31 497 Passend onderwijs

Nr. 427 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR PRIMAIR EN VOORTGEZET ONDERWIJS

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 maart 2022

Op 4 november 2020 heb ik uw Kamer de brief Verbeteraanpak passend onderwijs en route naar inclusief onderwijs1 gestuurd, met daarin 25 maatregelen om passend onderwijs te verbeteren. Eén van deze maatregelen is het afbouwen van de reserves bij samenwerkingsverbanden, om er voor te zorgen dat het geld terecht komt waar het voor is bedoeld: bij de leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben. Meer eigen vermogen bij samenwerkingsverbanden dan noodzakelijk vind ik dan ook ongewenst. De maatregel is er daarmee op gericht om het (mogelijk) bovenmatig eigen vermogen van de samenwerkingsverbanden versneld af te bouwen. Met de maatregel kregen de samenwerkingsverbanden de opdracht om een gezamenlijk plan op te stellen om de bovenmatige eigen vermogens versneld af te bouwen. Als dit plan er niet zou komen of als de voortgang op dit plan achter zou blijven, was de consequentie altijd helder: een generieke korting op het budget van de samenwerkingsverbanden, eventueel met een onderscheid tussen po- en vo-samenwerkingsverbanden of gerichte interventies.

Er was tot op heden gelukkig geen aanleiding voor een dergelijke korting. Eerder is uw Kamer al geïnformeerd over het gezamenlijke plan van de samenwerkingsverbanden dat op 29 januari 2021 door mijn voorganger is ontvangen en goedgekeurd.2 In dit plan stellen de samenwerkingsverbanden gezamenlijk het doel om de bovenmatige reserves naar nul af te bouwen per 2022 met een beperkte uitloop in 2023. Op 5 oktober 2021 is de eerste monitor van het gezamenlijke plan met uw Kamer gedeeld.3 Uit die eerste monitor bleek dat samenwerkingsverbanden goed van start zijn gegaan met het afbouwen van het eigen vermogen.

Op 17 maart heb ik de tweede monitoringsrapportage ontvangen van het Netwerk Leidinggevenden Passend Onderwijs, de Sectorraad samenwerkingsverbanden voortgezet onderwijs, de PO-Raad en de VO-raad. Deze vier partijen spelen een goede, coördinerende rol in de uitvoering van deze maatregel. De tweede monitor, die ik u meestuur als bijlage bij deze brief4, laat twee belangrijke zaken zien: samenwerkingsverbanden zijn toegewijd aan het afbouwen van de reserves en de voortgang op de afbouw van het eigen vermogen gaat nog niet overal zo snel als verwacht.

Dat samenwerkingsverbanden zijn toegewijd aan het afbouwen van de reserves blijkt uit twee zaken. Ten eerste hebben alle samenwerkingsverbanden gehoor gegeven aan de uitvraag voor de monitoring. Een respons van 100% op uitvragen is bijzonder en toont de betrokkenheid van de samenwerkingsverbanden bij dit onderwerp. Ten tweede vind ik het goed om te zien dat het bovenmatig eigen vermogen in 2021 wederom is afgenomen. In 2021 is dit met € 41 miljoen (25%) afgenomen ten opzichte van 2020. Dat laat zien dat samenwerkingsverbanden er serieus werk van maken om de reserves af te bouwen en ervan doordrongen zijn dat het geld wat nu op de plank ligt ten goede moet komen aan de leerlingen die ondersteuning nodig hebben.

Helaas zie ik ook dat de reserves niet zo snel afgebouwd worden in 2021 als in de eerdere plannen het doel was, namelijk met € 63 miljoen (40%) ten opzichte van 2020. De feitelijke afbouw van € 41 miljoen is weliswaar bijna het dubbele van de afbouw in 2020, maar het is dus ongeveer € 22 miljoen minder dan in het gezamenlijke plan als doel is opgesteld. Ook zien we dat het verwachte (mogelijk) bovenmatig eigen vermogen dat in 2023 resteert iets is toegenomen ten opzichte van wat aanvankelijk was beoogd. Bij de eerste monitor was dit € 17 miljoen, nu is dat gestegen naar € 25 miljoen. In de monitor worden daarvoor enkele verklaringen gegeven, waarbij vooral de coronapandemie een belangrijke rol speelt. Zo is het budget van samenwerkingsverbanden vo tijdelijk opgehoogd in het kader van het Nationaal Programma Onderwijs (NPO) en zijn de mogelijkheden om budget doelmatig in te zetten beperkter gebleken dan aanvankelijk verwacht. Dat laatste komt mede doordat er veel mens- en denkkracht gericht was op het mogelijk maken van onderwijs in coronatijd en er daardoor minder of geen tijd bestond om de extra plannen van samenwerkingsverbanden uit te voeren.

Alles overwegende kies ik ervoor om voor nu geen generieke korting op het budget van samenwerkingsverbanden toe te passen. Ik zie dat er bij de samenwerkingsverbanden betrokkenheid is verder te werken aan de gestelde doelen en ik zie ook dat er het afgelopen jaar opnieuw een forse stap is gezet in het afbouwen van het eigen vermogen. Dit weegt voor mij op dit moment zwaarder dan de constatering dat het bovenmatige eigen vermogen niet zo snel wordt afgebouwd als aanvankelijk was gepland (25% in plaats van 40%). Wel wil ik heel duidelijk maken richting de samenwerkingsverbanden dat ik op dit vlak verbetering verwacht. Dit plan is er niet voor niets gekomen. Ik ga op korte termijn in gesprek met de eerder genoemde vier partijen over hoe de samenwerkingsverbanden weer op koers kunnen komen bij het verder afbouwen van de eigen vermogens. Op basis daarvan wil ik aanvullende concrete afspraken maken over deze afbouw.

Onderdeel van het gezamenlijke plan is dat de voortgang twee keer per jaar wordt gemonitord. De volgende monitor zal in het najaar van 2022 worden opgeleverd en zal ook met uw Kamer worden gedeeld. Daarbij zal ik ook de aanvullende afspraken die ik maak met de partijen delen. Indien de voortgang wederom achterblijft, is het zeer waarschijnlijk dat ik alsnog overga tot het toepassen van een generieke korting. Ik heb echter goede hoop dat in de stabielere coronaperiode waarin we ons nu begeven en met de getoonde inzet van de samenwerkingsverbanden de eerder gemaakte plannen om het geld te besteden aan de ondersteuning van leerlingen die dat nodig hebben, alsnog ten uitvoer kunnen worden gebracht.

Tot slot, ook bij andere onderwijsinstellingen zijn de reserves hoog, met name in het funderend onderwijs. Zoals ook eerder aan uw Kamer is gemeld, is er een wetsvoorstel in voorbereiding dat een wettelijke basis creëert voor handhavend optreden tegen bovenmatige reserves in het onderwijs bij individuele onderwijsinstellingen.5 Hieronder vallen ook de bovenmatige reserves van de samenwerkingsverbanden. De inspanningen zijn er op gericht dit wetsvoorstel dit voorjaar in consultatie te laten gaan.

De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, A.D. Wiersma


X Noot
1

Kamerstuk 31 497, nr. 371.

X Noot
2

Kamerstuk 31 497, nr. 395.

X Noot
3

Kamerstuk 31 497, nr. 418.

X Noot
4

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
5

Kamerstuk 35 925 VIII, nr. 11.

Naar boven