31 497 Passend onderwijs

Nr. 490 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 juli 2024

In het debat van 29 mei 2024 over passend onderwijs heb ik uw Kamer toegezegd te kijken naar de (on)mogelijkheid van rechtstreekse financiering van thuiszitters initiatieven. Zoals aangegeven in het debat begrijp ik de wens van uw Kamer om initiatieven die leerlingen kunnen helpen om zich (weer) te ontwikkelen en terug te leiden naar school te ondersteunen. Dit vraagstuk raakt rechtstreeks aan de uitwerking van «rommelpotje», dat in het debat in april 2023 door het toenmalig lid Kwint (SP) is voorgesteld. De bedoeling van het zogenaamde «rommelpotje» was om snel en met beperkte administratieve lasten geld toe te kennen aan initiatieven die thuiszitters helpen om zich weer te kunnen ontwikkelen. In mijn brief van 10 mei 20241 heb ik uw Kamer toegelicht wat ik de afgelopen periode heb gedaan om hier uitvoering aan te geven en het voorstel om te kiezen voor een subsidieregeling voor de samenwerkingsverbanden passend onderwijs. Op 29 mei 2024 heb ik hierover met uw Kamer gesproken tijdens het Commissiedebat Passend Onderwijs, waar ik heb aangegeven uw Kamer verder te informeren. Hieronder licht ik nader toe welke opties ik de afgelopen periode heb verkend en waarom ik ben uitgekomen bij de variant van een subsidieregeling voor de samenwerkingsverbanden passend onderwijs.

Conform de duidelijke wens van uw Kamer ben ik begonnen met het verkennen van de mogelijkheden om initiatieven rechtstreeks te bekostigen. Mogelijkheden die ik heb verkend zijn bijvoorbeeld het geven van een projectsubsidie, een opdracht of het maken van een tenderregeling. Om een projectsubsidie te verstrekken aan een partij, moet duidelijk zijn dat deze niet wordt voorgetrokken boven anderen. Bij initiatieven zoals Digibende zijn er echter meerdere partijen die soortgelijke activiteiten uitvoeren en alleen een subsidie verstrekken aan Digibende zou dus leiden tot willekeur. Daarbij geldt dat ook onduidelijk is hoeveel aanbieders er precies zijn, en dus ook hoeveel aanspraak er gedaan zal kunnen worden op subsidie, waardoor onduidelijk is welke financiële dekking hiervoor nodig is. Een opdracht (via de Europese aanbestedingsregels) valt af, omdat er geen dienst wordt geleverd aan het ministerie. De laatste optie is een tenderregeling, met vooraf opgestelde objectieve criteria waarbij aanvragers met elkaar concurreren. Van de aanvragers wordt bij een tenderregeling, net als bij een aanbesteding, een uitgebreid plan verwacht waarbij de aanvragers moeten aangeven op welke manier zij aan de verschillende criteria voldoen. Dit levert grote administratieve last op voor de aanvragers. Het is daarnaast ook zeer complex om de criteria op te stellen, omdat er niet eerder direct aan dergelijke initiatieven middelen zijn uitgekeerd. Daarnaast blijft er ook bij de tenderregeling een risico op ongeoorloofde staatssteun.

Omdat deze mogelijkheden voor directe bekostiging dus niet mogelijk zijn zonder zeer grote risico’s op staatssteun en bijbehorende terugvordering (met wettelijke rente) vanuit de Europese Commissie heb ik ook de mogelijkheden verkend om bekostiging van initiatieven te laten lopen via de samenwerkingsverbanden passend onderwijs. Samenwerkingsverbanden zouden dan de niet-bekostigde initiatieven inschakelen wanneer dat helpt om een jongere weer terug naar school te krijgen of zich te laten ontwikkelen. Hiermee sluit ik aan bij het bestaande systeem van passend onderwijs en verantwoordelijkheden die hierbinnen gelden. Daarbij heb ik allereerst gekeken naar de mogelijkheden van een regeling voor aanvullende bekostiging voor samenwerkingsverbanden. Waar dit als voordeel heeft dat het relatief snel en makkelijk uit te voeren is, heeft dit als groot nadeel dat elk samenwerkingsverband apart middelen krijgt. Dit betekent ook dat een initiatief met elk apart samenwerkingsverband een overeenkomst zou moeten sluiten. Aan de kant van zowel de samenwerkingsverbanden als de initiatieven is dit dus zeer arbeidsintensief en vergt dit veel uitvoeringslasten.

Ten slotte heb ik de mogelijkheid voor een subsidieregeling verkend. Ook aan deze optie kleven nadelen, bijvoorbeeld dat het opzetten ervan langer duurt en er sprake moet zijn van aanvragen door samenwerkingsverbanden (en dus geen lage administratieve lasten). Hiermee is het echter wel mogelijk om een coalitie van samenwerkingsverbanden een gezamenlijke aanvraag te laten doen, waardoor initiatieven niet meer met alle samenwerkingsverbanden apart hoeven te schakelen, maar met deze coalities. Daarnaast heeft deze variant als groot voordeel dat er meer samenwerking komt tussen de samenwerkingsverbanden onderling en met de niet-bekostigde initiatieven, die nu buiten het stelsel van passend onderwijs opereren. Op deze manier kan het dekkend aanbod van voorzieningen in de regio worden versterkt. Daarmee is dit niet alleen een oplossing voor de korte termijn maar wordt de ondersteuning van thuiszitters structureel verbeterd.

Alles overziende is een subsidieregeling waarbij er gezamenlijke aanvragen worden ingediend door een coalitie van samenwerkingsverbanden passend onderwijs waardoor ze niet-bekostigde initiatieven kunnen ondersteunen de best passende oplossing. Hiermee kan relatief snel in bekostiging worden voorzien en tegelijkertijd kan de kwaliteit en de rechtmatigheid in ogenschouw worden genomen.

Hiermee ontstaat een gelijk speelveld voor betrokkenen.

Deze optie zal ik de komende maanden uitwerken.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M.L.J. Paul


X Noot
1

Kamerstukken II, 2023–2024, 31 497, nr. 475.

Naar boven