Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 december 2020
Tijdens het voortgezet schriftelijk overleg over de ondersteuning van zeer makkelijk
lerende of (hoog)begaafde kinderen in het onderwijs van 28 januari 2020 is de motie
van de leden Rudmer Heerema en Van Meenen over een passend onderwijsaanbod specifiek
voor hoogbegaafde kinderen aangenomen.1 Met de subsidieregeling Begaafde leerlingen in primair en voortgezet onderwijs2 heb ik uitvoering gegeven aan de motie. De motie verzoekt tevens om de Tweede Kamer
voor de zomer van 2020 over de uitvoering te informeren.
Vanwege de sluiting van scholen in het voorjaar van 2020 door COVID-19, zijn samenwerkingsverbanden
en scholen minder ver met de uitvoering van hun plannen dan verwacht. Ik heb u daarom
in mijn brief d.d. 10 juli 20203 toegezegd dat ik u in het najaar zal informeren over de voortgang aan de hand van
de eerste rapportage van het monitoringsonderzoek. De rapportage is inmiddels opgeleverd
en doe ik u hierbij toekomen.
Aan de subsidieregeling zijn twee onderzoeken gekoppeld. In het monitoronderzoek brengt
Oberon samen met de Universiteit Utrecht en het Centrum voor Begaafdheidsonderzoek
de besteding van subsidiemiddelen in kaart. Het monitoronderzoek loopt van 2019 tot
2023 en rapporteert jaarlijks in het najaar de bevindingen op basis van verschillende
bronnen. Onderliggend rapport beschrijft de resultaten van de eerste meting over 2019–20204.
Uit de analyse blijkt dat er grote verschillen zijn tussen de subsidieplannen. De
onderzoekers zien grote verschillen in de mate van uitwerking. Samenwerkingsverbanden
zijn daarnaast op verschillende momenten gestart met de uitvoer van de plannen. De
meeste samenwerkingsverbanden begonnen tussen augustus 2019 en januari 2020. Ondertussen
zijn bijna alle samenwerkingsverbanden gestart, maar dit betekent nog niet dat er
al overal activiteiten worden uitgevoerd. Zo is bijna een derde van de samenwerkingsverbanden
nog in de voorbereidende fase. Dit is ook de reden waarom sommige samenwerkingsverbanden
de activiteiten algemeen beschreven hebben (bijvoorbeeld professionalisering van personeel),
terwijl anderen de activiteiten al heel specifiek maken (bijvoorbeeld de ECHA8 opleiding
voor één docent per school). Ruim een derde van de samenwerkingsverbanden geeft aan
in de opstartende fase te zitten waarbij activiteiten binnenkort starten. Nog eens
een kleine een derde van de samenwerkingsverbanden geeft aan al bezig zijn met het
uitvoeren van activiteiten. Hoewel de activiteiten divers zijn, wil men in bijna alle
plannen de kennisdeling en professionalisering bevorderen door middel van een lerend
netwerk, werkgroep of intervisiegroep op het gebied van (hoog)begaafdheid. Ook cursussen,
opleidingen, en conferenties komen regelmatig voor. Deze activiteiten zijn vaak voor
meerdere doelgroepen zoals docenten, intern begeleiders, zorgcoördinatoren en hoogbegaafdheidsspecialisten.
De uitkomsten van de eerste meting van de monitor zijn door de onderzoekers vertaald
naar een factsheet. Deze wordt 18 december verspreid. Daarnaast heeft er op 3 december
een kennisdelingsbijeenkomst plaatsgevonden om de monitoruitkomsten te verspreiden
onder samenwerkingsverbanden.
Naast het monitoronderzoek vindt ook een afzonderlijk verdiepend onderzoek plaats
naar de impact en werkzame mechanismen van de activiteiten in het kader van de subsidie.
Het impactonderzoek wordt gezien de grootte van het onderzoek uitgevoerd door Radboud
Universiteit, Oberon, Kohnstamm Instituut, Universiteit Utrecht, SEO Economisch Onderzoek,
Maastricht University, CBO Talent Development, National Talent Centre of the Netherlands,
Expertisecentrum Nederlands en Fontys Hogescholen. Het onderzoek is in september 2020
gestart.
Volgend jaar is de rapportage met de resultaten van de tweede meting beschikbaar en
zullen de eerste resultaten van het impactonderzoek bekend zijn. Ik zal u dan van
een uitgebreidere inhoudelijke reactie voorzien.
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob