31 510 Energierapport

34 199 Voorstel van wet houdende regels met betrekking tot de productie, het transport, de handel en de levering van elektriciteit en gas (Elektriciteits- en gaswet)

Nr. 51 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 januari 2016

Op 22 december jl. heeft de Eerste Kamer het wetsvoorstel Elektriciteits- en gaswet (Kamerstuk 34 199, nr. 2) (onderdeel van de wetgevingsagenda STROOM) verworpen. Dit heeft negatieve gevolgen voor de energietransitie. Zo valt de realisatie van wind op zee stil, vertragen windparken op land, is er geen duidelijkheid over de rol van het infrastructuurbedrijf waardoor het onder andere voor innovatieve mkb-ers moeilijk blijft om te investeren in de energietransitie en blijft de experimenteerruimte beperkt zodat toekomstige systeeminnovaties geen ruimte kunnen krijgen. Hierbij informeer ik uw Kamer over de wijze waarop vertraging in de energietransitie zoveel mogelijk wil voorkomen en de wetgevingsagenda STROOM verder wil brengen. Daarbij ga ik tevens in op de splitsing van Delta en Eneco. Hiermee geef ik invulling aan het verzoek van uw Kamer in het ordedebat van 12 januari jl. (Handelingen II 2015/16, nr. 40, Regeling van Werkzaamheden).

Tijdige realisatie doelstellingen Energieakkoord

Met het verwerpen van het wetsvoorstel Elektriciteits- en gaswet is er geen basis voor het net op zee en kan TenneT niet aangewezen worden als netbeheerder van het net op zee. Hierdoor kan de doelstelling van 14% hernieuwbare energie in 2020 en 16% in 2023 niet worden bereikt. Ook de in het Energieakkoord afgesproken kostenreductie voor wind op zee van 40% kan hierdoor niet worden bereikt. Daarnaast bevatte het wetsvoorstel voor windenergie op land bepalingen om netbeheerders in staat te stellen tijdig de benodigde investeringsbeslissingen te nemen, het opleggen van een gedoogplicht aan grondeigenaren in de praktijk mogelijk te maken en de regeling voor de provinciale coördinatieregeling voor windparken op land te verduidelijken. Ook deze bepalingen zijn noodzakelijk voor het behalen van de doelstelling van 14% hernieuwbare energie in 2020.

Om ervoor te zorgen dat de doelstellingen van het Energieakkoord toch behaald kunnen worden, ben ik voornemens om uiterlijk begin februari een nieuw wetsvoorstel bij uw Kamer in te dienen, dat alsnog een basis biedt voor het net op zee en versnelling van de realisatie van windparken op land.

De eerste en tweede tender in het windenergiegebied Borssele kunnen alleen nog volledig meetellen voor de doelstelling van 14% hernieuwbare energie in 2020 als dit wetsvoorstel uiterlijk 1 april a.s. in werking treedt. Bij inwerkingtreding van het wetsvoorstel op 1 april sluit de eerste subsidietender begin mei en de tweede eind september 2016. Mocht het wetsvoorstel later in werking treden, dan zijn de parken uit de tweede tender niet voor 2020 gereed en kunnen deze dus niet meer meetellen voor het 2020-doel. Dit betekent een tekort van 0,5%-punt op de doelstelling van 14% hernieuwbare energie in 2020. Bij latere inwerkingtreding van het wetsvoorstel komt ook het aanwijzen van TenneT als netbeheerder van het net op zee, na certificering door ACM, verder onder tijdsdruk. Aanwijzing en certificering kan pas na inwerkingtreding van het wetsvoorstel worden opgestart en gaat gepaard met een minimaal twee maanden durende verplichte advisering door de Europese Commissie. Voor tijdige realisatie van het net op zee in het windenergiegebied Borssele moet TenneT uiterlijk 1 oktober 2016 de investeringsbeslissing nemen. TenneT heeft aangegeven die beslissing alleen te kunnen nemen als TenneT als netbeheerder van het net op zee aangewezen is.

De bepalingen voor wind op land zijn eveneens noodzakelijk om tijdig de doelstelling van 6.000 MW in 2020 te halen. In het bijzonder zorgen de bepalingen ervoor om netbeheerders in staat te stellen tijdig de benodigde investeringsbeslissingen te nemen inzake het aansluiten van windparken op land. Dit voorkomt een vertraging van een half jaar tot een jaar in het lopende proces. Ook het aanpassen en aanvullen van de gedoogplicht aan grondeigenaren en de verduidelijking met betrekking tot de provinciale coördinatieregeling draagt daar aan bij.

Ik verzoek de beide Kamers dan ook om voortvarende behandeling van het wetsvoorstel, zodat 1 april 2016 ook daadwerkelijk gehaald wordt als datum van inwerkingtreding. Daarbij wijs ik erop dat de bepalingen in het wetsvoorstel overeenkomen met het wetsvoorstel STROOM dat reeds in beide Kamers behandeld is. Om de beoogde inwerkingtredingsdatum te halen verzoek ik de Tweede Kamer om het wetsvoorstel voor het krokusreces te behandelen, waarna behandeling in de Eerste Kamer kan plaatsvinden met als uiterste stemmingsdatum 22 maart a.s.

Vervolg wetsvoorstel STROOM

Naast het net op zee en de voorzieningen voor wind op land behelsde het wetsvoorstel STROOM meer. Belangrijkste onderwerpen waren het bieden van meer ruimte voor experimenten in het kader van hernieuwbare energie, energiebesparing, efficiënt gebruik van systemen en het ontwikkelen van nieuwe marktmodellen, verduidelijking van de rol van het infrastructuurbedrijf, het bieden van een helder kader voor de totstandkoming en toetsing van investeringen van netbeheerders en een regeling voor de verkabeling van hoogspanningsverbindingen. Verder zaten er punten in het wetsvoorstel die voor specifieke partijen van belang zijn, zoals een voorziening dat studentencomplexen één collectieve aansluiting kunnen hebben. Ik ben voornemens om na de zomer een tweede wetsvoorstel bij uw Kamer in te dienen dat de huidige Elektriciteitswet 1998 en Gaswet wijzigt om een aantal verbeteringen uit het wetsvoorstel Elektriciteits- en gaswet in de huidige wetten op te nemen.

Het werken aan de twee genoemde wetsvoorstellen vergt de nodige extra capaciteitsinzet binnen mijn departement. Daardoor zal de voorbereiding van een nieuw wetsvoorstel voor een Elektriciteits- en gaswet inclusief herziening van de hoofdstukken die in het verworpen wetsvoorstel nog beleidsneutraal waren overgenomen vertraging oplopen. Dit betekent dat met name leveranciers en «prosumenten» langer moeten wachten op modernisering van de regels die voor hen relevant zijn. Een wetsvoorstel over deze aspecten kan door de vertraging in plaats van voor de zomer van 2017 niet eerder dan eind 2017 ingediend worden bij de Tweede Kamer.

Splitsing Delta en Eneco

Uw Kamer heeft gevraagd naar de gevolgen van het verwerpen van het wetsvoorstel Elektriciteits- en gaswet voor de splitsing van Delta en Eneco. Het verwerpen van wetsvoorstel Elektriciteits- en gaswet heeft geen gevolgen voor het groepsverbod en de splitsing van Delta en Eneco. Delta en Eneco moeten, conform de handhavingsbesluiten van de ACM, hun bedrijven opsplitsen in een netwerkbedrijf en een productie- en leveringsbedrijf. In de handhavingsbesluiten van de ACM wordt aan Delta een termijn tot 1 juli 2017 en aan Eneco een termijn tot 1 februari 2017 gegeven om te voldoen aan het groepsverbod. Ook wordt aan Delta en Eneco de gelegenheid gegeven om gedurende die termijn wijzigingen aan de ACM voor te stellen op hun in het verleden ingediende splitsingsplannen. Indien zij na deze termijn niet gesplitst zijn, gaat volgens het besluit een last onder dwangsom voor de bedrijven lopen.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

Naar boven