31 524 Beroepsonderwijs en Volwassenen Educatie

Nr. 538 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 november 2022

Elke jongere moet de kans krijgen zich te kunnen ontplooien en de opleiding te kunnen volgen die daarbij het beste past. Ik vind dat er geen financiële drempels mogen zijn die deze ontwikkeling in de weg staan. Daarom zijn er verschillende maatregelen genomen om deze drempels weg te nemen. Zo ontvangen mbo-studenten ouder dan 18 jaar studiefinanciering en betalen studenten onder de 18 jaar geen les- of cursusgeld. Alle BOL-studenten in het mbo kunnen gebruikmaken van het studentenreisproduct. Daarnaast is sinds het schooljaar 2021/2022 het MBO Studentenfonds in het leven geroepen, onder meer om jongeren uit huishoudens met een minimuminkomen te ondersteunen bij het aanschaffen van lesmiddelen.

Ondanks deze maatregelen constateer ik net als uw Kamer dat studenten nog te vaak worden geconfronteerd met hoge schoolkosten. Zo hoor ik in mijn gesprekken met studenten dat zij nog te vaak leermiddelen moeten aanschaffen die niet voldoende worden gebruikt in het leerproces. Het is onwenselijk dat mbo-studenten worden opgezadeld met deze onnodige kosten. In het debat met de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het mbo van 9 november 2022 heb ik toegezegd in dat kader terug te komen op de uitvoering van een tweetal moties met betrekking tot schoolkosten in het mbo. Het betreft de motie van de leden Özdil en Kuik over het stimuleren van instellingen om ongebruikte leermiddelen van studenten terug te nemen en de motie van de leden El Yassini en Kwint over het verplichten van scholen om lesmaterialen of boeken die niet ter ondersteuning van de les zijn gebruikt terug te kopen.1

Daarnaast vroegen de leden De Hoop, Kwint en Bouchallikht om een nadere toelichting op mijn inzet om de Regeling Salarismix te stoppen en verder in te zetten op carrièreperspectief in heel Nederland. In deze brief zal ik deze nadere toelichting geven.

Regeling ongebruikte leermiddelen

Studenten mogen geen gevolgen ondervinden van het feit dat de instelling leermiddelen voorschrijft die niet of nauwelijks gebruikt worden. Daarom heeft het ministerie met de MBO Raad en JOB MBO de afspraak gemaakt dat elke mbo-instelling met ingang van studiejaar 2021–2022 een regeling ongebruikte leermiddelen moet hebben ingesteld. Deze afspraak gaat verder dan stimuleren. Hiermee is ook geregeld dat studenten directe invloed hebben op de regeling binnen hun instelling. De studentenraad heeft immers instemmingsrecht op het schoolkostenbeleid, waar deze regeling onderdeel van is.

Met de afspraak is invulling gegeven aan de motie van de leden Özdil en Kuik en is er (nog) niet gekozen voor een wettelijke verplichting, zoals in de motie van de leden El Yassini en Kwint wordt verzocht.

Ik zie dat verreweg de meeste instellingen een regeling ongebruikte leermiddelen hebben ingesteld. Echter zijn er ook nog een aantal instellingen die naar mijn informatie de regeling niet hebben ingesteld. Met deze instellingen neem ik contact op en ik zal hen verzoeken de regeling voor 1 januari 2023 alsnog in te stellen.

Ook constateer ik dat er nog teveel signalen zijn dat studenten de regeling niet kennen of dat deze lastig vindbaar is. Ik heb er begrip voor dat de regeling nog niet altijd goed werkt, omdat het een nieuwe werkwijze is. In het algemeen vraagt een nieuwe aanpak tijd voordat deze optimaal functioneert. Ik wil de instellingen dan ook de tijd geven om enige ervaring op te doen met de nieuwe werkwijze en de regeling zo te kunnen verbeteren. Studenten moeten echter wel goed geïnformeerd worden over hun rechten en deze ook kunnen effectueren. Ik geef mbo-instellingen daarom tot 1 januari 2023 de tijd om deze situatie te verbeteren. Dit betekent dat elke instelling een regeling ongebruikte leermiddelen heeft ingesteld en die op een heldere wijze communiceert, bijvoorbeeld door deze te publiceren op de webpagina waar ook andere regelingen of protocollen te vinden zijn. Ik zal alle instellingen daarom ook een brief sturen om dit nogmaals te benadrukken. Omdat de problematiek van ongebruikte leermiddelen nu echt verleden tijd moet zijn, verwacht ik voor 1 maart 2023 verbetering. Wanneer dit uitblijft, zie ik geen andere oplossing dan over te gaan tot het wettelijk regelen dat studenten niet langer geconfronteerd worden met (kosten voor) ongebruikte leermiddelen. Dit geeft mij de mogelijkheid hierop te handhaven en maakt het voor iedereen duidelijk wat de regels zijn.

Financiële prikkels bij het kiezen van een opleiding

Naast de ongebruikte leermiddelen zie ik over de hele linie dat schoolkosten een terugkerend onderwerp van discussie zijn. Om de kansengelijkheid voor jongeren te bevorderen wil ik (financiële) prikkels die invloed hebben op de opleidingskeuze van een (toekomstig) student zoveel mogelijk wegnemen. Daar zie ik op sommige instellingen al goede voorbeelden van. Instellingen vergoeden (deels) leermiddelen of kopen deze centraal in. Ik volg deze ontwikkelingen met interesse. Met deze initiatieven in het achterhoofd ga ik met instellingen en studentenorganisaties verder in gesprek over de financiële aspecten die voor een student komen kijken bij (het kiezen van) een opleiding. Daarbij neem ik het signaal over de grote hoeveelheid ongebruikte leermiddelen die nu nog gevraagd lijken te worden mee.

Nieuwe afspraken over carrièreperspectief mbo

De Regeling Versterking van salarismix leraren mbo in de Randstadregio’s (hierna: Regeling Salarismix) is opgesteld in 2008. Deze regeling richt zicht specifiek op de Randstad, aangezien dit toentertijd gold als een tekortregio voor docenten. Uit de evaluatie van de Regeling Salarismix2 blijkt echter dat de arbeidsmarktkrapte niet meer alleen voelbaar is in de Randstad, waarmee de onderbouwing voor de specifieke ondersteuning van de Randstad is komen te vervallen.

Daarnaast blijkt uit deze evaluatie dat de doelstellingen van de Regeling Salarismix niet altijd helder zijn en dat de afspraken met de individuele instellingen soms zelfs niet meer vindbaar zijn. Na het instellen van de regeling is er een tijd sprake geweest van een sterke stijging van hoger ingeschaalde docenten, maar na verloop van tijd is deze inschaling gestaag afgenomen. Hiermee worden vraagtekens gezet bij de doelmatigheid van de Regeling Salarismix.

In reactie op deze evaluatie heb ik op 21 juni 2021 de «Redeneerlijn sociale partners mbo inzake toekomst Regeling salarismix Randstadregio’s» ontvangen. Hierin pleiten de sociale partners – waarbij de MBO Raad de werkgevers vertegenwoordigt – er gezamenlijk voor om het onderscheid tussen scholen in de Randstad en daarbuiten weg te nemen. Ook geven zij gezamenlijk aan dat de uitvoering van de regeling moet verbeteren, zowel beleidsmatig als procedureel. Zo stellen ze voor om een aantal duidelijke doelstellingen af te spreken als sociale partners, vervolgens per school een plan op te stellen en deze plannen goed te monitoren. De sociale partners hebben aangegeven dat zij onder deze voorwaarden met een structurele ophoging van de regeling salarismix met € 90 miljoen kunnen zorgen voor beter carrièreperspectief voor mbo-docenten in het hele land.

Ik onderschrijf het pleidooi van de sociale partners dat het onderscheid tussen de Randstad en daarbuiten niet wenselijk is. Het klakkeloos ophogen van de regeling salarismix doet mijns inziens echter geen recht aan de kritische evaluatie van die regeling. Ik heb daarom besloten om de Regeling Salarismix per 1 januari 2024 stop te zetten. Ik wil komen tot nieuwe afspraken voor onderwijspersoneel in het hele mbo, die gaan gelden vanaf 1 januari 2024. Ik stel daarvoor een bedrag van € 142 miljoen beschikbaar, wat overeenkomt met het bedrag dat de sociale partners voor ogen hadden.

Doelen carrièreperspectief

Lid De Hoop (PvdA), lid Kwint (SP) en lid Bouchallikht (GroenLinks) vroegen mij om extra toelichting op de doelstellingen van de nieuwe regeling voor carrièreperspectief en de waarborgen dat dit ten goede komt aan de docenten en de onderwijskwaliteit. In mijn ogen gaat carrièreperspectief over het zorgen voor voldoende instroom van nieuw onderwijspersoneel, over doorstroom en behoud van zittend onderwijspersoneel en over het verlagen van de werkdruk. Het zorgen van voldoende instroom kan bijvoorbeeld door samen te werken met het bedrijfsleven. Het behouden van onderwijspersoneel kan onder andere door starters goede begeleiding te bieden, maar ook met beleid om carrière voor de klas mogelijk te maken en door hogere inschaling te bieden. Het verlagen van werkdruk begint bij het opstellen van goede werkdrukplannen in de school.

Over deze doelen maak ik afspraken in de Werkagenda mbo en vervolgens via de Kwaliteitsafspraken met de individuele scholen. Het is mijn inzet dat elke instelling in zijn kwaliteitsplan, dat opgesteld dient te worden om in aanmerking te komen voor de middelen uit de Regeling Kwaliteitsafspraken, aangeeft hoe zij het beschikbare geld voor carrièreperspectief ten goede laat komen aan deze thema’s. Ik vraag hierbij om ambitieuze en concrete doelstellingen op instellingsniveau. Hierbij dient elke mbo-school in ieder geval inzichtelijk maken op basis van welke kwaliteitscriteria doorgroei naar een hogere salarisschaal mogelijk is, waarbij specifiek aandacht is voor doorgroeimogelijkheden ín de klas. Ook moeten scholen een onderbouwd plan hebben voor de verdeling van salarisschalen onder hun onderwijspersoneel in de aankomende jaren. Deze kwaliteitsplannen kunnen pas bij het ministerie ingediend worden nadat de OR van de instelling akkoord heeft gegeven. Op deze manier borg ik dat onderwijspersoneel nauw betrokken is bij de concrete uitwerking van deze plannen en dat de mbo-sector ambitie toont op dit thema.

Mochten de cao-partners op landelijk niveau afspraken willen maken over specifieke doelstellingen dan moedig ik dit aan. Ik heb er vertrouwen in dat zij afspraken zullen maken waar dat nodig is, aangezien zowel werkgevers als werknemers goed in beeld hebben wat de sector nodig heeft. Dit blijkt ook uit de eerder genoemde reactie op de evaluatie van de Salarismix, waarin zij samen tot concrete verbetervoorstellen zijn gekomen. Ik heb met bovenstaand voorstel een goede basis gelegd met een aantal waarborgen om te kunnen sturen op een goed carrièreperspectief in het hele mbo. Ik zal daarnaast samen met de JOB en het platform medezeggenschap mbo zorgen voor een goede voorbereiding van de studentenraden en ondernemingsraden in het mbo, zodat zij hun belangrijke rol bij het goedkeuren van de kwaliteitsplannen kunnen waarmaken.

Carrièreperspectief binnen Kwaliteitsafspraken: het financiële kader

Het is mijn inzet om binnen de Regeling Kwaliteitsafspraken een bedrag van € 142 miljoen af te bakenen specifiek voor het bieden van carrièreperspectief. Dit bedrag is opgebouwd uit de € 52 miljoen uit de huidige Regeling Salarismix en uit € 90 miljoen uit het budget van de Regeling Kwaliteitsafspraken. Hiermee verdwijnt het budget dat nu in de Regeling Salarismix zit dus niet. Het wordt op een andere wijze ingezet voor een vergelijkbaar doel.

Het afbakenen van dit bedrag binnen de Regeling Kwaliteitsafspraken biedt de kans om onderwijspersoneel in heel Nederland te bereiken en geeft de mogelijkheid om de doelen die hieraan gekoppeld worden te herijken. Het afbakenen van dit bedrag binnen de Regeling Kwaliteitsafspraken zal zorgen voor enige financiële herverdeling tussen instellingen. Hierbij zullen de scholen buiten de Randstad iets meer profiteren dan de scholen binnen de Randstad, ten opzichte van de huidige situatie. Door de forse investering van dit kabinet in het mbo gaan alle instellingen er financieel echter per saldo aanzienlijk op vooruit. Daarom is dit naar mijn mening het goede moment om de overstap te maken van de Regeling Salarismix naar carrièreperspectief voor heel Nederland.

Tot slot

Ik ga graag met uw Kamer verder in gesprek over het carrièreperspectief voor onderwijspersoneel en de schoolkosten in het mbo. Het is mijn inzet dat studenten in het mbo kunnen rekenen op toegankelijk en excellent onderwijs.

Goede docenten die zich duurzaam aan het mbo verbinden en het wegnemen van financiële drempels voor studenten zijn beiden onderdeel van de benodigde inzet om dit te bereiken.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H. Dijkgraaf


X Noot
1

Kamerstuk 31 524, nrs. 409 en 413.

X Noot
2

Bijlage bij Kamerstuk 31 524, nr. 481.

Naar boven