31 524 Beroepsonderwijs en Volwassenen Educatie

Nr. 63 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 april 2010

1. Inleiding

Bij dezen doe ik u mijn reactie toekomen op het verkennend onderzoek van de Inspectie van het Onderwijs uit 2009 naar de wijze waarop het bekostigd mbo-onderwijs omgaat met de nieuwe wettelijke zorgplicht arbeidsmarktperspectief.1, 2

Sinds augustus 2008 kent de bve-sector de wettelijke zorgplicht arbeidsmarktperspectief. Dit houdt in dat bekostigde bve-instellingen uitsluitend opleidingen met voldoende arbeidsmarktperspectief mogen aanbieden (artikel 6.1.3. eerste lid, onder c, WEB). Bekostigde instellingen mogen alle beroepsopleidingen verzorgen waarvoor eindtermen zijn vastgesteld, maar zij hebben wel de zorgplicht om die opleidingen alleen aan te bieden voor zover zij de deelnemers voldoende kansen bieden op de (regionale) arbeidsmarkt.

Het doel van het onderzoek was een eerste verkenning van de wijze waarop instellingen met deze zorgplicht omgaan en hoe de Inspectie in een later stadium hierop toezicht kan houden. Dit onderzoek bestond uit een analyse van het opleidingenaanbod en de voorlichting daarover van een aantal opleidingen met een ongunstig arbeidsmarktperspectief, alsmede een analyse van de gesprekken die met instellingen zijn gevoerd.

2. Bevindingen onderzoek

2.1. Deelnemertevredenheid doorslaggevend

De Inspectie constateert dat de onderzochte instellingen zich als concurrenten van elkaar zien en als gevolg daarvan het arbeidsmarktperspectief vaak uit het oog verliezen. Arbeidsmarktperspectief speelt duidelijk een ondergeschikte rol. Instellingen zijn van mening dat deelnemers de opleiding moeten krijgen die zij willen. De Inspectie vond in haar onderzoek slechts een beperkt aantal goede praktijkvoorbeelden van het gebruik van de zorgplicht arbeidsmarktperspectief.

Veel deelnemers op de lagere niveaus zijn volgens de instellingen nauwelijks gemotiveerd ( in het bijzonder de arbeidsmarkt gekwalificeerde assistent en beroepsgerichte assistent) voor een opleiding, laat staan voor een aan hen «opgedrongen» opleidingskeuze. De instellingen zijn al blij dat deze jongeren zich inschrijven in plaats van uitvallen en geen werk hebben.

2.2. Arbeidsmarktinformatie aan (toekomstige) deelnemers

Van de websites van de 35 onderzochte opleidingen biedt 90 procent van de opleidingen informatie over het beroep en de branche. Slechts een enkele opleiding verwijst naar de site van een kenniscentrum waar informatie over de kans op werk op staat. De Inspectie concludeert dat websites van instellingen over opleidingen met weinig kans op werk vrijwel nooit relevante informatie verstrekken over de kans op werk.

Instellingen lichten (toekomstige) deelnemers lang niet altijd goed voor over het ongunstige arbeidsmarktperspectief. Instellingen hanteren op hun websites teksten die vaak sterk promotioneel van toon zijn. De voorkeur van de (potentiële) deelnemers voor een opleiding is voor de instellingen van groter belang dan hun arbeidsmarktperspectieven.

Het komt vrijwel niet voor dat informatie over de arbeidsmarkt systematisch wordt verzameld en voor intern gebruik wordt bewerkt ten behoeve van de informatieverstrekking aan deelnemers over de kans op werk. De kwaliteit van arbeidsmarktinformatie, van voorlichtingsteksten, informatieverstrekking in de intake en bij de loopbaanbegeleiding in relatie tot informatie over het arbeidsmarktperspectief is vrijwel nergens onderwerp van enige zorg.

2.3. Relativering uitkomsten

Ondanks kritische bevindingen draagt de Inspectie in haar rapport drie relativerende argumenten aan:

  • Instellingen hebben een lastige taak. Jaarlijks melden zich nieuwe deelnemers met een omvang in de orde van grootte van één derde van het totaal aantal deelnemers in het mbo. Dit legt een grote druk op instellingen om deelnemers in te schrijven. Bovendien is het moeilijk om heldere prognoses te maken over de ontwikkeling van de (regionale) arbeidsmarkt. Ook onderwijsinstellingen hebben te maken met onzekerheden.

  • Niet iedereen die een verkeerde keuze maakt, raakt werkloos. Vooral gediplomeerden op de niveaus mbo-3 en mbo-4 in bepaalde sectoren, waaronder groene en economische opleidingen, komen behoorlijk op de arbeidsmarkt terecht, ook wanneer het perspectief in de eigen branche ongunstig is, maar veelal in een baan waarvoor ze niet zijn opgeleid. Met name de niveau 4-opleidingen zijn breder en daardoor onderling sterker uitwisselbaar op de arbeidsmarkt dan de opleidingen op lager niveau. Dit geldt ook voor veel hbo- en wo-studies.

  • Schoolverlaters met een mbo-of hbo-diploma zijn tussen 2004 en 2008 minder vaak onder hun niveau gaan werken.

3. Beoordeling onderzoeksresultaten

De zorgplicht arbeidsmarktperspectief is een recente verantwoordelijkheid van de instellingen. In het kader van de wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB) betreffende deregulering en administratieve lastenverlichting (DAL) is in 2008 besloten om definitief de (macro)doelmatigheidstoets uit de wet te schrappen en te vervangen door een zorgplicht. Voor meer informatie over de wijze waarop in de bve-sector onderwijsaanbod tot stand komt, verwijs ik u naar mijn notitie stelselvergelijking onderwijsaanbod in MBO en HO (Tweede Kamer, vergaderjaar 2009–2010, 27 451, nr. 43).

Op macroniveau houden de verantwoordelijke bewindslieden van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zicht op de arbeidsmarktpositie van mbo-gediplomeerden. Daartoe verricht het Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA) van de Universiteit van Maastricht jaarlijks in opdracht van mijn ministerie een onderzoek naar onder andere de arbeidsmarktpositie van personen die (hooguit) anderhalf jaar daaraan voorafgaand een mbo-diploma hebben behaald. De uitkomsten van die onafhankelijke onderzoeken gaven en geven geen aanleiding tot zorgen.

Mede naar aanleiding van de uitkomsten van het onderzoek door de Inspectie onderneem ik de volgende acties:

  • De komende maanden zal de Inspectie met mij het overleg voeren over de concrete uitwerking van het beoogde toezicht op de zorgplicht met betrekking tot het arbeidsmarktperspectief. Daarbij gaat het over goede informatievoorziening aan (toekomstige) studenten en over het al dan niet aanbieden van een opleiding vanuit de zorgplicht arbeidsmarktperspectief. Ook het tijdpad en de communicatie hierover richting het onderwijsveld zal onderwerp van gesprek zijn. Doel is dat deze toezichtstaak wordt opgenomen in het Toezichtskader BVE dat per 1 januari 2012 in werking zal treden.

  • Ik zal de MBO Raad informeren over de uitkomsten van het onderzoek door de Inspectie van het Onderwijs en hem verzoeken de bij hem aangesloten instellingen te wijzen op de zorgplicht arbeidsmarktperspectief.

  • Ik zal de Stichting Platform Beroepsonderwijs Bedrijfsleven i.o. vragen om mij uiterlijk eind augustus 2010 te adviseren hoe het aantal kwalificaties en opleidingen in het mbo kan worden teruggebracht en/of versimpeld. Doel is de organiseerbaarheid en macrodoelmatigheid van het mbo te verhogen, waarbij ook het arbeidsmarktperspectief van opleidingen wordt betrokken. Ik vraag de Stichting nadrukkelijk de belangen van het bedrijfsleven goed mee te wegen en ook gebruik te maken van alle kennis en ervaring van de kenniscentra en het onafhankelijke Coördinatiepunt. Daarnaast zal ik een onafhankelijke commissie installeren die zich gaat bezighouden met de bestuurbaarheid in het mbo. Ook deze commissie kan uitspraken doen over het vraagstuk van de macrodoelmatigheid.

Verder waren enkele acties reeds in gang gezet:

  • In het najaar van 2008 ben ik gestart met de regionale agenda onderwijs arbeidsmarkt. Op bestuurlijk en managementniveau kan de strategische samenwerking tussen gemeenten, bedrijfsleven en onderwijs in de regio verbeteren als het gaat om de afstemming van vraag en aanbod van beroepsopleidingen. Eén van de actiepunten voor versterking van de regionale aansluiting arbeidsmarkt en onderwijs is het opstellen van een handreiking voor hoe roc’s handen en voeten kunnen geven aan samenwerking met regionale partners. Deze handreiking is mede gebaseerd op ervaringen met een pilot in vier regio’s in 2009 (Twente, Leiden en omgeving, Zuid-Limburg en Rotterdam-Rijnmond). De handreiking zal praktische tips bevatten en door en voor roc’s opgezet worden. De handreiking is in de zomer van 2010 gereed.

  • In mijn brief van 17 maart 2009 aan de bve-instellingen betreffende de invoering van het geïntegreerd jaardocument in de bve-sector heb ik aangegeven te verwachten dat de instellingen ook reflecteren op de wijze waarop de instelling per domein of organieke eenheid zodanig het onderwijs inricht dat studenten in de verschillende opleidingen feitelijk toewerken naar en terechtkomen in reële vacatures en beroepenvelden.

  • In zowel de VO-sector als de BVE-sector wordt een stimuleringsplan uitgevoerd door relevante partners in het veld (VO Raad, MBO Raad, Colo, Skills Netherlands, JOB/Laks) ter ondersteuning van de loopbaanoriëntatie en loopbaanbegeleiding in het VO en het MBO. LOB bevat ook coaching en persoonlijke begeleiding. Met een goede Loopbaanorientatie en -begeleiding kan immers voortijdige schooluitval voorkomen worden. Voor komende jaren wordt vooral toegewerkt naar ondersteuning van het LOB proces vanuit een doorlopende leerlijn van VMBO naar MBO naar HBO.

  • Ten slotte zijn er initiatieven van MBO Raad en Colo als het gaat om het voorkomen dat opleidingen «zo maar» gesloten worden ondanks een goed arbeidsmarktperspectief. Beide organisaties hebben reeds initiatieven genomen om kleinschalige opleidingen te bundelen. Er bestaan vooral in krimpregio’s veel van dit soort initiatieven. Samenwerkingsinitiatieven zijn bekend uit de provincies Drenthe, Friesland, Groningen en Limburg. Ook individuele kenniscentra nemen initiatieven en bundelen effectief kwalificaties. Zo voert het kenniscentrum SVGB in opdracht van Koning Willem I en Amarantis de dure opleiding tandtechnicus uit in Nieuwegein. Deelnemers blijven daarbij wel ingeschreven bij Koning Willem I, respectievelijk Amarantis.

Aan de hand van bovenstaande impulsen en uitkomsten kan een volgend kabinet eventueel tot nadere regelgeving overgaan.

Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart


XNoot
1

Ingevoerd met de Wet van 27 juni 2008 tot wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs inzake deregulering en administratieve lastenverlichting (DAL).

XNoot
2

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven