31 531 Voorstel van wet van de leden Ten Hoopen, Aptroot en Vos houdende wijziging van de Mededingingswet ter versoepeling van de uitzondering op het verbod van mededingingsafspraken (versterking positie leveranciers uit het MKB)

S VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 24 juni 2014

De leden van de vaste commissie voor Economische Zaken1 hebben kennisgenomen van de brief van de Minister en de Staatssecretaris van Economische Zaken van 22 mei 2014, in reactie op de rappelbrief van 13 maart 2014.2 Naar aanleiding van de reactie van de Minister op toezegging T012083 hebben de leden van de commissie op 11 juni 2014 een brief gestuurd.

De Minister heeft op 23 juni 2014 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, De Boer

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Minister van Economische Zaken

Den Haag, 11 juni 2014

De leden van de vaste commissie voor Economische Zaken hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van u en van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 22 mei 2014, in reactie op de rappelbrief van 13 maart 2014.4 Uw reactie op toezegging T012085 geeft de leden van de commissie aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen.

Tijdens de plenaire behandeling van het initiatiefvoorstel-Ten Hoopen, Aptroot en Vos, Versterking van de positie van leveranciers uit het MKB (31 531) op 8 juni 2010 heeft uw ambtsvoorgang toegezegd het wetsvoorstel snel, en niet pas drie jaar na inwerkingtreding, te evalueren. De betreffende passage uit het debat is hieronder opgenomen.

Minister Van der Hoeven: «Zodra dit wetsvoorstel door de Kamer wordt aangenomen, neem ik dat mee naar het kabinet en zullen wij ons beraden wat wij ermee gaan doen. Wat de evaluatie betreft: stel dat het voorstel wordt aanvaard, dan zal een evaluatie snel moeten plaatsvinden en niet pas na drie jaar. Ik vind dat je wetgeving die je als regering niet goed vindt, geen drie jaar moet laten bestaan."6

In de reactie op het toezeggingenrappel geeft u aan dat de wet drie jaar na inwerkingtreding zal worden geëvalueerd (uiterlijk 3 december 2014). De leden van de commissie constateren dat dit niet in lijn is met hetgeen is toegezegd. Zij verzoeken u dan ook de evaluatie van de wet zo spoedig mogelijk uit te voeren en de Kamer hierover te informeren.

Voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken E.M. Kneppers-Heijnert

BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 juni 2014

Op 12 juni 2014 ontving ik een brief waarin u aangeeft dat het antwoord in mijn brief van 22 mei 2014 op toezegging T012087 niet in lijn zou zijn met hetgeen aan de Kamer is toegezegd. U geeft aan dat mijn ambtsvoorganger tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel, waarbij de bagatelvrijstelling in de Mededingingswet is verruimd, heeft aangegeven dat de wet eerder dan drie jaar na inwerkingtreding zal worden geëvalueerd.

In mijn brief van 22 mei 2014 heb ik aangegeven dat de evaluatie van de wet uiterlijk drie jaar na inwerkingtreding (dus voor 3 december 2014) zal zijn afgerond en aan beide Kamers zal worden verzonden. Dat betekent dat het evaluatieproces ruim voor het verstrijken van die drie jaar zal moeten plaatsvinden. Momenteel is het evaluatieproces al gestart en bevindt het zich in de fase waarin een extern onderzoeksbureau de effecten van de verruiming op de markt aan het onderzoeken is.

Hoewel mijn voorganger gelijk heeft met de stelling dat wetgeving die de regering niet goed vindt geen drie jaar moet bestaan, is voor een zinvolle evaluatie enige jaren ervaring met de wet vereist. Daarnaast neemt ook een zorgvuldig evaluatieproces enige tijd in beslag. Vandaar dat het evaluatieproces weliswaar ruim voor het verstrijken van drie jaar na inwerkingtreding van de wet is gestart, maar momenteel nog niet is afgerond. Zodra de resultaten van de evaluatie bekend zijn, zal ik deze met mijn reactie daarop aan beide Kamers verzenden.

Minister van Economische Zaken H.G.J. Kamp


X Noot
1

Samenstelling:

Holdijk (SGP), Kneppers-Heijnert (VVD) (voorzitter), Terpstra (CDA), Sylvester (PvdA), Essers (CDA) Thissen (GL), Nagel (50PLUS), Elzinga (SP), Huijbregts-Schiedon (VVD), Koffeman (PvdD), Reuten (SP), Schaap (VVD), Flierman (CDA), Hoekstra (CDA), Van Boxtel (D66), Backer (D66), Vos (GL), De Lange (OSF), Schrijver (PvdA), Postema (PvdA), Vlietstra (PvdA) (vice-voorzitter), Van Strien (PVV), Faber-van de Klashorst (PVV), Ester (CU), Bröcker (VVD), Beckers (VVD), Van Beek (PVV), Gerkens (SP), Koning (PvdA)

X Noot
3

Te vinden via www.eerstekamer.nl

X Noot
5

Te vinden via www.eerstekamer.nl

X Noot
6

Handelingen I 2009–2010, nr. 31 – blz. 1337

Naar boven