31 510 Energierapport 2008

Nr. 44 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 februari 2011

Hierbij wil ik uw Kamer informeren over mijn besluit ten aanzien van de mogelijkheden voor hergebruik en van CO2-opslag in Noord-Nederland. In deze brief ga ik in op mijn bevindingen en mijn uiteindelijke besluit, mede naar aanleiding van mijn recente werkbezoek aan Noord-Nederland.

Mogelijkheden voor hergebruik en opslag van CO2

Dit kabinet heeft zich vanwege internationale afspraken gecommitteerd aan een CO2-reductie van 20% en een aandeel duurzame energie van 14% in 2020. Om te kunnen voldoen aan deze doelstellingen, zet het kabinet zich actief in voor meer energiebesparing, meer duurzame energie en internationale afspraken over emissiehandel. Het is uw Kamer bekend dat ik hiervoor de SDE+-regeling, de topgebieden-aanpak en de Green Deal als belangrijke instrumenten zie. De vraag is dan ook in hoeverre het onontkoombaar is dat CCS (Carbon, Capture and Storage) een rol speelt bij het realiseren van de CO2-reductiedoelstelling.

Om te beginnen heb ik gekeken naar de mogelijkheden voor alternatief gebruik van CO2. Weliswaar is er een beperkt aantal mogelijkheden om CO2 alternatief te gebruiken (i.c. in de glastuinbouw, in de (frisdrank)industrie, bij de teelt van algen, in de olie- en gaswinning en het binden van CO2 uit de atmosfeer met behulp van olivijn), maar dat leidt niet tot een zodanig grote reductie van de CO2-uitstoot dat zou kunnen worden afgezien van opslag. Zelfs als we in de toekomst alle thans overzienbare mogelijkheden voor alternatief gebruik van CO2 maximaal zouden benutten, dan blijft er tijdens de overgangsperiode nog steeds een zeer omvangrijke reductiedoelstelling over.

Omdat CO2-opslag onontkoombaar lijkt gegeven de verwachte verscherpingen van de reductiedoelstellingen na 2020, vind ik het verstandig ervoor te zorgen dat die technologie – zo nodig – tijdig industriebreed kan worden ingezet, zowel door de energieproductiesector als door industriële sectoren die grote hoeveelheden CO2 uitstoten. Nederland behoort, samen met enkele andere landen, in Europees en wereldwijd verband nog tot de koplopers op het gebied van CCS. Ik acht het wenselijk dat ons land die koploperspositie behoudt. Nederlandse onderzoeksinstellingen en bedrijven die reeds in eigen land betrokken zijn geweest bij de voorbereiding of realisatie van grootschalige CCS-projecten, kunnen die kennis en ervaring mogelijk ook elders ter wereld succesvol inzetten. Dat is zowel vanuit economische optiek als vanuit het oogpunt van de klimaatdoelstellingen positief. Daarom ben ik bereid – onder voorwaarden – de ontwikkeling van het afvangen en opslaan van CO2 te stimuleren en te versnellen, onder andere door middel van grootschalige demonstratieprojecten. Vervolgens is de vraag waar de CO2 dan zou moeten worden opgeslagen als het zover zou komen.

Alternatieve locaties voor CO2-opslag

Het Bouwstenenadvies van EBN en Gasunie1 bevat twee scenario’s voor de ontwikkeling van CO2-afvang: een basisscenario en een groen scenario. In het basisscenario wordt in ons land tot 2050 in totaal 1300 Mton CO2 afgevangen (955 Mton in West-Nederland en 345 Mton in het noorden), en in het groene scenario in totaal circa 640 Mton CO2 (circa 470 Mton in het westen en ongeveer 170 Mton in Noord-Nederland). De scenario’s zijn afkomstig uit een studie van McKinsey. In het Bouwstenenadvies wordt de totale CO2-opslagcapaciteit van olie- en gasvelden onder zee op ongeveer 1160 Mton geraamd.

Het kabinet heeft steeds aangegeven dat ook het lokale draagvlak een rol speelt bij de besluitvorming over CO2-opslag. In 2007 namen enkele energiebedrijven in samenwerking met de provincie Groningen het initiatief CO2 in lege gasvelden onder land op te slaan. Het kabinet en een meerderheid van uw Kamer stonden in beginsel positief tegenover die plannen: de motie Wiegman2, waarin de regering onder andere werd verzocht de versnellingsmogelijkheden voor een grootschalig demonstratieproject met CO2-opslag onder land in Noord-Nederland te onderzoeken, kreeg op 26 januari 2010 steun van een (ruime) Kamermeerderheid.

De plannen riepen echter de nodige maatschappelijke discussie op. Daarom heb ik het initiatief genomen om tijdens mijn werkbezoek aan Groningen op 3 februari jl. met alle actoren te spreken over nut en noodzaak van CCS in het noorden. In deze gesprekken is mij gebleken dat er bij burgers, maatschappelijke organisaties en lokale en regionale bestuurders grote twijfels bestaan ten aanzien van CO2-opslag in hun directe omgeving.

Ik wil geen maatregelen treffen die onnodig onrust veroorzaken bij bewoners als er reële alternatieven aanwezig zijn. Gegeven de aannames die in de meest recente studies worden gehanteerd voor de samenstelling van onze energieproductiecapaciteit in 2050, en de daarmee samenhangende inschattingen van de CO2-uitstoot in 2050, kom ik tot de conclusie dat op basis van de huidige inzichten, zeker voor de middellange termijn, kan worden volstaan met CO2-opslag onder zee.

Conclusie

Gegeven het feit dat op basis van de huidige inzichten, zeker voor de middellange termijn, zal kunnen worden volstaan met opslag van CO2 onder zee, heb ik besloten dat ik in deze fase van de ontwikkeling en toepassing van de CCS-technologie uitsluitend zal meewerken aan demonstratieprojecten met opslag onder zee.

Hoewel ik op grond van de Mijnbouwwet verplicht ben eventuele vergunningaanvragen voor CO2-opslag op land in behandeling te nemen, zal ik geen ruimtelijke reservering voor een CCS-demonstratieproject op land treffen.

Als op een later moment, ondanks alle inspanningen op het gebied van energiebesparing en alle maatregelen om te komen tot een CO2-arme energiehuishouding, zou blijken dat de opslagcapaciteit onder zee toch niet toereikend is, dan zal op dat moment de mogelijkheid van opslag onder land opnieuw moeten worden bezien.

Zoals uw Kamer reeds gemeld3, ben ik met het noorden in gesprek over de wijze waarop zou kunnen worden voortgebouwd op het Energieakkoord Noord-Nederland 2007. In een Green Deal met het noorden zouden afspraken kunnen worden gemaakt over facilitering door het Rijk van initiatieven aldaar die een substantiële bijdrage kunnen leveren aan de totstandkoming van een schoon klimaat en een CO2-arme energievoorziening.

In de regio Rijnmond wordt momenteel een CCS-demonstratieproject voorbereid met CO2-opslag onder zee4. Daarnaast zijn recent in het kader van de EU-middelen voor grootschalige CCS-demonstratieprojecten (NER300) onder andere enkele interessante projectvoorstellen met CO2-opslag onder zee ingediend. Ik zal betreffende projectvoorstellen nader bestuderen en bezien of ik – uiteraard binnen financiële randvoorwaarden – die projectvoorstellen kan ondersteunen en mij zal inzetten voor het verkrijgen van Europese financiële steun voor (één van) de betreffende projectvoorstellen. Overigens zal ik ook bij projecten met opslag onder zee uitsluitend toestemming verlenen als de veiligheid is gewaarborgd. Ook bij dergelijke projecten geldt dat veiligheid een harde, absolute randvoorwaarde vormt voordat ik toestemming zal verlenen.

De minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

M. J. M. Verhagen


XNoot
1

TK 2009–2010, 31 209, nr. 121, CO2-transport- en opslagstrategie.

XNoot
2

TK 2009–2010, 28 982, nr. 101.

XNoot
3

TK, 2010–2011, 28 982, nr. 114.

XNoot
4

ROAD-project.

Naar boven