31 524 Beroepsonderwijs en Volwassenen Educatie

Nr. 549 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 februari 2023

Ons mbo barst van het talent en is de motor voor grote maatschappelijke opgaven als de energietransitie, de woningbouw en de zorg. Studenten, docenten, (stage)begeleiders, mbo-scholen en werkgevers spelen daarmee een cruciale rol in onze economie en samenleving. En omgekeerd verdienen mbo studenten een omgeving die hen stimuleert om zichzelf op persoonlijk vlak en als vakman op een veilige manier te ontplooien. Zonder hen zou Nederland acuut tot stilstand komen, laat staan het werk aan de opgaven voor onze toekomst. Ik kan niet vaak genoeg benadrukken dat Nederland heel trots mag zijn op het mbo.

In juli 2022 presenteerde ik de kaders voor de Werkagenda mbo; de plannen waarmee ons beroepsonderwijs de komende jaren nog sterker en toekomstbestendiger moet worden. Maar uitvoerbaar beleid maak je samen. Daarom ben ik vervolgens met een brede coalitie gestart met het uitwerken van de Werkagenda mbo en het stagepact.1 Over mijn inzet voor het mbo voor de komende jaren en de investeringen door het kabinet heb ik uw Kamer eerder geïnformeerd.2 Op 9 en 16 november (Kamerstuk 31 524, nrs. 542 en 543) ben ik met uw Kamer in debat gegaan over de plannen. Zoals toegezegd heb ik de geluiden en de inhoudelijke accenten uit uw Kamer ingebracht in gesprekken met de andere partijen over de gezamenlijke Werkagenda mbo en het stagepact mbo.

Met deze brief deel ik de Werkagenda mbo en het stagepact mbo met uw Kamer. Deze zijn op 14 februari ondertekend door partners in- en rond de mbo-sector. Het verdient een groot compliment aan alle betrokken partijen dat we deze uitdaging met elkaar zijn aangegaan. We zijn samen tot ambitieuze en breed gedragen plannen gekomen. De ondertekening van deze plannen is het eindpunt van een intensief proces, maar vooral ook het startpunt voor alle betrokken partijen om samen voor de mbo-studenten het verschil te gaan maken. Dit mogen studenten van ons verwachten met de uitvoering van de Werkagenda mbo en het stagepact:

Alle studenten krijgen gelijke kansen

Alle studenten in het mbo krijgen optimale kansen om hun vaardigheden en potentie ten volle te ontplooien, gericht op duurzame participatie in de maatschappij en op de arbeidsmarkt. De aanpak van stagediscriminatie is daarom voor mij een topprioriteit, zowel voor het bevorderen van kansengelijkheid als voor het verbeteren van de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt. Ook de studenten die door omstandigheden extra hulp nodig hebben om hun vaardigheden en potentie ten volle te ontplooien krijgen gelijke kansen.

Een goede aansluiting tussen opleiding en arbeidsmarkt

Jongeren en volwassenen voelen zich goed begeleid bij het maken van een keuze voor een opleiding en een beroep. Elke mbo-student, jong en oud, vindt een opleiding die past bij zijn of haar interesses, talenten en capaciteiten en leidt naar een kansrijke en duurzame plek op de arbeidsmarkt en in de samenleving. Het is belangrijk dat ook na het behalen van een mbo-diploma het leren en ontwikkelen niet stopt. Iedereen in Nederland kan en moet blijven leren. Het mbo kan uitgroeien tot een cruciale opleider voor bij- en omscholing. De vraag naar vakmensen is groot. We staan in ons land voor grote opgaven rond klimaat, energie, wonen, zorg en onderwijs, waarbij goede vakmensen onmisbaar zijn. Het mbo draagt hier aan bij met het bevorderen van de instroom in specifieke sectoren, het bieden van voldoende stageplekken en een goede begeleiding, en met de flexibilisering van het onderwijsaanbod voor om- en bijscholing van werkenden en werkzoekenden.

Een goede kwaliteit van het onderwijs

Elke student krijgt een stevige basis in het mbo zeker ook op het gebied van Nederlands, rekenen en burgerschap. In het mbo kunnen studenten ook excelleren in vakmanschap. En onderzoek, innovatie en digitalisering zijn stevig ingebed in de sector, zodat het mbo toekomstbestendig en van topkwaliteit is en blijft. Het mbo is een volwaardige en gelijkwaardige partner in de onderzoeks- en kennisinfrastructuur. De ontwikkeling van onderwijsprofessionals is hierbij onmisbaar. Docenten, leidinggevenden, instructeurs, ondersteuners dragen gezamenlijk de kwaliteit van ons onderwijs. Ik hecht er waarde aan dat deze professionals hun kennis en kunde onderhouden en daarin gestimuleerd worden. Goede mogelijkheden tot blijvende ontwikkeling zijn essentieel om te kunnen werken aan onderwijskwaliteit. Een uitdagende werkomgeving en een ambitieuze leercultuur dragen bij aan de aantrekkelijkheid van de sector en daarmee aan het behoud van personeel. Ontwikkeling in het beroep en in de loopbaan moet voor al het onderwijspersoneel mogelijk zijn.

Stagepact mbo

Mbo-studenten verdienen een leerzame, maar ook veilige eerste kennismaking met de arbeidsmarkt. Het leren in de praktijk is een belangrijk onderdeel van alle mbo-opleidingen en is veelal de eerste stap op de arbeidsmarkt voor studenten. Met het stagepact mbo maken alle partners in en rondom het mbo afspraken om ervoor te zorgen dat alle studenten een stage of leerbaan krijgen met uitstekende begeleiding en goede randvoorwaarden. Ik hecht er grote waarde aan dat we deze stap met elkaar maken. We nemen concrete maatregelen op voor studenten belangrijke onderwerpen als het tegengaan van stagediscriminatie en maken werk van passende stagevergoedingen. De afspraken bestaan uit maatregelen bij vier samenhangende thema’s, namelijk: 1) verbeteren van stagebegeleiding, 2) uitbannen van stagediscriminatie, 3) realiseren van voldoende stageplaatsen en 4) bieden van een passende vergoeding. Deze afspraken zijn voor mij de start, komende jaren blijf ik met de partners uit het stagepact samenwerken om voor de student het verschil te maken.

Stagediscriminatie

Leerbedrijven en scholen hebben een belangrijke verantwoordelijkheid om samen met mij stagediscriminatie tegen te gaan. Met het stagepact committeren we ons daaraan, bundelen we onze krachten en schuwen we ongemakkelijke maatregelen niet. Het vraagt van ons allen komende jaren substantieel extra inzet om stagediscriminatie te voorkomen en tegen te gaan. Het vraagt dat we expertise opbouwen over hoe we studenten werven en selecteren en hoe we een sociaal veilige werkomgeving creëren. Met deze inzet werken we toe naar een stagemarkt waar geen enkele student geconfronteerd wordt met uitsluiting.

Moties, toezeggingen en amendement in relatie tot de werkagenda mbo en het stagepact

In relatie tot de werkagenda mbo:

Met de Werkagenda heb ik over de uitvoering van een aantal van uw moties afspraken gemaakt met verschillende partijen in en rond het mbo. Te weten:

  • Onder de prioriteit over kansengelijkheid is bij de doelstelling over de gelijkwaardige behandeling van studenten meegenomen:

    • op pagina 36 in de Werkagenda de motie van de leden Van der Graaf (CU) en Van der Molen (CDA) over het vergroten van de bekendheid met het studentenfonds3;

    • op pagina 36 de motie van de leden Bouchallikh (GL) en De Hoop (PvdA) over het opnemen in de wet van het door de Minister van OCW in overleg treden met belangenorganisaties van studenten4;

    • op pagina 36 de motie van de leden Van der Molen (CDA) en Palland (CDA) over het werken aan de verdere gelijke behandeling van mbo-studenten5;

    • op pagina 36 de motie van de leden De Hoop (PvdA) en Bouchallikh (GL) over het voorstel om opleidingsniveau als discriminatiegrond toe te voegen aan de Algemene wet gelijke behandeling6;

    • En op pagina xx het amendement van de leden Hagen (D66), Van der Graaf (CU), Van der Molen (CDA) en El Yassini (VVD) en de gewijzigde motie van dezelfde leden over het kosteloos beschikbaar stellen van boeken en licenties voor basisvaardigheden (taal, rekenen en burgerschap) voor mbo-studenten jonger dan 18 jaar.7 De kosten bedragen structureel € 10 miljoen. Dit wordt bij het volgende begrotingsmoment aan de mbo begroting toegevoegd.

  • Onder de prioriteit over kansengelijkheid is bij de doelstelling over studentenwelzijn in de Werkagenda op pagina 39 de motie van het lid Van der Graaf (CU) c.s. over het signaleren van en het gesprek voeren over vroegtijdig schoolverlaten, dreigende depressieve gevoelens en suïcidale gedachten meegenomen.8

  • Onder de prioriteit gelijke kansen is bij de doelstelling over begeleiding en het tegengaan van voortijdig schoolverlaten op pagina 40 de motie van het lid El Yassini (VVD) over het streven naar minder dan 18.000 nieuwe voortijdig schoolverlaters (vsv’ers) in 2026 meegenomen.9 Het aantal vsv’ers kan en moet lager dan nu. Tegelijkertijd plaatst het onderwijsveld de kanttekening dat deze opgave taai is. Het aantal vsv’ers wordt beïnvloed door externe factoren waarop de scholen nauwelijks invloed hebben, zoals de impact van de coronapandemie op jongeren, de krappe arbeidsmarkt en toenemende multiproblematiek onder jongeren. De ondertekenaars van Werkagenda zetten zich vanzelfsprekend maximaal in om de stijging van het aantal voortijdig schoolverlaters, die nu ontstaat na jarenlange daling, af te remmen en om te buigen.

  • Onder de prioriteit aansluiting onderwijs – arbeidsmarkt is bij de doelstelling over stages op pagina 48 de motie van de leden El Yassini (VVD), Van der Molen (CDA) en Van der Graaf (CU) over het inzetten van de middelen van de subsidie praktijkleren vanaf 2024 inzetten voor een vervolgregeling bij een positieve evaluatie meegenomen10;

  • Onder de prioriteit aansluiting onderwijs – arbeidsmarkt is bij de doelstelling over bij- en omscholen van werkenden en werkzoekenden op pagina 49 de motie van het lid El Yassini (VVD) over het streven naar 35% van het totale aantal mbo-studenten in een bbl-traject meegenomen.11 In de Werkagenda spreken we af een bbl-offensief te starten. Een van de acties is het onder de aandacht brengen van de meerwaarde van bbl-opleidingen voor jongeren en volwassenen bij sectoren die hier geen traditie in hebben (zoals de ICT sector). Het kost tijd voordat het aandeel bbl-studenten daarna daadwerkelijk groeit. Het bbl-offensief vraagt dan ook om een langere adem.

  • Onder governance, monitoring en financiën is op pagina xx de motie van de leden Hagen (D66) en Bisschop (SGP) over het bezien van de wijze waarop ouders meer kunnen worden betrokken bij het mbo-onderwijs van hun kinderen meegenomen.12

Uw Kamer heeft verzocht om middels een brief informatie te verstrekken over de Salarismix en daarbij te laten weten hoe deze middelen uiteindelijk verdeeld worden over de verschillende instellingen. Randstadinstellingen ontvangen tot eind 2023 middelen uit de bestaande Regeling salarismix, om hun onderwijspersoneel hoger in te kunnen schalen. Deze middelen worden daarna toegevoegd aan de Regeling Kwaliteitsafspraken. Binnen de Regeling Kwaliteitsafspraken stelt het kabinet vanaf dan 142 miljoen per jaar beschikbaar voor een aantrekkelijk carrièreperspectief voor onderwijspersoneel bij bekostigde instellingen in heel Nederland, zoals ik U ook eerder liet weten.13 Met de middelen uit de Regeling Salarismix zijn de Randstadinstellingen de afgelopen jaren langlopende verplichtingen in de vorm van arbeidscontracten aangegaan. Om te waarborgen dat het personeel met deze contracten kan worden behouden, ontvangen de Randstadinstellingen tijdelijk een groter aandeel in de middelen voor carrièreperspectief voor onderwijspersoneel. Ik ben met de mbo-sector overeengekomen dat dit geldt voor een periode van acht jaar.

In de Werkagenda maak ik afspraken over het versterken van het burgerschapsonderwijs in het mbo. Ik heb uw Kamer eerder geïnformeerd over de stappen die ik zet.14 In de afgelopen maanden is een brede en open discussie gevoerd met de scholen, studenten, wetenschappers en het maatschappelijk middenveld. Ik waardeer de bijdrage en betrokkenheid van alle belanghebbenden bij deze belangrijke opdracht. Uw Kamer wordt voor de zomer geïnformeerd over het definitieve adviesrapport van de expertgroep burgerschap.

In relatie tot het stagepact mbo

Met het stagepact mbo heb ik over de uitvoering van een aantal van uw moties afspraken gemaakt met verschillende partijen in en rond het mbo. Daarnaast informeer ik uw kamer over enkele aanpalende moties en toezeggingen.

  • Conform motie van het lid Westerveld c.s.15 is in het stagepact op pagina 7 en 8 afgesproken dat elke mbo-student een passende vergoeding krijgt voor de stage. De vergoeding bestaat minimaal uit een vergoeding die alle onkosten omvat, daarbovenop worden in cao’s afspraken gemaakt over een passende stagevergoeding. Over het hoger onderwijs wordt uw Kamer later geïnformeerd.

  • Over de motie van het lid van Baarle over het opnemen van stagediscriminatie als een expliciete voorwaarde om erkend leerbedrijf te worden zijn afspraken gemaakt op pagina 5 en 6.16 SBB zal bij meldingen op basis van onderzoek handelen richting de erkenning van het leerbedrijf, hiertoe versterkt SBB de benodigde expertise (zie ook pagina 6) zoals beoogd in motie van het lid van Baarle.17 Daarnaast biedt SBB ondersteuning aan bestaande en nieuwe leerbedrijven, door o.a. workshops, webinars en e-learnings. Het voorkomen van discriminatie is onderdeel van deze ondersteuning en wordt versterkt. In de begrotingsbehandeling OCW 2022 (Handelingen II 2021/22, nr. 24, item 12) heeft mijn voorganger toegezegd om na te gaan of deze cursussen verplicht zijn. Dat is niet het geval, alle cursussen van SBB zijn vrijwillig voor nieuwe en bestaande leerbedrijven.

  • In het stagepact op pagina 5 is afgesproken dat iedere mbo-instelling zorgt voor een laagdrempelig meldpunt wat zorgt voor opvolging van de melding en ondersteuning van de student, conform motie van de leden van Baarle en de Hoop.18 De mbo-instellingen zorgen met partners, zoals de anti-discriminatievoorzieningen (ADV’s) en gemeenten, voor afspraken over de meldstructuur. Scholen informeren studenten dat zij altijd buiten de school terecht kunnen bij de ADV in de regio zoals beoogd in de motie van de leden Bouchallikh en de Hoop.19

  • Voor stagematching van eerstejaarsstudenten bij de eerste stage zal tevens een variant worden opgenomen in de uitwerking zoals beoogd in de motie van de leden Van der Molen en El Yassini.20 Zoals toegezegd in het wetgevingsoverleg op 27 juni 2022 (Kamerstuk 36 100 VIII, nr. 23) vindt onderzoek plaats van SEO en Verwey-Jonker naar stagematching, begin 2024 volgen de uitkomsten van het onderzoek. Met de resultaten van dit onderzoek worden de varianten van stagematching vervolgens aangescherpt en wordt geleerd over de effectieve inzet van stagematching. Voor de zomer van 2023 ontvangt uw Kamer ook de toegezegde inventarisatie van in hoeverre mbo-scholen op dit moment werken met stagematching. Deze inventarisatie wordt op dit moment uitgevoerd door SEO.

  • Het stagepact bevat conform de gewijzigde motie van de leden Van Baarle en De Hoop21 concrete doelstellingen om stagediscriminatie tegen te gaan die zullen worden gemonitord. Over de voortgang wordt gerapporteerd aan uw Kamer. Voor de zomer zal ik uw Kamer informeren over de motie van de leden Van den Berge en Van den Hul over het deskundig team.22 Beoogd wordt om in de uitwerking van het stagepact te werken met evidence-based interventies om stagediscriminatie tegen te gaan.

  • Als laatste zal uw Kamer dit najaar per brief geïnformeerd worden over het onderzoek naar stagediscriminatie bij studenten met een functiebeperking, naar aanleiding van de motie van de leden Westerveld en Wassenberg23 en de motie van de leden Van der Plas en El Yassini.24

Monitoring Werkagenda en stagepact

Ik vind het belangrijk dat het mbo zich verder ontwikkelt als lerende sector. Met de ondertekening van de Werkagenda spreken we als ondertekenaars af dat we met elkaar monitoren of we de doelstellingen bereiken. Het stagepact is onderdeel van deze integrale monitoring.25 Halverwege de looptijd van de Werkagenda en het stagepact, in 2025, zal een mid-term evaluatie plaatsvinden. Over de verdere inrichting van deze monitoring bestaande uit de te hanteren indicatoren, de wijze waarop de voortgang wordt geëvalueerd en de kennis en onderzoeksagenda, informeer ik uw Kamer uiterlijk voor de zomer van 2023. Vervolgens zal ik uw Kamer jaarlijks informeren over de uitkomsten van de monitoring en de voortgang van de Werkagenda en het stagepact.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H. Dijkgraaf


X Noot
1

Werkagenda: de Jongeren Organisatie Beroepsonderwijs (JOBmbo), Beroepsvereniging Opleiders MBO (BVMBO), de MBO Raad, de Nederlandse Raad voor Training en Opleiding (NRTO), VNO-NCW, MKB-Nederland, Vereniging Nederlands Gemeenten (VNG), Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB) en mijzelf.

Stagepact: de Jongeren Organisatie Beroepsonderwijs (JOBmbo), Beroepsvereniging Opleiders MBO (BVMBO), de MBO Raad, de Nederlandse Raad voor Training en Opleiding (NRTO), VNO-NCW, MKB-Nederland, Vereniging Nederlands Gemeenten (VNG), Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB), CNV Onderwijs en CNV Jongeren, Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV) en FNV Young & United, Algemene Onderwijsbond (AOb), Federatie van Onderwijsvakorganisaties (FvOv), het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) en het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW).

X Noot
2

Kamerstuk 31 524, nrs. 511 en 515.

X Noot
3

Kamerstuk 31 524, nr. 522.

X Noot
4

Kamerstuk 31 524, nr. 524.

X Noot
5

Kamerstuk 31 524, nr. 526.

X Noot
6

Kamerstuk 36 200 VIII, nr. 91.

X Noot
7

Kamerstuk 36 200 VIII, nr. 63 en Kamerstuk 36 200 VIII, nr. 144.

X Noot
8

Kamerstuk 31 524, nr. 520

X Noot
9

Kamerstuk, 31 524, nr. 518.

X Noot
10

Kamerstuk, 36 200 VIII, nr. 144.

X Noot
11

Kamerstuk, 31 524, nr. 517.

X Noot
12

Kamerstuk, 31 524, nr. 537.

X Noot
13

Kamerstuk, 31 524, nr. 538.

X Noot
14

Kamerstuk 31 524, nr. 509.

X Noot
15

Kamerstuk 36 100 VIII, nr. 10.

X Noot
16

Kamerstuk 36 100 VIII, nr. 18.

X Noot
17

Kamerstuk 31 524 , nr. 531.

X Noot
18

Kamerstuk 36 100 VIII, nr. 17.

X Noot
19

Kamerstuk, 36 200 VIII, nr. 105.

X Noot
20

Kamerstuk, 31 524, nr. 525.

X Noot
21

Kamerstuk 36 100 VIII, nr. 21.

X Noot
22

Kamerstuk 35 570 VIII, nr. 50.

X Noot
23

Kamerstuk 35 570 VIII, nr. 271.

X Noot
24

Kamerstuk 31 524, nr. 527.

X Noot
25

Hierin worden ook de moties over monitoring meegenomen, dit zijn de motie van leden Van Baarle en Westerveld (Kamerstuk 36 200 VIII, nr. 118) en de motie van het lid Van Baarle (Kamerstuk 31 524, nr. 532).

Naar boven