31 524 Beroepsonderwijs en Volwassenen Educatie

31 288 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid

Nr. 493 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 juni 2021

Inleiding

De coronapandemie heeft ook de afgelopen maanden veel effect gehad op het onderwijs. Docenten, studenten en andere betrokkenen hebben zich maximaal ingespannen om het onderwijs zo goed mogelijk doorgang te laten vinden. Daarvoor heb ik veel waardering. Zeker omdat voor veel studenten en docenten de afgelopen periode niet gemakkelijk is geweest. In gesprekken die ik met hen heb gevoerd werden regelmatig zorgen geuit over bijvoorbeeld het gemis aan sociaal contact1, werkdruk onder docenten en financiële onzekerheid onder studenten.

Op 24 november 2020 heb ik uw Kamer een brief over de gevolgen van COVID-19 in het mbo en ho gestuurd (Kamerstukken 31 524 en 31 288, nr. 479). Vlak na het verschijnen van die brief ging het onderwijs, als gevolg van de lockdown, bijna volledig over op online onderwijs. Kwetsbare jongeren konden wel fysiek onderwijs blijven volgen. De lockdown-periode heeft gevolgen gehad voor het studentenwelzijn, de studievoortgang, motivatie en kwaliteit van het onderwijs. Het kabinet heeft de afgelopen tijd een aantal maatregelen kunnen nemen die het onderwijs helpt door de coronapandemie en de nasleep daarvan heen te komen.

Zo zijn met het Nationaal Programma Onderwijs2 middelen vrijgemaakt voor mentale en financiële steun aan studenten. Ook zijn middelen vrijgemaakt voor instellingen voor o.a. extra begeleiding van studenten, inzet op alternatieve stages en ondersteuning van docenten in het studiejaar 2021–2022. Verderop in de brief worden verschillende maatregelen uit het Nationaal Programma Onderwijs nog apart belicht.

In het afgelopen studiejaar is binnen de kaders van de wet via afspraken in de servicedocumenten extra ruimte en flexibiliteit geboden om de negatieve effecten van corona op het onderwijs te verzachten. De afgelopen maanden is samen met het onderwijsveld ook gewerkt aan een perspectief voor het heropenen van de instellingen voor fysiek onderwijs. Dit is erg belangrijk in het kader van het studentenwelzijn en de studievoortgang. Zo worden er in het ho sinds eind april, en in het mbo sinds medio mei, zelftesten beschikbaar gesteld. Sinds 5 mei respectievelijk 31 mei kunnen studenten en medewerkers de testen ook zelf aanvragen. Dat draagt bij aan het verbeteren van het epidemiologische beeld en daarmee op termijn aan de mogelijkheden voor meer versoepelingen van de corona-maatregelen en daarmee meer fysiek onderwijs.

De laatste ontwikkelingen in het kader van de coronacrisis laten zien dat steeds meer beperkingen in onze samenleving kunnen worden opgeheven. Daarmee samenhangend is een situatie waarbij volgend studiejaar weer zonder beperkingen fysiek onderwijs kan worden gegeven in het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) en hoger onderwijs (ho) reëel. Het kabinet neemt uiterlijk 13 augustus een besluit over het loslaten van de 1,5 meter voor het mbo en ho op basis van de dan actuele beschermingsgraad van de bevolking, incidentie van het virus en internationale epidemiologische risico’s. Hierover heb ik de instellingen afgelopen weekend geïnformeerd3.

In het vervolg van deze brief schets ik een beknopt beeld van de huidige stand van zaken met betrekking tot thema’s zoals studievoortgang, studentenwelzijn en arbeidsmarktperspectief en de acties die hierop zijn ingezet.

Studievoortgang

Een deel van de studenten heeft door de coronacrisis studievertraging opgelopen. Exacte aantallen over de omvang van deze groep zijn niet bekend, omdat dit niet landelijk wordt bijgehouden. Uit een onderzoek onder docenten binnen het mbo komt dat de meerderheid van de docenten meent dat tot 40% van de studenten vertraging heeft opgelopen4. Ze verwachten dat deze vertraging sterk uiteen loopt tot maximaal zeven maanden. Volgens een enquête onder studenten zou het gaan om een derde van de studenten in het mbo die verwacht enkele maanden vertraging op te zullen lopen5. Als oorzaak worden genoemd het uitvallen van lessen, het wegvallen van stages en motivatieproblemen door het wegvallen van de fysieke lessen. In het hoger beroepsonderwijs en wetenschappelijk onderwijs lijkt de studievoortgang, op basis van de nu beschikbare informatie, in het eerste semester gemiddeld tot op heden niet significant af te wijken van andere jaren6. Studenten geven in de monitor beleidsmaatregelen aan dat het samenwerken met andere studenten en het volgen van praktijkdelen in het onderwijs (inclusief stages) wel heeft geleden onder de maatregelen7. Hoewel het ontbreekt aan een volledig landelijk overzicht, heb ik van hogescholen en universiteiten begrepen dat dit onder de tweede lockdown zo is gebleven. Specifieke studies met grote praktijkcomponenten en stages hebben hier het meest last van. Met name voor het hbo geldt dat de opleidingen die een grote praktijkcomponent hebben, last ervaren van de maatregelen. Zo hebben bijvoorbeeld kunststudenten minder vaak toegang tot werkplaatsen en podia en hebben zorgstudenten minder toegang tot een ziekenhuizen en klinieken. Het aandeel studenten dat in de studentenmonitor8 rapporteerde studievertraging te hebben opgelopen, steeg in het eerste semester met 4 procentpunt ten opzichte van de voorgaande monitor, die dateert van voor de corona-uitbraak.

Met het Nationaal Programma Onderwijs heeft het kabinet extra middelen uitgetrokken om de gevolgen van corona op o.a. studievertraging aan te pakken voor alle onderwijssectoren, waaronder het mbo en ho. Deze middelen zijn beschikbaar tot eind 2022. Ze kunnen in de studiejaren 2021/2022 en 2022/2023 tot besteding komen. Instellingen kunnen deze conform de doelstellingen van het NPO besteden. Ook zijn tijdelijke aanpassingen in wet- en regelgeving doorgevoerd om studievertraging te voorkomen, bijvoorbeeld in de servicedocumenten voor mbo en ho. Zo mogen studenten in het mbo onder voorwaarden nog het hele studiejaar 2021–2022 afstuderen zonder resultaat voor keuzedelen en rekenen en zijn in het hbo en wo afspraken gemaakt over de zachte knip tussen bachelor en master.

Voor mbo-studenten op niveau 4 die wilden doorstromen naar het hbo was het dit studiejaar mogelijk om, met een kleine studievertraging door corona en dus nog zonder diploma, alvast te beginnen op het hbo. Aankomend studiejaar krijgen mbo 4-studenten met een kleine studievertraging en een positief advies van de mbo instelling, weer deze mogelijkheid. Om de hbo-opleiding te mogen vervolgen moest wel voor 1 januari 2021 het mbo-diploma alsnog zijn behaald. Voor bijzondere situaties konden hbo-instellingen deze termijn verlengen naar 1 september 2021. Uit cijfers van DUO blijkt dat ruim de helft van de doorgestroomde groep studenten binnen de aangegeven tijd alsnog het mbo-diploma heeft behaald. Een voorbeeld van flexibiliteit en coöperatie van de onderwijssectoren, in een extreme tijd. Er wordt nog onderzocht hoe het gaat met de studenten die hun diploma niet op tijd hebben gehaald. De lessen die daaruit kunnen worden getrokken zullen worden betrokken op de groep die dit studiejaar van dezelfde regel gebruik kan maken.

Stages en praktijkgericht onderwijs

Voor alle drie de onderwijssectoren geldt dat dit jaar grote knelpunten zijn ontstaan bij de praktijkgerichte component van het onderwijs als gevolg van de coronamaatregelen. Veel sectoren, zoals de horeca, moesten sluiten of kregen te maken met andere beperkingen waardoor het aantal stageplekken schaarser werd. Ook voor komend studiejaar worden knelpunten voorzien. Stages die dit jaar niet hebben kunnen plaatsvinden zijn voor een deel doorgeschoven naar volgend jaar.

In het servicedocument mbo9 (versie 5.0 en 5.1), dat ik samen met de sector heb opgesteld, zijn aan mbo-instellingen alternatieven voor beroepspraktijkvorming aangereikt. Deze kunnen ze inzetten tot in ieder geval 1 februari 2022. Zo kunnen instellingen studenten stage laten lopen bij niet-erkende bedrijven, praktijkopdrachten organiseren en in het uiterste geval, simulaties. Via het actieplan10 stages en leerbanen heeft SBB sinds het uitbreken van de crisis de dienstverlening op het gebied van werving, monitoring en behoud van stageplaatsen en leerbanen kunnen intensiveren. Hier is door het kabinet in de jaren 2020 en 2021 per jaar 4 miljoen euro voor uitgetrokken. Met het Nationaal Programma Onderwijs heb ik deze gelden kunnen verlengen tot en met 2022. In totaal hebben 265.000 studenten in de eerste helft van het jaar van een erkende stageplek gebruik kunnen maken11. Op dit moment bedraagt het aantal stage- en leerbaantekorten in het mbo 11.356 plekken (cijfers van 3 juni 2021). Dit is een fors lager aantal dan ten tijde van de vorige monitoringsbrief. Gedeeltelijk komt dat doordat verschillende sectoren weer openen en weer fysiek stagiairs kunnen ontvangen. Een ander gedeelte is opgelost via inzet van alternatieven op basis van het servicedocument mbo. Een ander deel van de stages is doorgeschoven naar volgend studiejaar.12 In juni start SBB met een inventarisatie naar het verwachte tekort aan stages en leerbanen in het nieuwe studiejaar. Daar zullen naar verwachting ook de doorgeschoven stages van dit jaar bij zitten.

Uit het hoger beroepsonderwijs zijn geen exacte gegevens bekend van het aantal stagetekorten. Uit een steekproef, gehouden door de Vereniging Hogescholen, komt naar voren dat een deel van de studenten nog steeds moeite heeft met het vinden van een geschikte stageplek. Dit komt overeen met het beeld uit de Monitor Beleidsmaatregelen13. Het gaat hier met name om studenten in de sectoren die getroffen zijn door de coronacrisis, zoals de gezondheidszorg, het onderwijs, toerisme en hospitality. Hogescholen hebben de afgelopen maanden gebruik gemaakt van creatieve oplossingen en inzet van hun eigen netwerken om toch zoveel mogelijk studenten aan een stageplek te helpen. Toch maken zij zich zorgen over hoe de stagemarkt er volgend jaar en in de jaren daarna uit zal zien. Met het Nationaal Programma Onderwijs zijn daarom ook gelden vrijgemaakt voor onderwijsinstellingen voor een actieplan stages hoger onderwijs om de stageproblematiek aan te pakken. Bijvoorbeeld door extra begeleiding voor stagiairs te realiseren. In het wetenschappelijk onderwijs zijn middelen vrijgemaakt om coschappen van de geneeskundeopleidingen en de stages voor de opleidingen tandheelkunde te kunnen verzorgen.

Arbeidsmarkt(perspectief)

Volgens het UWV zal de arbeidsmarkt zich in de loop van 2021 en in 2022 gaan herstellen van de coronacrisis14. In 2020 is het aantal gewerkte uren afgenomen met 4,3% terwijl in 2021 een stijging van het aantal gewerkte uren van 2% wordt verwacht. De werkloosheid is, ook onder de jeugd, op dit moment nog steeds laag15. Met name kwetsbare jongeren ondervinden echter wel problemen bij de overstap van het onderwijs naar de arbeidsmarkt16. Corona versterkt ook hier de effecten van een problematiek die structureel van aard is. Maatregelen om dit aan te pakken zijn door het kabinet beschreven in het IBO Jongeren met afstand tot arbeidsmarkt17. Het gaat daarin grofweg om het realiseren van betere (meer integrale) begeleiding bij de overgang van onderwijs naar werk, een wettelijke regierol voor jongeren bij gemeenten, een sluitende registratie en monitoring voor kwetsbare jongeren en het mogelijk maken van maatwerk in wet- en regelgeving. Met de aanpak jeugdwerkloosheid zijn tijdelijk middelen beschikbaar gesteld aan scholen en gemeenten om betere begeleiding te bieden van school naar werk. Het Kabinet heeft de beslissing over structurele investeringen in deze maatregelen aan een volgend kabinet gelaten. Voor de zomer wordt naar aanleiding van de motie van het lid Ploumen c.s.18 een Kamerbrief gestuurd die ook ingaat op de positie van kwetsbare jongeren op de arbeidsmarkt. Via het Nationaal Programma Onderwijs zijn extra gelden beschikbaar gekomen voor de verlenging van de aanpak jeugdwerkloosheid tot eind 2022. Hiermee wordt gezorgd voor extra begeleiding bij de overgang naar de arbeidsmarkt.

Uit de hbo-monitor19 blijkt onder pas-afgestudeerden een iets hogere werkloosheid te bestaan in vergelijking met de resultaten van de monitor uit 2019. Gemiddeld lag de werkloosheid in 2020 op 4.2%, en in 2019 op 3.5%. Dit effect doet zich in alle onderwijssectoren voor, met uitzondering van alumni van opleidingen in gezondheidszorg en onderwijs. Voor de sector kunsten geldt dat de werkloosheid het meest is gestegen (van 4.7% in 2019 naar 8.7% in 2021). Van alle voltijd afgestudeerden heeft 54% na anderhalf jaar een vaste aanstelling, tegenover 53% in 2019. De universiteiten publiceren naar verwachting in mei 2022 de resultaten van hun Nationale Alumni Enquête, die meer inzicht moet geven over de gevolgen van de studenten die in 2020 zijn afgestudeerd met een wo-master op de arbeidsmarkt. Voor het mbo worden naar verwachting de resultaten van de enquête onder recent gediplomeerden in september 2021 gepubliceerd.

In het verlengde van de meest recente servicedocumenten heeft het kabinet besloten dat mbo-studenten die studiefinanciering ontvangen, net als vorig jaar, niet «gestraft» worden wanneer zij (bijvoorbeeld doordat ze in vitale beroepen werken) dit jaar meer verdienen dan de bijverdiengrens. Er vindt over 2021 voor hen dus geen bijverdiengrenscontrole plaats. Voor het ho bestaat er geen bijverdiengrens.

Studentenwelzijn

In een enquête van het JOB in februari 2021 geeft 60% van de mbo-studenten aan zich (veel) slechter te voelen in vergelijking met voor de coronacrisis20. Zij wezen verschillende maatregelen aan waar zij mee geholpen zouden zijn, waarvan meer fysieke lessen het vaakst werd genoemd. Ho-studenten rapporteren een verlies aan sociale contacten en impact op «persoonlijk welbevinden». Uit onderzoek van ResearchNed blijkt dat naarmate studenten meer online onderwijs volgen, zij meer eenzaamheid, concentratie -en motivatieproblemen ervaren21. Slechts een klein deel (2%) van de ho-studenten gaf in de studentenmonitor aan helemaal geen contact te hebben gehouden met de opleiding of medestudenten tijdens de eerste lockdown. Uit de cijfers blijkt dit relatief vaak gaat om studenten met een functiebeperking of ingewikkelde thuissituatie. In mijn vorige monitorbrief heb ik een aantal acties die vorig jaar zijn ingezet benoemd specifiek gericht op het welzijn van deze groep studenten, waaronder de handreiking studentenwelzijn. Sinds de afname van de enquête en met name sinds het afnemen van de studentenmonitor in juni 2020 is er weer wat meer fysiek onderwijs mogelijk: sinds 1 maart 2021 respectievelijk 26 april 2021 kunnen studenten in het mbo en ho weer waar dat binnen de 1,5 meter afstand mogelijk is, gemiddeld 1 dag per week fysiek onderwijs genieten. Studenten in een kwetsbare positie konden ook tijdens de lockdown fysiek naar de onderwijslocatie komen.

Vanuit het Nationaal Programma Onderwijs zijn middelen beschikbaar gesteld ter ondersteuning van de verbetering van het welzijn van studenten in het mbo en ho. Er is een speciaal steunpakket sociaal en mentaal welzijn en leefstijl voor jongeren tot 27 jaar en zijn er mogelijkheden om via de gewone gezondheidszorg behandeld te worden. Ook onderwijsinstellingen zelf monitoren de ontwikkelingen rond het welzijn van studenten en treffen maatregelen22. Zij ontvangen op basis van het Nationaal Programma Onderwijs ook middelen die zij kunnen inzetten om de ontwikkeling van studenten in brede zin te bevorderen en studenten met een hulpvraag extra te begeleiden. Verder is ingezet op het verlagen van de financiële druk op studenten door het les-, cursus- en collegegeld volgend jaar te halveren. Studenten die in het huidig studiejaar of in de studiejaren 2021–2022 en 2023–2024 geen basisbeurs (mbo) en/of aanvullende beurs (mbo en ho) meer ontvangen, worden tegemoetgekomen. Ook is er een uitbreiding tot het einde van het huidig studiejaar van de tegemoetkoming voor hbo- en wo-masterstudenten die in dit jaar afstuderen.

Tot slot hebben alle ho-studenten die in de periode maart t/m december 2020 een opleiding volgden aan een hogeschool of universiteit én op dat moment minimaal een maand recht hadden op een studentenreisproduct, lening of aanvullende beurs, er in totaal 12 maanden reisrecht bijgekregen. Dit is aansluitend op het reguliere reisrecht van de nominale studieduur plus één jaar.

Welzijn en werkdruk medewerkers

Onderwijspersoneel heeft de afgelopen tijd veel op afstand les moeten geven. Ik vind het belangrijk om in beeld te hebben hoe het met hen gaat. In een enquête van het Ministerie van OCW en werknemersorganisaties onder mbo-docenten van maart 202123 is gevraagd naar het welzijn van docenten zelf. Iets meer dan de helft van de docenten voelt zich goed. Twee op de vijf docenten voelt zich (zeer) tevreden in het werk. Toch voelt ook een op de zeven docenten zich (zeer) ontevreden in het werk. Er is niet bekend wat daarvan de oorzaak is. Uit het onderzoek blijkt wel dat er op verschillende vlakken sprake is van extra werkdruk. Zo geeft bijna 80% van de onderwijsgevenden aan dat de voorbereiding en afronding van de lessen (veel) meer tijd kost dan voor de coronaperiode. Uit de mbo-sectorraportage die in 2020 en begin 2021 is gehouden komt dat de ervaren werkdruk ten opzichte van de twee vorige rapportages is gedaald, maar niet significant24. Uit kwalitatief onderzoek binnen de leraren community van OCW blijkt dat docenten zich zorgen maken over de verwachte werkdruk van volgend studiejaar25. Dit heeft te maken met het extra werk dat docenten verwachten doordat studievertraging moet worden ingehaald en examineringstaken door corona vaker door de onderwijsinstelling in plaats van het stagebedrijf worden uitgevoerd. Ook het motiveren van studenten zou volgens docenten meer moeite kosten dan voorheen. De daadwerkelijke omvang van de werkdruk lijkt daarmee afhankelijk van de mate waarin de instellingen en de leerbedrijven volgend studiejaar weer open kunnen.

In het hoger onderwijs hebben verschillende instellingen onderzoeken over de arbeidsomstandigheden gepubliceerd die zijn gehouden onder hun eigen medewerkers26. Op basis hiervan lijkt de werkdruk onverminderd hoog, zo constateren ook de VSNU en Zestor27.

Via de regeling «Extra hulp voor de klas» heb ik middelen ter beschikking gesteld aan scholen om de werkdruk onder docenten tegen te gaan. Dankzij het Nationaal Programma Onderwijs blijven de middelen nog tot eind 2021 beschikbaar. De regeling wordt op dit moment geëvalueerd en in september verwacht ik de eerste tussenrapportage. In februari 2022 volgt de eindrapportage. Voor volgend jaar zijn de middelen uit het Nationaal Programma Onderwijs voor het wegwerken van achterstanden ook bedoeld om naast de reguliere inzet van onderwijzend personeel extra ruimte te creëren voor inzet van (tijdelijk) personeel. Daarnaast is binnen het NPO in zowel 2021 en 2022 € 81 miljoen beschikbaar voor verlengen van contracten met onderzoekers aan onderzoeksinstellingen, hogescholen en universiteiten.

Onderwijskwaliteit

Ondanks dat er de afgelopen maanden sprake was van serieuze beperkingen, hebben instellingen voortdurend alle zeilen bijgezet om studenten een zo goed mogelijk onderwijsprogramma te bieden met waar nodig specifieke begeleiding. Studenten in een kwetsbare positie, zoals entreestudenten, hebben ook tijdens de strengste fasen van de lockdown fysiek onderwijs kunnen volgen, als uitzondering op de afstandsregel. Ook praktijklessen en examens konden op de instelling blijven plaatsvinden.

Voorop staat dat het onderwijs moet blijven leiden tot een volwaardig diploma. Het op 21 juni jl. gepubliceerde thema-onderzoek van de Inspectie van het Onderwijs naar mbo-examencommissies in crisistijd in de periode maart tot en met oktober 2020, laat dit ook zien28. Uit dit onderzoek blijkt dat instellingen de focus zijn blijven houden op de diplomawaarde, in het belang van maatschappij en student.

De Inspectie geeft in de Staat van het Onderwijs aan dat uit studentwaarderingen en gesprekken met de ho-instellingen die zij heeft gevoerd, blijkt dat het onderwijsproces sinds maart schraler is geworden en dat het voor instellingen onmogelijk is om onder de coronabeperkingen een even rijk en uitdagend onderwijsproces te bieden als voorheen. In de Staat van het onderwijs geven studenten aan dat dit o.a. komt doordat het onderwijs grotendeels online plaatsvindt. Dit beeld komt ook naar voren uit onderzoek dat ResearchNed29 in opdracht van het ISO heeft uitgevoerd. 32 procent van de studenten is (zeer) ontevreden over het online onderwijs. Online onderwijs wordt echter niet uitsluitend negatief beoordeeld. Bijna veertig procent heeft juist waardering voor de manier waarop het onderwijs tijdens corona is ingericht. Een op de drie studenten geeft aan ook na corona de goede elementen van online onderwijs te willen behouden. In de Staat van het Onderwijs geven studenten uit het ho het huidige onderwijs een hogere waardering dan het onderwijs uit de beginperiode van de coronacrisis.

Ter afsluiting

Al deze inzichten bij elkaar doen mij concluderen dat het onderwijs dit studiejaar veel inspanningen heeft geleverd om het onderwijs zo goed als mogelijk doorgang te laten vinden. Gezien de beperkingen in de samenleving was het echter niet reëel om hiervan helemaal geen gevolgen te zien op zaken zoals studentenwelzijn en vertragingen. Via het Nationaal Programma Onderwijs wordt hard gewerkt om daar waar de afgelopen periode schade is ontstaan, deze heel gericht te herstellen. Ik zal u in het vervolg door middel van brieven over de voortgang van het Nationaal Programma Onderwijs op de hoogte houden van de ontwikkelingen in het mbo en hbo met betrekking tot corona.

Voor nu stemmen de laatste ontwikkelingen rondom het virus en de bestrijding daarvan, hoopvol en is het scenario van een nieuw studiejaar zonder beperkingen reeël, al vraagt het kabinet zoals eerder genoemd van de instellingen om ook rekening te houden met terugvalscenario’s. De focus ligt echter op een studiejaar waarin weer volop fysiek onderwijs plaatsvindt, waar studenten en docenten elkaar weer veilig kunnen ontmoeten en waarin we de lessen die we de afgelopen periode hebben geleerd, bijvoorbeeld over online vormen van onderwijs kunnen bestendigen.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven


X Noot
2

Kamerstuk 35 570 VIII, nr. 220.

X Noot
6

VSNU, Factsheet studieresultaten, tevredenheid over het onderwijs en studentenwelzijn in tijden van corona. Januari 2021.

X Noot
7

Monitor beleidsmaatregelen 2020/2021.

X Noot
8

Uw Kamer ontvangt op 22 juni de Monitor beleidsmaatregelen. De Monitor beleidsmaatregelen geeft een overzicht van de belangrijkste ontwikkelingen in het hoger onderwijs en kijkt. daarbij zowel naar het afgelopen jaar als naar meerjarige trends. Voor het onderzoek worden verschillende bronnen en databestanden gecombineerd en verschillende enquêtes, zoals de startmonitor (een bevraging van eerstejaarsstudenten in studiejaar 2020/2021) en de studentenmonitor (een bevraging van studenten uit alle inschrijfjaren aan het eind van studiejaar 2019/2020). Op verzoek van het Ministerie van OCW is voor deze monitor een aanvullende enquête uitgezet over stages, praktijkonderwijs en coschappen. Doel van dit korte onderzoek is inzicht krijgen in de omvang hiervan, de begeleiding die studenten ontvangen, knelpunten die zij hebben ervaren en de gevolgen die de coronamaatregelen hebben voor het kunnen volgen van praktijkonderwijs, stages en coschappen en dientengevolge voor de studievoortgang.

X Noot
10

Kamerstuk 31 524, nr. 490.

X Noot
11

SBB komt in de derde voortgangsrapportage bij het actieplan stages en leerbanen na de zomer met aantallen over het hele studiejaar 2020–2021.

X Noot
12

Het overzicht van de omvang van de tekorten worden tweewekelijks bijgewerkt, en is te vinden op www.s-bb.nl/samenwerking/sbb-helpt-u-verder/actuele-cijfers.

X Noot
13

Zie noot 4.

X Noot
15

CBS, statline, werkloosheid april 2021.

X Noot
17

ESB, 105(4789), 10 september 2020.

X Noot
18

Kamerstuk 25 295 nr. 960.

X Noot
22

Bijvoorbeeld: https://www.hartvoorstudenten.nl/.

X Noot
23

«Enquête mbo docenten», Mbo in coronatijd | Rapport | Rijksoverheid.nl.

X Noot
27

Zestor, Ziekteverzuim HBO 2021.

Naar boven