31 524 Beroepsonderwijs en Volwassenen Educatie

Nr. 75 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 31 augustus 2010

Met deze brief informeer ik u over de afhandeling van twee moties met betrekking tot de competentiegerichte kwalificatiestructuur. Het gaat hierbij om:

  • 1. de motie-Depla over meer tijd voor de invoering van nieuwe onderwijsprogramma’s (Kamerstuk 2008–2009, 31 524, nr. 10 Tweede Kamer);

  • 2. de motie-Slob/Biskop over de voorbereiding van het competentiegericht onderwijs (Kamerstuk 2008–2009, 31 524, nr. 13 Tweede Kamer).

Ad 1 Meer tijd voor invoering van nieuwe onderwijsprogramma’s

De motie-Depla heeft tot doel om in de Wet competentiegerichte kwalificatiestructuur scholen meer tijd te geven voor zorgvuldige invoering van nieuwe, competentiegerichte onderwijsprogramma’s. Deze motie is ingediend tijdens het nota-overleg van 15 april 2009. Ten tijde van dit overleg gingen we uit van een wettelijke verplichting om per 1 augustus 2010 het eerste jaar van alle mbo-opleidingen in te richten op basis van de nieuwe kwalificatie-eisen. Daarmee zouden alle eerstejaars vanaf het studiejaar 2010–2011 competentiegericht onderwijs krijgen.

Zoals we in het algemeen overleg van 4 november jl. hebben besproken, heb ik in het wetsvoorstel (d.d. 10 februari jl.) het voorstel gedaan de competentiegerichte kwalificatiestructuur per 1 januari 2011 in de wet te verankeren. Voor scholen betekent dit dat zij per 1 augustus 2011 verplicht zijn eerstejaarsstudenten op te leiden volgens de competentiegerichte diploma-eisen. Dit overgangsjaar lijkt me toereikend: in het komende studiejaar start 97,3% van de eerstejaars in het mbo met een competentiegerichte opleiding. Scholen hebben nu nog een studiejaar om ook de laatste opleidingen in te richten conform de nieuwe kwalificatie-eisen.

Ad 2 Voorbereiding invoering competentiegerichte kwalificatiestructuur

Deze motie bestaat uit drie onderdelen:

  • a. de verbeterslag met betrekking tot de kwalificatiedossiers is afgerond;

  • b. duidelijkheid over de acties die van (individuele) instellingen wordt verlangd om te waarborgen dat de bedrijfsvoering daadwerkelijk een kwalitatief stevige basis kent en

  • c. een plan van aanpak voor de aansluiting tussen het mbo en het hbo.

Ad a Kwalificatiedossiers

Bij de verbeterslag met betrekking tot de kwalificatiedossiers gaat het ten eerste om het aantal kerntaken, werkprocessen, competenties en de items vakkennis en vaardigheden. Kenniscentra hebben hiervoor in 2009–2010 bandbreedtes afgesproken. Deze bandbreedtes zijn opgenomen in het toetsingskader van het Coördinatiepunt, zodat ze onderdeel zijn van de toetsingsprocedure voor kwalificatiedossiers. Dit heeft ertoe geleid dat in een aantal kwalificatiedossiers kerntaken, werkprocessen en/ of competenties zijn geschrapt of geïntegreerd en dat de beschrijving van de gevraagde vakkennis en vaardigheden meer uniform is uitgewerkt.

Ten tweede was sprake van onnodige herhaling van kwalificatie-eisen in de dossiers. Met het oog op uitvoerbare kwalificatiedossiers en goede opleidingen zijn de gevraagde vakkennis en vaardigheden inmiddels per werkproces uitgewerkt. Hierdoor is veel herhaling geschrapt, wat leidt tot dunnere kwalificatiedossiers.

Uit de rapportage «Dossiers getoetst, docenten gehoord» blijkt dat de overgrote meerderheid van de bevraagde gebruikers het aantal kerntaken, werkprocessen en competenties passend vindt (resp. 90, 85 en 87%). Gebruikers zijn van mening dat zowel de kerntaken als de werkprocessen in voldoende mate onderscheidend zijn. Ook dekken de kerntaken en werkprocessen de inhoud van het beroep en zijn de in het kwalificatiedossier genoemde competenties vrij essentieel voor het beroep. Het merendeel vindt dat er een goed evenwicht is tussen kennis, vaardigheden en houding.

Ten derde had de verbeterslag betrekking op overlap in de kwalificatiestructuur.

Voor zover dat nodig was, zijn kwalificatiedossiers en kwalificaties met overlap samengevoegd of verbijzonderd. Een aantal kenniscentra heeft dit de afgelopen maanden gedaan of doet dat op korte termijn. Voor deze kwalificatiedossiers geldt dat de wijzigingen zijn terug te vinden in de kwalificatiedossiers 2011–2012. Zoals u weet, komt zowel de Commissie Onderwijs en Besturing bve als de Stichting beroepsonderwijs bedrijfsleven dit najaar met een advies over het mbo. Voor zover dit consequenties heeft voor de kwalificatiedossiers kom ik hierop terug in mijn beleidsreactie op deze adviezen.

Ad b Bedrijfsvoering

De afgelopen jaren hebben bestuurders van mbo-scholen jaarlijks gesproken met de externe adviseurs van het interviewteam van het Procesmanagement MBO 2010. Onderwerp van gesprek waren onder meer de inhoudelijke afwegingen bij de invoering van competentiegericht onderwijs, de bedrijfsvoering en de professionalisering van personeel. Hierin is sinds 2007 fors geïnvesteerd en er is ook flinke vooruitgang geboekt. In het laatste gesprek is de balans opgemaakt, zodat ieder bestuur inzicht heeft in de reeds behaalde verbeteringen en in de nog te behalen verbeteringen op het gebied van professionalisering van personeel en bedrijfsvoering. Voor de generieke bevindingen van het interviewteam verwijs ik u graag naar de rapportage «In 2010» die u reeds in uw bezit heeft (Kamerstuk 2009–2010, 31 524, nr. 69, Tweede Kamer).

Hoewel tijdens de invoeringsperiode van competentiegericht onderwijs voortgang is geboekt, zijn we er nog niet. Gaandeweg de invoering van competentiegericht onderwijs werd duidelijk dat de professionalisering van personeel en de bedrijfsvoering verdere aandacht nodig heeft. Het gaat daarbij niet om sec de inrichting van het competentiegericht onderwijs op scholen, maar om verbetering van de basiskwaliteit van het mbo. Er zijn nog teveel klachten over de kwaliteit van het onderwijs en ook zal het aantal zwakke en zeer zwakke opleidingen moeten afnemen. Het mbo moet blijven werken aan verbetering. De vraag welke maatregelen hiertoe nodig zijn, is de komende maanden aan de orde. Daarbij zijn ook de aanbevelingen van de Commissie Onderwijs en Besturing bve van belang. Deze verwacht ik dit najaar te ontvangen.

Ad c Aansluiting mbo-hbo

Het derde onderdeel van deze motie gaat over de aansluiting tussen het mbo en het hbo. Er ligt tevens een motie van de heer Biskop e.a. over hetzelfde onderwerp (Kamerstuk 2008–2009, 31 524, nr. 5, Tweede Kamer). Ik heb daarop een briefadvies van de Onderwijsraad gevraagd, dat inmiddels is verschenen met de titel «De weg naar de hogeschool». In dezelfde periode heeft de Commissie Toekomstbestendig Hoger Onderwijs Stelsel («Commissie Veerman») een rapport uitgebracht, waarin onder meer de aansluiting mbo-hbo wordt behandeld. Gezien de samenloop van de adviezen betrek ik het advies van de Onderwijsraad in mijn uitwerking van het advies van de Commissie Veerman. Mijn reactie op de motie van de heer Biskop e.a. (Kamerstuk 2008–2009, 31 524, nr. 5, Tweede Kamer) wordt daarmee onderdeel van een bredere reactie op het advies van de Commissie Veerman.

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart

Naar boven