31 497 Passend onderwijs

Nr. 83 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 december 2011

Onlangs is het wetsvoorstel passend onderwijs1 aan uw Kamer aangeboden. In de brief van 17 juni 2011 over de voortgang van passend onderwijs2 heb ik een aantal toezeggingen gedaan die samenhangen met het wetsvoorstel passend onderwijs. Met deze brief kom ik de toezeggingen na. Verder informeer ik u over de aanpassingen in de conceptregio-indeling van de samenwerkingsverbanden passend onderwijs.

1. Het referentiekader passend onderwijs

In de brief van 17 juni heb ik u toegezegd een concept van het referentiekader passend onderwijs toe te sturen. Hierbij bied ik u het conceptreferentiekader aan3, zoals dat is ontwikkeld door de PO-Raad, VO-raad, AOC Raad en de MBO Raad. In het referentiekader staat informatie over basiszorg, extra zorg, zorgtoewijzing, de positie van ouders, de positie van leraren, de relatie met ketenpartners en de vorming van samenwerkingsverbanden. Het referentiekader bevat instrumenten en werkwijzen waarmee schoolbesturen passend onderwijs in de dagelijkse praktijk concreet vorm kunnen geven. Het referentiekader bestaat uit een algemeen deel en delen per onderwijssector. Dit zijn documenten in opbouw. Zodra er instrumenten beschikbaar zijn, worden deze gepubliceerd op de website van passend onderwijs en op de websites van de sectororganisaties. Een bestuurlijk stappenplan over de vorming van de samenwerkingsverbanden is al beschikbaar. De sectorraden zorgen voor bestuurlijke verankering van het referentiekader. Doel is dat hierbij de relatie wordt gelegd met de Code goed bestuur van de PO-Raad en de VO-raad. Over het conceptreferentiekader is intensief overleg gevoerd met ouderorganisaties, onderwijsvakorganisaties en ketenpartners zoals de gemeenten. Dit overleg is nog niet afgerond. Alle partijen hebben met een formele reactie namens hun achterban willen wachten tot het wetsvoorstel openbaar was en zij dit konden meewegen in hun inhoudelijke reactie. Daarom heeft dit referentiekader nadrukkelijk nog de status van een concept. Het overleg wordt nu hervat. Over de uitkomsten van dit overleg zal ik u informeren. Het referentiekader wordt definitief gemaakt nadat het wetsvoorstel is aanvaard.

2. De aanbevelingen van de ECPO

In de brief van 17 juni heb ik toegezegd u bij de toezending van het wetsvoorstel een reactie te geven op de aanbevelingen van het ECPO. Deze reactie is opgenomen in paragraaf 14 van de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel zoals dat onlangs is aangeboden.

3. De positie van ouders binnen passend onderwijs

In de junibrief heb ik toegezegd u te informeren hoe de positie van ouders wordt gewaarborgd in het nieuwe wettelijk kader passend onderwijs. In het wetsvoorstel passend onderwijs wordt beschreven wat de positie van ouders is ten opzichte van de school en het samenwerkingsverband. Uitgangspunt hierbij is dat ouders en school samenwerken vanuit een gemeenschappelijk belang: het ontwikkelen van de talenten van het kind. Dat het van belang is dat ouders betrokken zijn bij de ontwikkeling van hun kind op school, geldt in het bijzonder voor passend onderwijs waar vaak sprake is van maatwerk.

In het wetsvoorstel is geregeld dat zowel het samenwerkingsverband als de school informatie moet geven over de voorzieningen voor extra ondersteuning die zij aanbieden. Verder kunnen ouders bij het ouderinformatiepunt 5010 terecht met vragen over passend onderwijs. Wanneer ouders niet tevreden zijn over de extra ondersteuning die op een school wordt geboden, kunnen zij een klacht indienen bij de klachtencommissie van de school. Ook het Centrum voor Jeugd en Gezin en organisaties als bijvoorbeeld MEE kunnen informatie en advies geven, vooral daar waar het de situatie betreft dat passend onderwijs gecombineerd wordt met ondersteuning in het gezin.

Bij problemen tussen ouders en school kunnen ouders, school en/of de leerling een beroep doen op ondersteuning door een onderwijsconsulent. Ik ben met het bestuur van de onderwijsconsulenten in gesprek over een goede positionering van de onderwijsconsulenten bij problemen over toelating en ondersteuning.

Als ouders er ondanks de hulp van een onderwijsconsulent niet met de school uitkomen, dan hebben zij verschillende mogelijkheden om hun geschil voor te leggen. Ouders hebben de mogelijkheid om bezwaar aan te tekenen bij de school tegen een beslissing over toelating door de school. In het uiterste geval kunnen ouders daarna naar de rechter.

In het wetsvoorstel is ook geregeld dat ouders als zij het niet eens zijn met een beslissing van het samenwerkingsverband over de toelaatbaarheid van hun kind tot het (voortgezet) speciaal onderwijs of het speciaal basisonderwijs bezwaar kunnen aantekenen bij het samenwerkingsverband. Het samenwerkingsverband richt hiervoor een commissie in die adviseert over de ingediende bezwaarschriften. Desgewenst kunnen ouders daarna een procedure starten bij de bestuursrechter.

Tot slot kunnen ouders van een kind met een beperking of een chronische ziekte bij vermeende ongelijke behandeling in het onderwijs een oordeel vragen aan de Commissie Gelijke Behandeling.

In deze context wil ik ook ingaan op de toezegging die ik in het Algemeen overleg van 29 juni 2011 (Kamerstuk 31 497, nr. 82) heb gedaan. Ik heb u toegezegd de argumenten ten aanzien van het al dan niet instellen van een landelijke geschillencommissie passend onderwijs te geven. In het wetsvoorstel is er niet voor gekozen om een landelijke geschillencommissie passend onderwijs in te richten. Reden hiervoor is dat er met de eerder genoemde voorzieningen voldoende mogelijkheden zijn voor ouders om een oordeel te vragen aan een onafhankelijke partij als zij het niet eens zijn met de school over een beslissing over toelating. Ook zou er door het instellen van een geschillencommissie passend onderwijs een aparte rechtsgang gecreëerd worden voor geschillen over toelating van leerlingen met een extra ondersteuningsbehoefte. Een landelijke geschillencommissie voor passend onderwijs maakt daarom het gehele systeem van rechtsbescherming bij toelating complexer. Bovendien roept het afbakenings- en competentievraagstukken op tussen de al bestaande procedures en de nieuwe procedure.

Met de regelingen in het wetsvoorstel passend onderwijs is de positie van ouders voldoende gewaarborgd. Daarmee heb ik gevolg gegeven aan de motie-Ferrier over de borging van de positie van ouders binnen passend onderwijs (Kamerstuk 31 497, nr. 79) en heb ik de toezegging met betrekking tot de landelijke geschillencommissie passend onderwijs afgedaan.

4. Vorming van de samenwerkingsverbanden passend onderwijs

Met de brief van 17 juni heb ik u ook de rapportage over de conceptregio-indeling toegestuurd. In de brief heb ik gemeld dat wanneer aanpassingen van de conceptregio-indeling wenselijk zijn, dit in goed overleg met alle betrokkenen mogelijk is. Daarom zijn er in de afgelopen periode gesprekken gevoerd met besturen en regio’s die naar aanleiding van de conceptindeling een reactie hebben gestuurd. Bij die gesprekken zijn naast de betrokken besturen en samenwerkingsverbanden ook gemeenten en de PO-Raad en de VO-raad betrokken. Hierbij stuur ik u het gewijzigde concept van de regio-indeling van de samenwerkingsverbanden passend onderwijs toe.3

De uitgangspunten die aan de basis stonden voor de conceptregio-indeling in juni van dit jaar, zijn ook nu gehanteerd. Het betreft onder meer de voorkeuren van de besturen in de regio, de geografische afbakening langs gemeentegrenzen, en de leerlingenstromen. Om zoveel mogelijk recht te doen aan de wensen van de besturen, de verworvenheden in de huidige samenwerking en de leerlingenstromen, is er in een beperkt aantal gevallen voor gekozen de strikte afbakening op gemeentegrenzen los te laten. In deze situatie is er voor gekozen om het gebied van een gemeente te splitsen. Dit is wel zo gedaan dat sprake blijft van aaneengesloten gebieden.

Bij de vorming van de samenwerkingsverbanden passend onderwijs is steeds gestreefd naar een goed evenwicht tussen het respecteren van de verworvenheden van de bestaande samenwerkingsverbanden enerzijds en bovenstaande overwegingen anderzijds. Het is helaas niet mogelijk om in alle gevallen aan de wensen van alle betrokkenen tegemoet te komen.

Tot slot, is in de gesprekken gebleken dat in sommige regio’s nog een gesprek wordt gevoerd over het al dan niet samenvoegen of splitsen van samenwerkingsverbanden. Het blijft dan ook mogelijk om samenwerkingsverbanden in oprichting samen te voegen of te splitsen. Voorwaarde is dat hiervoor in de regio breed draagvlak is. De definitieve indeling wordt in een ministeriële regeling vastgesteld nadat het wetsvoorstel in werking is getreden.

De ECPO zal in 2014 het proces de invoering van passend onderwijs evalueren. Hierbij wordt ondermeer aandacht besteed aan de indeling van de samenwerkingsverbanden, mede in relatie tot de decentralisatie van de jeugdzorg.

5. Pilots passend onderwijs en jeugdzorg

In mijn brief van 17 juni 2011 heb ik toegezegd u na de zomer te informeren over de uitwerking van de pilots passend onderwijs en jeugdzorg. De gemeenten Amsterdam en Rotterdam hadden aangegeven met de pilots aan de slag te willen gaan. Ook in de gemeente Utrecht is intussen een plan voor een pilot passend onderwijs in samenhang met de jeugdzorg in ontwikkeling. Ondertussen is er vanuit meer gemeenten belangstelling voor de pilots. Daarom start ik samen met de staatssecretaris van VWS een gezamenlijke aanpak van pilots passend onderwijs en jeugdzorg. Met deze aanpak kunnen gemeenten en schoolbesturen zich voorbereiden op de invoering van de nieuwe wettelijke kaders. Geïnteresseerde samenwerkingsverbanden en gemeenten kunnen zich tot en met eind januari 2012 aanmelden voor deelname aan deze aanpak. Op de website van www.passendonderwijs.nl staat meer informatie.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart


X Noot
1

Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, 33 106, nr. 3

X Noot
2

Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, 31 497, nr. 66

X Noot
3

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven