31 497 Passend onderwijs

Nr. 473 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR PRIMAIR EN VOORTGEZET ONDERWIJS

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 december 2023

In deze brief schets ik de mogelijkheden om tegemoet te komen aan de reiskosten die leerlingen in het praktijkonderwijs maken als ze een entreeopleiding volgen. Reiskosten mogen immers geen belemmering zijn voor het volgen van onderwijs of het lopen van stage.

Met deze brief kom ik tegemoet aan de toezegging uit het mondelinge vragenuur op 20 december 2022. Ik hecht aan een goede oplossing voor deze groep leerlingen. Daarom ben ik blij dat het kabinet in de Voorjaarsnota 2023 vanaf 2026 structureel € 1,0 miljoen beschikbaar heeft gesteld om leerlingen uit het praktijkonderwijs die een entreeopleiding volgen, tegemoet te komen in hun reiskosten. Ik zal de komende periode werken aan een goede uitvoering van deze tegemoetkoming in de structurele situatie vanaf 2026 en daarover in gesprek gaan met betrokkenen.

Er is op dit moment geen overbruggingsregeling voorzien. In deze brief schets ik de mogelijkheden hiervoor voor de jaren 2024 en 2025. De afweging of en hoe hier vervolgens invulling aan wordt gegeven ligt bij uw Kamer en dient conform begrotingsregels ingepast te worden binnen de OCW-begroting. Om die reden informeer ik u voorafgaand aan de behandeling van de OCW-begroting, zodat u deze mogelijkheden indien gewenst daar bij kunt betrekken.

Huidige situatieschets

Op dit moment ontvangen studenten die in het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) een opleiding volgen in de beroepsopleidende leerweg (bol), studenten in hoger beroepsonderwijs (hbo) en studenten aan universiteiten (wo) een studentenreisproduct als onderdeel van de studiefinanciering. Ook voor leerlingen in het (voortgezet) speciaal onderwijs die moeten reizen om naar school te kunnen, worden de vervoerskosten door de overheid betaald. Daarnaast kunnen sommige leerlingen uit het primair en voortgezet onderwijs, bijvoorbeeld leerlingen die onderwijs volgen aan een school met een DAMU1-licentie, een vergoeding ontvangen voor hun reiskosten.

Voor leerlingen in het praktijkonderwijs bestaat deze mogelijkheid niet. Omdat praktijkonderwijsleerlingen onder de 18, net als overige leerlingen in het voortgezet onderwijs (vo), geen schoolkosten hoeven te betalen. Het voortgezet onderwijs is in principe gratis. Bovendien ontvangen ouders/verzorgers nog kinderbijslag voor hen. Wel kunnen zij, net zoals andere leerlingen in het vo, voortgezet speciaal onderwijs, en vavo, vanaf hun 18e in aanmerking komen voor de tegemoetkoming scholieren. Reiskosten zijn daar geen expliciet onderdeel van.

Het studentenreisproduct is voor sommige leerlingen uit het praktijkonderwijs de reden om te kiezen voor de overstap naar het mbo, terwijl een entreeopleiding binnen het praktijkonderwijs (pro) voor hen naar verwachting passender is. Voor leerlingen die binnen het praktijkonderwijs (pro) een entreeopleiding volgen, voelt het namelijk oneerlijk dat zij geen studentenreisproduct ontvangen. Deze entreeroute is binnen het praktijkonderwijs echter niet wettelijk geregeld.2 Terwijl het wel zo kan zijn dat leerlingen die de entreeopleiding volgen binnen het praktijkonderwijs veel moeten reizen voor hun opleiding, bijvoorbeeld voor een stage. Zij ontvangen daarvoor geen tegemoetkoming, terwijl leerlingen diezelfde opleiding volgen en zijn ingeschreven op een mbo-instelling, wel een studentenreisproduct ontvangen.

Eerdere verkenning reiskosten voor leerlingen praktijkonderwijs

In 2021 heeft het kabinet u geïnformeerd over de diverse manieren om voor leerlingen in het praktijkonderwijs die een entreeopleiding volgen, tegemoet te komen aan hun reiskosten.3 Uit deze verkenning bleek dat de meest doelmatige manier is om aanvullend budget beschikbaar te stellen aan de scholen. Maar aan deze optie kleven ook zeker nadelen, vooral aangaande de uitvoerbaarheid. In deze brief is daarnaast ook aangegeven dat een belangrijke voorwaarde voor het ontvangen van een tegemoetkoming in de reiskosten is dat de route van het volgen van entreeonderwijs binnen het praktijkonderwijs wettelijk geregeld is. Tot die tijd is het namelijk onduidelijk welke leerlingen deze route volgen. Ik schat in dat het om 1.300 leerlingen gaat die deze route volgen. Jaarlijks stromen er tussen de 6.000 en 7.000 leerlingen uit uit het praktijkonderwijs. Op basis van onderzoek van KBA Nijmegen4 volgt minder dan 20 procent daarvan een entreeopleiding. De verwachting is dat iets meer dan de helft van hen, circa 700 leerlingen, een vergoeding nodig heeft.5

Structureel budget beschikbaar vanaf 2026

Zoals toegezegd is de eerdere berekening uit 2021 herijkt. Op basis van die herijking is vanaf 2026 structureel € 1,0 miljoen beschikbaar om leerlingen uit het praktijkonderwijs die een entreeopleiding volgen, tegemoet te komen in hun reiskosten. De verwachting is namelijk dat het wetstraject dat de samenwerking tussen het praktijkonderwijs en het mbo formeel mogelijk maakt in dat schooljaar in werking treedt.

Dit biedt helaas nog geen uitkomst voor de jongeren die op dit moment een dergelijke route volgen. Het is dan ook positief dat er op verschillende plekken gemeentes zijn die hier wel werk van maken. Ik kan gemeentes weliswaar niet dwingen een dergelijke vergoeding aan te bieden, maar zal hen via de VNG aansporen dit op te pakken.

Opties voor een overbruggingsregeling voor 2024 en 2025

Mocht uw Kamer een overbruggingsregeling wensen, dan is voor de jaren 2024 en 2025 jaarlijks € 1,0 miljoen nodig. Wat betreft de invulling van een overbruggingsregeling zijn er twee opties.

1. Een subsidieregeling zonder voorwaarden

Het is een optie om een subsidieregeling op te stellen zonder voorwaarden. In dat geval moeten scholen voor praktijkonderwijs zelf de afweging maken welke leerlingen een tegemoetkoming in de reiskosten ontvangen. Dit zal voor scholen ingewikkeld worden in de uitvoering. In eerdere gesprekken hebben scholen aangegeven geen scheidsrechter te willen spelen, zonder een set voorwaarden aan wie de subsidie besteed mag worden. Om het risico te verkleinen, zal wanneer uw Kamer kiest voor deze optie in samenspraak en op basis van vertrouwen met de sector een handreiking worden opgesteld.

Bij deze optie bestaat de kans dat er ook een tegemoetkoming wordt verstrekt aan leerlingen op de school die geen entreeroute volgen, hoewel de middelen wel voor deze specifieke groep zijn bedoeld. Daarnaast zou het zonder strikte voorwaarden ook mogelijk zijn voor scholen om de middelen aan iets anders uit te keren dan een tegemoetkoming in reiskosten. Bij deze optie is er daarmee een risico dat de middelen niet doeltreffend worden besteed en niet bij de juiste doelgroep terecht komen.

2. Een subsidieregeling met voorwaarden

Het is ook een optie om de middelen beschikbaar te stellen via een subsidieregeling waarbij voorwaarden worden opgenomen over welke leerlingen de reiskostenvergoeding mogen ontvangen. Een dergelijke regeling heeft echter grote administratieve consequenties, zowel voor de scholen als voor de uitvoeringsorganisatie (DUS-I). Ondanks die grote administratieve last die dat teweeg brengt, kunnen scholen niet geheel bewijzen dat aan de voorwaarden voor de subsidie is voldaan, omdat momenteel door DUS-I of DUO niet kan worden vastgesteld welke leerlingen de route van een entreeopleiding via het praktijkonderwijs volgen. Ze staan immers formeel alleen ingeschreven op het praktijkonderwijs. OCW kan in dat geval niet goed controleren of aan de voorwaarden voor de subsidieregeling is voldaan door de scholen die de subsidie ontvangen. Dat betekent dat de verantwoording van de subsidieregeling niet voldoende kan worden gewaarborgd, wat leidt tot een onzekerheid wat betreft de rechtmatigheid.

Zoals u ziet kleven aan beide opties nadelen. Het is aan uw Kamer of de nadelen opwegen tegen de voordelen. Indien uw Kamer besluit om in een overbruggingsregeling te willen voorzien, en de hiervoor benodigde dekking regelt, lijkt optie één uitvoeringstechnisch het meest haalbaar. Hierbij stralen we tegelijkertijd vertrouwen uit richting de scholen en kan ik extra houvast geven door gezamenlijk met het veld een handreiking op te stellen. Daar tegenover staat optie 2 waarbij we onevenredig veel van de scholen vragen. Scholen moeten dan per leerling bijhouden welke leerling wel of geen recht heeft op de vergoeding. Bovendien is deze informatie voor OCW niet afdoende om zeker te weten dat de middelen rechtmatig besteed worden. Dit omdat de route niet geregistreerd kan worden bij DUO en er daarom niet gecontroleerd kan worden of het inderdaad over deze leerlingen gaat. Voor wat betreft de overgangsregeling geldt dat die niet meteen kan worden uitgevoerd, aangezien DUS-I als uitvoeringsorganisatie ook veel andere subsidieregelingen uitvoert. De druk op DUS-I, gecombineerd met het feit dat er een subsidieregeling zal moeten worden opgesteld, betekent dat een overgangsregeling in principe pas op z’n vroegst in het schooljaar 2024–2025 in kan gaan.

Daarnaast werk ik de komende periode verder aan het wetsvoorstel dat de route voor het volgen van de entreeopleiding binnen het praktijkonderwijs regelt. Zodra die route wettelijk geregeld is, is het zichtbaar in de systemen van DUO welke leerling deze route volgt en is deze groep leerlingen goed afgebakend. Dat betekent dat ik vanaf dat moment kan zorgen voor een goede tegemoetkoming in de reiskosten voor deze leerlingen. De voorbereidingen hierop pak ik de komende periode met betrokkenen in het veld op. U wordt hierover voor de zomer van 2024 weer geïnformeerd.

De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, M.L.J. Paul


X Noot
1

Dans en muziek

X Noot
2

Formeel is de opdracht van het praktijkonderwijs om jongeren voor te bereiden op het uitoefenen van functies op de arbeidsmarkt onder het niveau van de entreeopleiding. Het kabinet vindt het belangrijk om voor jongeren die baat hebben bij de omgeving van én begeleiding door het pro ook een wettelijke toegang tot een gehele of gedeeltelijke entreeopleiding in het pro te creëren, die in samenwerking met het mbo wordt vormgegeven.

X Noot
3

Kamerstukken II, Vergaderjaar 2020 – 2021, 31 289, nr. 474

X Noot
4

KBA Nijmegen, 2018 Doorstroom van praktijkonderwijs naar mbo. Studie naar cijfers, achtergronden en wettelijk kader.

X Noot
5

Dit percentage is een grove schatting en gelijkgetrokken met het aantal vavo-studenten (56%) dat naar een vavo-instelling buiten de eigen woongemeente gaat.

Naar boven