrika over de kansen in dier- en visvoedersector. In aanvulling hierop ga ik vanuit mijn departement specifieke internationaleringsinitiatieven gerichter en intensiever ondersteunen.

Fytosanitaire en veterinaire handelsbelemmeringen

Wereldwijde duurzame productieverhoging houdt ook in dat we inzetten op een open en transparant handelssysteem. Juist een vrij handelssysteem in agrarische producten maakt een voedselsysteem mogelijk waarbij nationale productie wordt aangevuld met producten die elders efficiënter geproduceerd kunnen worden. Met onze efficiënte Nederlandse productie kunnen wij in andere landen een bijdrage leveren aan het verhogen van de beschikbaarheid van voedsel. Om dat te bereiken, en ook om de internationale toppositie van de Nederlandse land- en tuinbouw te behouden, is het belangrijk om toegang tot markten buiten de EU en uit te breiden. De groei van 5% van onze export in 2013 was niet mogelijk geweest zonder onze inzet om fytosanitaire en veterinaire marktbelemmeringen tegen te gaan. Het is zaak om met derde landen tot goede afspraken te komen die recht doen aan de bescherming van de plant- en diergezondheid en de voedselveiligheid, maar die tegelijkertijd de internationale handel bevorderen.

Om toegang te krijgen en houden tot buitenlandse markten zijn bilaterale contacten tussen overheden vaak essentieel. Wanneer deze contacten niet op orde zijn zullen veel markten zeer moeizaam of helemaal niet toegankelijk zijn. Vanuit het ministerie werk ik op dit terrein dan ook nauw samen de landbouwraden en -attachés, de NVWA, keuringsdiensten en het georganiseerde bedrijfsleven om handelsbelemmeringen zoveel mogelijk voor te zijn of op te lossen. Bijzondere aandacht is daarbij de komende jaren gewenst voor Rusland, China, India, Indonesië, Brazilië en de VS. Vanwege de hoeveelheid dossiers die in deze landen spelen, de grote belangen die hiermee gemoeid zijn en de politieke complexiteit van de dossiers voeren we met deze landen een intensieve beleidsdialoog door een periodieke High Level Meeting of bilaterale Landbouwwerkgroep op hoog ambtelijk niveau. Deze ontmoetingen zijn een belangrijk middel om oplossingen te vinden voor handelsbelemmeringen en om de contacten warm te houden.

De inzet op fytosanitair gebied heeft in 2013 geleid tot het behoud en vergroten van markttoegang voor Nederlandse plantaardige producten en uitgangsmateriaal. De waarde hiervan wordt geschat op ruim 100 miljoen euro. In 2013 hebben we onder andere de volgende resultaten in landen buiten de EU behaald; Verenigde Staten: chrysanten, bromeliastekken, spinaziezaad en kwekerijproducten; Mexico: biologisch zaaizaad; Brazilië: pootaardappelen; Colombia: zantedeschia’s; Panama: consumptie-uien en aardappelen; Rusland: pootaardappelen en plantmateriaal; Cuba: pootaardappelen; Kenia: pootaardappelen; Vietnam: bloembollen, zaaizaden, stekmateriaal en voedingsmiddelen; Indonesië: consumptie-uien; China: peren; Taiwan: bloembollen; Japan: tomatenzaad; India: bloembollen; Zuid-Korea: zaaizaden; en Nieuw-Zeeland: tomaten. Onze bilaterale samenwerking op fytosanitair gebied hebben we geïntensiveerd met Egypte, Vietnam, China, Indonesië, Turkije, Kenia, Brazilië en Oekraïne.

Ook op veterinair gebied zijn in nauwe samenwerking met het bedrijfsleven veel handelsbelemmeringen aangepakt. Rusland en China zijn landen die veel aandacht vragen als het gaat om de export van zuivel en varkensvlees. De export van kalfsvlees naar Japan werd toegestaan en dat kan ertoe leiden dat ook andere Aziatische landen hiertoe overgaan. Er is markttoegang bereikt in Zuid-Korea en Vietnam voor pluimveevlees. Met Zuid-Afrika is overeenstemming bereikt over betere markttoegang voor varkensvlees, zuivel, vogels en bepaalde levensmiddelen. Het in 2011 opgedoken Schmallenbergvirus heeft nog steeds gevolgen voor de internationale handel in fokrunderen en genetisch materiaal, maar met steeds meer landen zijn aanvullende garanties overeengekomen ten aanzien van dit virus. Met Mexico en de VS werden betere voorwaarden bereikt voor de export van paarden en genetisch materiaal van paarden. Tot slot kan door een nieuw protocol de export van kalfsvlees naar Rusland weer op gang komen. In totaal zijn 130 nieuwe exportcertificaten met derde landen over markttoegang voor dierlijke producten en levende dieren afgesproken.

Naast het oplossen van concrete belemmeringen richt mijn beleid zich ook op het verbeteren van het handelsbeleid en ondernemersklimaat in de landen waar we actief zijn. Een voorbeeld hiervan is onze aanpak om zoveel mogelijk te werken met elektronische import- en exportcertificering zodat handel soepeler verloopt. Deze aanpak hebben we inmiddels met een groot aantal landen ingevoerd, variërend van China tot Kenia, en zullen we de komende jaren ook met andere partners verder uitrollen. Dat voor deze aanpak veel interesse is blijkt uit het feit dat Nederland gevraagd was om tijdens de afgelopen ministeriële conferentie van de WTO deze aanpak toe te lichten als een goed voorbeeld van handelsfacilitatie, waar vooral ook ontwikkelende landen van kunnen profiteren.

Een andere belangrijk initiatief waar ik aan werk dat bijdraagt aan soepele handelsstromen is het Global Food Safety Partnership, een privaat-publiek partnerschap dat door de Wereldbank is opgezet waarin overheden en het internationale bedrijfsleven best practices uitwisselen op het gebied van voedselveiligheid. Samen met het Ministerie van Buitenlandse Zaken werk ik bovendien met de Wereldbank aan een Doing Business in Agriculture benchmark die landen zal helpen om problemen in het ondernemersklimaat voor boeren en agribusinesses te herkennen en op te lossen.

Voedselverspilling

Het realiseren van duurzame productieverhoging kan niet zonder een aanpak om te zorgen dat wat er geproduceerd wordt ook echt geconsumeerd wordt. Wereldwijd gaat volgens de FAO ruim 30% van de voedselproductie verloren. In Europa wordt naar schatting 89 miljoen ton voedsel jaarlijks verspild. Voedselverspilling is een maatschappelijk en economisch probleem. De FAO stelt dat als we wereldwijd 25% minder verspillen, dit het equivalent aan voedsel is waar we 500 miljoen meer mensen kunnen voeden.

Nederlandse kennis op het gebied van ketenefficiency is belangrijk om voedselverliezen en voedselverspilling tegen te gaan en om de toegevoegde waarde in voedselketens te verhogen. Hier is in veel opkomende en ontwikkelende landen vraag naar en op deze vraag spring ik samen met het bedrijfsleven en onze kennisinstellingen in. Zo geeft de Nederlandse zuivelsector in Indonesië en Vietnam met onze steun een impuls aan de lokale productieketen van boer tot verwerker. In Vietnam is de tuinbouwsector bovendien gestart met het opzetten van beter geïntegreerde groenteketens. En in Egypte ben ik met Nederlandse bedrijven, lokale retailers en het exporterende bedrijfsleven bezig om de keten voor versproducten efficiënter te maken. Als middel om de kennis die in Nederland aanwezig is verder te benutten en verspreiden heb ik samen met het Ministerie van Buitenlandse Zaken een netwerk bij Wageningen UR opgezet op het gebied van naoogstverliezen om vragen van bedrijven snel te koppelen aan beschikbare kennis en expertise in Nederland. Om onze activiteiten gericht op het beperken van voedselverspilling en -verliezen meer te bundelen en de waarde hiervan breed uit te dragen organiseer ik eind 2014 een groot internationaal seminar over voedselverliezen en -verspilling.

Verduurzaming agrogrondstoffen

Voor het verduurzamen van agrogrondstoffen volg ik ook een aanpak gebaseerd op samenwerking met alle stakeholders. We richten ons daarbij op agrogrondstoffen waarvoor Nederland een belangrijke speler in de internationale handel is, zoals soja, palmolie en cacao. Nederland is actief betrokken bij verschillende Round Tables waarin bedrijven samen met maatschappelijke organisaties standaarden ontwikkelen voor duurzame productieketens. Zoals ook aangegeven in de Uitvoeringsagenda Natuurlijk Kapitaal (Kamerstuk 26 407, nr. 85) streven we ernaar om ook voor hout een internationale Round Table op te zetten.

Deze multi-stakeholder aanpak hebben wij vanaf het begin ondersteund en het is duidelijk dat deze vorm van samenwerken tot concrete resultaten leidt, zowel internationaal als nationaal. Zo is in Nederland de «Intentieverklaring Duurzame Soja» tot stand gekomen en hebben we het «Manifest Duurzame Palmolie» met de ambitie voor 100% duurzame palmolie in 2015. Voor cacao is afgesproken dat de consumptie in Nederland in 2025 100% duurzaam moet zijn. Een belangrijk moment op het gebied van verduurzaming van de cacaoketen is de tweede Wereld Cacao Conferentie die in juni in Amsterdam plaats zal vinden. Dit is een uitgelezen mogelijkheid om met het internationale bedrijfsleven en overheden verdere stappen te zetten om de cacaoproductie en -handel te verduurzamen.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

Naar boven