31 497 Passend onderwijs

Nr. 84 BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 december 2011

De afgelopen periode is met de PO-Raad, de VO-raad, de AOC Raad, CNV Onderwijs, AVS en CMHF gesproken over de personele gevolgen van de bezuiniging op passend onderwijs. Om hierover goede afspraken te kunnen maken, is eerder afgesproken de personele gevolgen van de bezuiniging scherper in beeld te brengen. Daarom is opdracht gegeven tot een inventariserend onderzoek.

Het inventariserend onderzoek onder schoolbesturen met scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs is afgerond. De rapportage «Inventarisatie werkgelegenheidseffecten bezuinigingen passend onderwijs» vindt u als bijlage bij deze brief.1 Hiermee kom ik tegemoet aan uw verzoek van 8 december jl. om u per ommegaande de rapportage van de inventarisatie van de personele gevolgen toe te zenden.

Op basis van deze inventarisatie blijkt dat als gevolg van de bezuiniging 5100 mensen met ontslag worden bedreigd. Zij zijn werkzaam op 3700 fte. Dit aantal zal waarschijnlijk lager uitvallen, omdat meerdere schoolbesturen hebben aangegeven mogelijkheden te zien om een deel van de noodzakelijke personeelsreductie in de komende jaren te realiseren. De inventarisatie wijst uit dat door natuurlijk verloop, beëindiging van de inhuur van personeel, van detachering of door vrijwillige in- of externe mobiliteit dit aantal kan dalen naar zo’n 2500 fte, dit correspondeert met 3500 mensen die met ontslag worden bedreigd. In de bijlage bij deze brief is de onderbouwing van deze aantallen opgenomen.

Met de bovengenoemde partijen is overeenstemming bereikt over een pakket maatregelen om de personele gevolgen van de bezuiniging op passend onderwijs zo goed mogelijk op te vangen. Hoewel er verschil van mening blijft bestaan over de bezuiniging op passend onderwijs, hebben de verschillende partijen na goed en intensief overleg afspraken gemaakt over maatregelen die erop gericht zijn zo veel mogelijk expertise te behouden door personeel van werk naar werk te begeleiden en zo waar mogelijk gedwongen ontslagen te voorkomen.

De afspraken worden in de vorm van een convenant vastgelegd. Aan individuele werknemers worden kansen geboden om hun eigen loopbaanontwikkeling vorm te geven. Ook werkgevers nemen hun verantwoordelijkheid door met goed HRM beleid de expertise van mensen zo veel mogelijk te behouden.

Partijen gaan, nadat zij de afspraken hebben voorgelegd aan hun achterban, vanuit hun eigen rol en verantwoordelijkheid aan de slag met de gemaakte afspraken. Naar verwachting is de achterbanraadpleging half januari 2012 afgerond. Over de uitkomsten daarvan zal ik u vervolgens nader informeren.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

H. Zijlstra

Bijlage 1 Toelichting

In totaal hebben 145 schoolbesturen met scholen voor (v)so de vragenlijst ontvangen. Daarop is door 60 besturen gereageerd, waarvan 54 besturen de vragenlijst hebben ingevuld en 6 besturen beknoptere informatie hebben verstrekt. De groep van 54 schoolbesturen vertegenwoordigt een bezuinigingsbedrag van ongeveer € 123 mln. Zij vormen een representatieve groep qua omvang van de bezuiniging, grootte, clusters, geografische verdeling over het land en samenstelling van de besturen. De 54 besturen geven aan in totaal 2 365 fte aan arbeidsplaatsen te moeten reduceren als gevolg van de bezuinigingen op het (v)so en de ambulante begeleiding.

Een deel van de besturen kan de reductie geheel uitvoeren op basis van tussentijdse mobiliteit. Een ander deel van de besturen kan de reductie slechts gedeeltelijk uitvoeren op basis van tussentijdse mobiliteit en heeft dit ook gekwantificeerd. De overige besturen geven aan de reductie wel gedeeltelijk te kunnen uitvoeren op basis van tussentijdse mobiliteit, maar dit nog niet te kunnen kwantificeren. Er is vervolgens een redenering langs twee lijnen mogelijk:

  • 1. Als aangenomen wordt dat de besturen die geen kwantificering hebben opgegeven in het geheel geen tussentijdse mobiliteit in de komende jaren realiseren, dan bedraagt de tussentijdse mobiliteit voor de 54 besturen tezamen 594 fte. Dat zou tot gevolg hebben dat er bij deze besturen 1771 fte aan te reduceren arbeidsplaatsen resteert, waardoor 2418 mensen met ontslag worden bedreigd.

  • 2. Als aangenomen wordt dat de besturen die geen kwantificering hebben opgegeven evenveel tussentijdse mobiliteit hebben als de besturen die wel een kwantificering hebben gegeven, dan bedraagt de tussentijdse mobiliteit voor de 54 besturen tezamen 1157 fte. Dat zou tot gevolg hebben dat er bij deze besturen 1208 fte aan te reduceren arbeidsplaatsen resteert, waardoor 1651 mensen met ontslag worden bedreigd.

Tabel 1. Resultaten inventarisatie
 

Bedrag bezuiniging

Totaal te reduceren

Tussentijdse mobiliteit

Resterend te reduceren

54 besturen

€ 123 310 915

2 365 fte

1

594 fte

1 771 fte

2 418 mensen

2

1 157 fte

1 208 fte

1 651 mensen

Deze gegevens uit de inventarisatie kunnen worden geëxtrapoleerd naar het gehele (v)so op basis van het aandeel van ongeveer € 123 mln. in de bezuiniging van € 260 mln.

Na extrapolatie leidt dit tot een totale reductie van 4987 fte aan arbeidsplaatsen. Afhankelijk van de mate waarin tussentijdse mobiliteit gerealiseerd kan worden, leidt dit tot een resterend aantal te reduceren arbeidsplaatsen van tussen de 2500 en 3734 fte. Hierdoor worden tussen de 3480 en 5099 mensen met ontslag bedreigd.

Tabel 2. Resultaten extrapolatie
 

Bedrag bezuiniging

Totaal te reduceren

Tussentijdse mobiliteit

Resterend te reduceren

Totale (v)so

€ 260 000 000

4 987 fte

1

1 252 fte

3 734 fte

5 099 mensen

2

2 439 fte

2 548 fte

3 480 mensen


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven